Toerisme 26 februari 2000

Museum in Waalwijk laat de ontwikkeling van schoeisel zien

Van dierenhuid tot schoenendoos

Door D. Gillissen
Schoenen van struisvogel- of krokodillenleer, goudleer gebruikt als behang van de welgestelden, een leren kameelzadel van de Noord-Afrikaanse Toearegs. Het Nederlands Leder- en Schoenenmuseum in Waalwijk bezit een interessante collectie schoenen en andere lederen voorwerpen. Vorige week werd een deel van de expositie na een grondige herstructurering feestelijk heropend. Daarnaast heeft het museum talloze oude machines tentoongesteld, zodat het proces van leerlooien tot het maken van een schoenendoos is te volgen.

Schoeisel bestaat al erg lang. Het is hard nodig als bescherming tegen koude, nattigheid, scherpe voorwerpen, giftige planten of beten van slangen. Grottekeningen tonen mensen die dierenhuiden of bont om hun voeten hebben gewikkeld. Wanneer de eerste schoen zoals wij die kennen opdook, is niet precies bekend.

Het Nederlands Leder- en Schoenenmuseum is ondergebracht in de voormalige schoenenfabriek van het kindermerk Pinocchio. In Waalwijk en omgeving, de zogenaamde Langstraat, is van oudsher de Nederlandse leder- en schoenenindustrie gevestigd. Het gebied tussen 's-Hertogenbosch en Geertruidenberg heet de Langstraat omdat het bestond uit een aantal dorpen die langs een lange straat lagen. De schoenenfabrieken kozen deze plaats omdat de grondstoffen voor het looien van nature in deze streek aanwezig zijn: stromend water, eikenschors als looistof en dierenhuiden.

Schoenenwinkeltjes
Een deel van de productiehal en kantoren van de uit 1965 daterende fabriek is volledig ingericht met alles wat met leer te maken heeft. Het tweede deel het museum bestaat uit een klein straatje met een schoenenwinkeltje, een kleine klompenmakerij en een fabriekje met tientallen machines voor het looien van huiden en het bewerken van leer.

De expositie begint met de historie van de Langstraat. Bij binnenkomst in de grote hal valt meteen het oog op het beeld van Crispinus, de beschermheilige van schoenmakers en leerlooiers. „Crispinus was ook de naam van het leerbewerkersgilde”, vertelt mevrouw K. Hehemann, die dit gedeelte van het museum opnieuw heeft ingericht. „De ambachtsliedenorganisatie was vooral een vrijetijdsvulling. Tegelijk fungeerde het als sociaal vangnet als er iets misging in het werk.”

Dat gebeurde namelijk nogal eens. Toen in de loop van de achttiende eeuw de leer- en schoenenhandel ontstond, werkten de meeste schoenmakers thuis. Ze maakten schoenen van het materiaal dat de patroon (schoenenbaas) leverde. De patroon kocht vervolgens de gemaakte schoenen op, om ze met forse winst door te verkopen. De schoenmakers werden door deze manier van werken steeds afhankelijker en ze konden dan ook flink in problemen komen als de patroon hen steeds meer uitbuitte.

Revolutie
Door de industriële revolutie verdween het thuiswerk meer en meer. Het stikwerk wordt echter tot op de dag van vandaag ook thuis verricht. Tijdens deze veranderingen vestigde Waalwijk definitief zijn naam als nationaal centrum op het gebied van schoenen en leer. In 1903 vond in de Brabantse stad de allereerste internationale tentoonstelling plaats van leer, schoenen en machines.

Na de beschrijving van de geschiedenis laat het museum de Nederlandse schoenen van vroeger tot nu zien. Daarnaast staan in de vitrines ook schoenen uit het buitenland: het Midden-Oosten, Japan, China, Afrika. Van over de hele wereld heeft het museum schoenen. Van elk exemplaar wordt de informatie vermeld op een bord. Uit Marokko komt bijvoorbeeld de zogenoemde ”raqsa”, een prachtige schoen, bestikt met goud en zilver. In de vitrine er tegenover staat een schoen uit het Nederland met een opvallend omhoog gekrulde neus. Hehemann: „Die neus is tijdens de kruistochten naar Nederland meegenomen. Vervolgens werden zulke schoenen tijdens de Middeleeuwen een enorme rage. Dat laat dus zien hoe verschillende culturen elkaar beïnvloeden.”

Het Nederlands Leder- en Schoenenmuseum heeft ook veel oud materiaal. „Het zijn bodemvondsten”, vertelt museumdirecteur W. Blok. „De vondsten zijn echter niet allemaal van zwart leer zoals op het eerste gezicht lijkt. De zwarte kleur ontstaat doordat de schoen zo lang in de grond heeft gelegen.” Om duidelijk te maken hoe de schoentjes er wel uitzagen, staat naast sommige oude exemplaren een replica.

Symbolisch
Lopend door het museum wordt het de bezoeker gauw duidelijk dat schoenen al snel een symbolische betekenis kregen. Maatschappelijke groepen onderscheidden zich door hun schoenen, die al vanaf de Middeleeuwen een afspiegeling van status en levensstandaard waren. Neem het yuppiekistje of de chopine. De laatste is een schoen met een 20 centimeter hoge zool, waarmee Italiaanse adellijke dames letterlijk uit de hoogte deden. Daarnaast staan er extravagante ontwerpen in de vitrine, zoals een vrouwenschoen van metaalgaas. Waarschijnlijk niet bedoeld als wandelschoen.

Een ander deel van de tentoonstelling is de goudleercollectie. Goudleer was in Nederland in de zeventiende en de achttiende eeuw een vorm van behang. Het basismateriaal is leer, waarop met kleine motiefstempels een scala van decoraties werd aangebracht. In het museum hangen prachtige stukken leerbehang die mooi zijn gerestaureerd.

Hehemann: „De naam goudleer is nogal bedrieglijk. Het is namelijk geen combinatie van leer met goud, maar van leer met zilver. Het geheel wordt afgewerkt met een vernis, waardoor de gouden kleur ontstaat. Zilverleer zou dus een betere benaming zijn.” Deze aparte toepassing van leer stamt uit Noord-Afrika en werd in de veertiende eeuw door de Moren in Spanje geïntroduceerd. Niet veel later veroverde het goudleer heel Europa.

Leer is een verrassend veelzijdig product, zo blijkt in het museum. Behalve dat het sterk, soepel en isolerend is, kunnen er allerlei vormen van worden gemaakt: geplooid, gespannen of in een vaste vorm gemodelleerd. Naast de toepassingen die we elke dag tegenkomen, bijvoorbeeld in tasjes, schoenen en meubels, is het dus ook bruikbaar bij muziekinstrumenten en kunstobjecten. Blok: „Het materiaal kent bovendien vele technische toepassingen, denk aan het kraanleertje.”

Struisvogelleer
In principe is de huid van elk dier te looien, vertelt de museumdirecteur. Hij wijst naar de huid van een grote krokodil die inclusief kop met kogelgat is vastgespijkerd aan de wand. „Krokodillenleer is nog wel redelijk bekend, maar neem nu dit lapje struisvogelleer, die schoen van paddenleer of deze slangenleren stropdas.” Dat is inderdaad weer eens wat anders dan altijd maar varkens- of runderleer.

Na deze tentoonstelling komt het tweede deel van het museum: de nagebouwde schoenenwinkeltjes en de opstelling van de tientallen machines. De apparaten staan in de ”Nederlandsche schoenenfabriek anno 1930”. Directeur Blok is ontzettend trots op zijn spullen. „Alle machines werken nog”, meldt hij, terwijl hij aan een hendel trekt waardoor een groot leerlooiapparaat zich in beweging zet. „Van het maken van het ontwerp van een schoen tot het nieten van een schoenendoosje. Het hele proces is met deze machines te volgen.”

Nederlands Leder- en Schoenenmuseum, Elzenweg 25, Waalwijk, 0416-33 27 38. Geopend: dinsdag tot vrijdag van 10.00 tot 17.00 en zaterdag van 12.00 tot 16.00.