Toerisme 30 september 2000

Zie ook: Belgische mijn

Angst voor het zwarte gat

Door G. de Looze
„Het was smeerlapperij om in de schacht af te dalen.” Marcel, een oude mijnwerker, voelt weer de angst die hem bekroop nadat de deur van de liftkooi achter hem dichtsloeg. Op de verhalenzolder van wetenschappelijk avonturenpark Pass doet de geschiedenis van de Belgische mijnbouw de ronde. Ook tijdens een rondgang door de gebouwen van het mijnbouwbedrijf Bois-du-Luc leer je veel over mens en machine.

Het levensverhaal van Marcel maakt indruk. Enkele jongeren kijken geboeid naar het scherm waarop de ex-mijnwerker te zien is. „Mijn vader stuurde me naar de mijnen. Discussie was niet mogelijk. Tweeëntwintig jaar bracht ik er door. Soms werkten we meer dan duizend meter onder de grond. Intens warm was het daar. Het afdalen in de schacht gaf altijd angst. Alles wat mooi is –het daglicht, het groen, de zon– laat je achter. Je daalt af in een zwart gat en hoopt dat het goed gaat.”

Wat voor effect het werken in de mijn op zijn gezondheid had, weet Marcel niet. „Sommigen droegen een kapje tegen het stof. Volgens mijn vader was dat niet verstandig, omdat vooral het fijne, meest gevaarlijke, stof door zo'n kapje drong. Ach, –de oude mijnwerker toont het shagje dat hij rookt– dit is ongezonder. Onder de grond pruimden we. Er was zelfs een paard, waarvoor we altijd 50 gram pruimtabak meenamen.”

Kinderstraat
Het 60 meter hoge kabelrad van de voormalige mijn Le Crachet is al van verre te zien. Het stukje industrieel erfgoed –gelegen in het dorp Frameries in de Belgische provincie Henegouwen– wordt omsloten door het in mei geopende avonturenpark. Architect Jean Nouvel ontwierp de 210 meter lange loopbrug. Een wandeling door deze metaalkleurige buis brengt je in het hart van Pass. „We willen in ons park wetenschap voor iedereen toegankelijk maken, zodat bezoekers gaan begrijpen hoe de dingen in elkaar steken”, vertelt persvoorlichtster Françoise Lardenoey. „Wetenschap maakt immers deel van ons leven uit.”

Het aanbod bestaat uit verschillende onderdelen. In de Kinderstraat –begeleidende ouders mogen meedoen– kunnen kinderen een huis bouwen, in een garage werken, weerkaarten tekenen of surfen op internet. In de Machinezaal mag jong en oud onder meer naar boven proberen te fietsen en tegelijkertijd op een computerscherm een motor besturen.

Grenzen
Bezoekers maken er kennis met de anatomie van de mens. Seksualiteit is niet overgeslagen. „Sommigen zijn geshockeerd over de opzet van dit onderdeel”, weet de persvoorlichtster. Het is inderdaad de vraag of kinderen lastig moeten worden gevallen met het relaas over een onverzadigbare echtgenoot. In de Reuzentent loopt momenteel een tentoonstelling over sport. Binnenkort gaat binnenkort de tentoonstelling ”Geboren worden?” van start, waarin grenzen van de wetenschap aan de orde komen.

„Pass ligt op het terrein van een mijn, maar wil geen mijnmuseum zijn”, stelt Françoise Lardenoey. Toch maakt de Verhalenzolder de meeste indruk: beelden van mijnrampen, verhalen van Italiaanse immigranten voor wie het werk onder de grond een schokkende ervaring was en muziekgroepen die hielpen de ellende enigszins te vergeten.

Drie ex-mijnwerkers hielpen de herrie ondergronds te reconstrueren. Wij proberen deze oorverdovende herrie te ontlopen en realiseren ons tegelijkertijd dat mijnarbeiders die kans niet hadden.

Spiegels
Ook het Ecomusee Bois-du-Luc maakt de Belgische mijnbouw tastbaar. Bois-du-Luc, gelegen aan de rand van de stad Houdeng-Aimeries, is een dorp op zich. Tussen 1835 en 1920 ontstonden op het terrein arbeiderswoningen, een ziekenhuis, een kerk, een school en mijngebouwen. Het complex bleef behouden. De meeste gebouwen zijn inmiddels gerestaureerd.

Bezoekers maken eerst kennis met de bijgebouwen. Gewapend met een hoofdtelefoon met toelichting in het Nederlands, belanden we in het kantoor van de directeur. Hier zetelde dus de baas van een van de machtigste industriëlen van onze zuiderburen. Opvallend zijn de spiegels waarmee hij in de gaten kon houden wie er het gebouw binnenstapte. De witte mensenfiguur, die de telefoniste uitbeeldt, heeft het druk. „Meneer de onderwijzer wil de directeur spreken”. Een werknemer leunt verwachtingsvol over de balie van het lokettenkantoor, waar wekelijks de betaling plaatsvond.

Op 31 december 1959 viel het doek voor Bois-du-Luc. Er lijkt sinds de sluiting weinig te zijn veranderd: de verf bladdert van de muren, oude stopcontacten mochten blijven, vergeelde knopjes van de telefooncentrale werden gelukkig niet wit gepolijst. Twee katten brengen leven in de brouwerij. Ze zijn de regen ontvlucht en hebben in het ingenieursgebouw bezit van oude tekeningen genomen. In de schrijnwerkerswerkplaats is regelmatig een klompenmaker aan het werk. Hij probeert met een reuzenklomp het Guinness Book of Records te halen. Als we de mechanische werkplaats binnenstappen, slaat de hoofdmotor –die via een katrol de meeste machines aandreef– aan. Wie zich vroeger niet voor dit monotone geluid kon afsluiten, moet hier dol geworden zijn.

Brandwonden
Een bezoek aan het schachtgebouw is een onderdeel van het parcours, dat vanaf mei tot oktober toegankelijk is. De tentoonstelling in het fiere gebouw beschrijft een dag uit het leven van mijnopzichter Florent. Voorwerpen in vitrines en oude foto's onderstrepen de harde werkelijkheid van zijn bestaan. „Als ochtendploeg moesten we zoveel mogelijk kolen naar boven halen”, vertelt Florent. „We werden per kar betaald. Regelmatig kropen we op handen en voeten, omdat de ruimte maar 70 centimeter hoog was. Soms was er zoveel lawaai en stof, dat je elkaar nauwelijks kon zien en horen.”

In een ander expositieruimte lucht opa zijn hart tegenover een kleinkind. „Ik heb regelmatig ongelukken gezien: brandwonden, verbrijzelde ledematen, verstikking. Vaak was ik bang voor mijngasexplosies en voor instortingen, waardoor ik van de buitenwereld kon worden afgesloten.”