Kerkelijk Leven 12 juli 1999

Een tijdloze preek van ds. Spurgeon over „Ik formeer het licht”

Als straks de zon verduisterd wordt

Door J. van 't Hul
HOUTEN – Duizenden eclipstoeristen zullen over vier weken, met het hoofd in de nek, de ogen bedekt met een speciale bril, staan te staren naar de verduistering van de zon. Precies 143 seconden lang lang zal de maan de zon een blinddoek voorhouden. Zonnefysici reizen naar plaatsen waar het allemaal goed te volgen is. In 1858 was er in Londen ook een zonsverduistering waarneembaar. Onder hen die toen stonden te kijken, met het hoofd in de nek, bevond zich ds. Spurgeon. Maar híj zag, met verlichte ogen, wat anders dan vele eclipsgangers op 11 augustus 1999.

Zondag 14 maart 1858. In de Royal Surrey Gardens Music Hall te Londen preekt de 24-jarige Charles Haddon Spurgeon. De enorme concertzaal met drie galerijen zit mudvol; tienduizend personen konden er best in. En die zaten er die morgen ook, zegt de geschiedschrijving. Spurgeon, tijdredenaar als hij was, greep de zonsverduistering, die een dag later zou plaatsvinden, aan voor een preek over Jesaja 45:7: „Ik formeer het licht, en schep de duisternis.” Omdat Spurgeon zijn preken geheel uitschreef, waarna ze werden gedrukt en verspreid, bleef ook deze (uit de serie ”The New Park Street Pulpit”) bewaard.

Dankzij een kiene gedachte van uitgeverij Den Hertog is de preek nu verkrijgbaar in een Nederlandse vertaling. Vanaf vandaag ligt Spurgeons boodschap ”De zon verduisterd” op het schap van de boekwinkel (37 blz.; ISBN 90 331 1405 4; ƒ 9,90).

Getuige
„We hopen morgen allemaal getuige te zijn”, zo begon de ”prins der predikers” zijn preek, „van een van de meest buitengewone verschijnselen in het universum: de verduistering van de zon. Het is waarschijnlijk dat honderden en duizenden mensen er zodanig door aangetrokken zullen worden, dat ze voor ten minste een paar uur de wetenschap van de astronomie zullen beoefenen. Ongetwijfeld zullen astronomen er een zo goed mogelijk gebruik van maken door het natuurverschijnsel op allerlei manieren onder onze aandacht te brengen, om onze belangstelling voor zon, maan en sterren aan te wakkeren. Ik hoef mij dan ook zeker niet te verontschuldigen als ik in verband met deze zonsverduistering uw aandacht vraag voor de godsdienst. Als er zelfs van de stenen prediking uitgaat, dan toch zeker van de zon; en als zelfs van ruisende beken sprake uitgaat, dan toch zeker van de zon die verduisterd wordt.”

Spurgeon schreef als thema boven zijn preek ”De zon die verduisterd wordt”. En hoewel de beproefde methode van de drie punten ook reeds in zijn tijd in onbruik was geraakt, verdeelde hij zijn preek in „ten eerste, ten tweede en ten derde”. Elders zegt Spurgeon dat hij doordrongen was van de noodzaak „om mijn onderwerpen in stevig toegemaakte pakjes uit elkaar te houden, omwonden met de draad van mijn rede. De mensen houden niet van preken waarin de onderwerpen door elkaar zijn gehaspeld en waarin ze de kop niet van de staart kunnen onderscheiden, omdat ze geen van beide hebben.”

Regering
Het „ten eerste, ten tweede en ten derde” in Spurgeons rede over de zon viel bepaald keurig op zijn plek: „Daar de Heere zowel de duisternis als het licht schept, wil ik deze morgen in mijn preek bij drie punten stilstaan: 1 Verduisteringen van allerlei aard maken deel uit van de manier waarop God de wereld regeert. 2 Daar God zowel de duisternis als het licht schept, zullen we zien dat we zonder enige twijfel de conclusie kunnen trekken dat Hij een bedoeling met de zonsverduistering heeft, zowel met de duisternis als met het licht. 3 Omdat alle dingen die God geschapen heeft, of die nu licht of duister zijn, voor ons een prediking inhouden, zullen we zien dat ongetwijfeld ook hiervan een prediking tot ons uitgaat.”

Vaardig schetst de predikant vervolgens verduisteringen in de natuur, verduisteringen in Gods voorzienigheid, van Zijn overvloed, van Gods gunst en verduisteringen in de genade. „Alle verduisteringen maken deel uit van Zijn grote plan en zijn daar onlosmakelijk mee verbonden. (...) De verduistering van uw geloof, de duisternis in uw geest, de verflauwing van uw hoop, al deze dingen maken deel uit van Gods plan, om u geschikt te maken voor de grote erfenis die u spoedig in bezit zult nemen. Deze beproevingen zijn slechts de golven die u op de rotsen zullen doen aanspoelen; zij zijn slechts de winden die uw schip des te sneller naar de begeerde haven zullen brengen.”

Nut
Op die bewuste zondagmorgen wist Spurgeon niet helder te vertellen wat de bedoeling van de hemel was met een zonsverduistering. Hij wist daartoe wel veel „genadige redenen” te bedenken, maar betwijfelde of ze van nut zouden zijn. Maar dat er iets bijzonders ging gebeuren, stond voor hem wel vast. Hij citeerde een vroegere godgeleerde die ooit gezegd moet hebben: Niemand kijkt ooit naar de zon dan alleen als die verduisterd wordt.

„Gisteren hebt u geen moment aan de zon gedacht”, zei Spurgeon. „Morgen zult u er allemaal naar kijken. Om naar de zon te kijken, zullen er stukjes berookt glas, telescopen en allerlei uitvindingen tot en met een emmer water toe gebruikt worden. Waarom kijkt u niet naar de zon als ze helder schijnt? Daar is niets interessants aan te zien, omdat het een heel gewoon verschijnsel is. Is het u wel eens opgevallen dat de wereld, als alles goed gaat, nooit aan God denkt? Mensen worden altijd godsdienstig als ze in moeilijkheden komen. (...) Als er niet nu en dan van die verduisteringen zouden plaatsgrijpen, zouden we God ongetwijfeld helemaal vergeten.”

Ernstig
De preek mondt uit in een hoogst ernstig slotwoord. Als de zon nu morgen eens echt uit zou doven? Als hij nu eens nooit meer zou gaan schijnen? „Let erop, zondaar, als u sterft, zult u een totale verduistering ervaren, hoe helder uw blijdschap nu ook is en hoe goed uw vooruitzichten nu ook zijn. Uw zon zal spoedig ondergaan en er zal een eeuwigdurende nacht aanbreken. (...) Heeft u er enig vermoeden van wat het betekent, toen de Heiland sprak over buitenste duisternis, waar geween en geknars van tanden zal zijn? (...) Het is een donkerte die zo dik is dat de hoop, die overal leeft, zelfs geen zwakke lichtstraal door zijn ondoordringbare duisternis kan schieten; het is een donkerte die zo dik is dat er geen kandelaar voor bestaat. Een verschrikking die dikker is dan de duisternis van Egypte.”

Helder separerend wijst Spurgeon erop dat Jezus Christus niet gekomen is om allen te behouden. Hij kwam om zondaren te redden. Wie te goed is, zegt hij, om een zondaar te zijn, zo iemand heeft geen deel aan het heil. Maar wie door God de Heilige Geest gebracht is op de school van vrije genade, waar de beloften Gods worden toegepast, die mag weten: „En uw zon zal nooit verduisterd worden, maar zal op aarde ondergaan, om dan in tienvoudige pracht in de hoogste hemel op te gaan, waar nooit meer sprake zal zijn van bewolking, een zonsondergang of een zonsverduistering.”