De Nieuwe Bijbelvertaling van 2002 11 december 1998

Participatie in Nieuwe Bijbelvertaling is hachelijke onderneming

Splijtzwam voor verscheurde gezindte

Door L.W. Wiltink
De Nieuwe Bijbelvertaling brengt vele pennen en tongen in beweging. Er gaat geen dag voorbij of er staat wel weer een positieve of negatieve reactie in de krant. Zelfs de burgermeester van Barneveld mocht voor de EO-radio zijn mening geven over het taalgebruik van de NBV.

Persoonlijk ben ik een groot liefhebber van de Statenvertaling. Ik ben ermee opgevoed en ermee vergroeid geraakt. Voor mijzelf is er dan ook geen noodzaak om tot een nieuwe vertaling te komen. Maar het staan in de onderwijspraktijk en het omgaan met jongeren leert mij dat we toch naar iets nieuws moeten. De kloof met de wereld om ons heen en met onze eigen jongeren wordt steeds groter. De wildgroei in bijbelgebruik neemt hand over hand toe. We mogen toch wel een Bijbel hebben in onze taal, en niet in de taal van onze voorouders van 350 jaar geleden? We moeten geen onnodige barrières opwerpen voor het verstaan van de Schrift. De Bijbel is door God ingegeven, maar een vertaling is niet heilig.

Geen oplossing lijkt mij in elk geval een eenvoudige woordjesrevisie (vergelijk Tukker: “ziek” in plaats van “krank”), en nog minder een Bijbel met achterin een Oudnederlands woordenboek zoals het GBS al sinds jaren uitgeeft. “En hij langde hem met een bete broods” mag toch wel in het gewoon Nederlands gezegd worden? De Bijbel is het waard om echt grondig vertaald te worden. Nu de eerste vertaalproeven van de NBV op de markt komen, barst natuurlijk gelijk de kritiek los. Begrijpelijk, maar ook terecht?

Volgens mij is het mogelijk om drie verschillende posities te onderscheiden, elk met hun eigen gevaren. In de eerste plaats kunnen we gewoon alles bij het oude houden. De Statenvertaling blijft ons uitgangspunt en we leren onze jongeren gewoon een beetje 17e-eeuws Nederlands (vergelijk de methoden voor het vak Nederlands in de brugklassen van het reformatorisch onderwijs). Dat is wel zo gemakkelijk. Wie kan ook op tegen zo'n college van eerbiedwaardige vertalers als Wallaeus c.s.? Maar we lopen dan wel enkele grote gevaren. We dreigen het bijbelcontact met de wereld te verliezen en ook het contact met een deel van onze jongere generaties. Kun je bijvoorbeeld de Statenvertaling bij een evangelisatieactie uitdelen, of nemen we dan (stiekem) een aangepaste versie? Bovendien zal er allerlei wildgroei ontstaan, en zullen allerlei groeperingen zich concentreren rond hun eigen vertaling. De een gebruikt thuis Het Boek en in de kerk de Statenvertaling. Een ander kiest voor de Nieuwe Vertaling en Groot Nieuws enz. De verwarring en desintegratie zal behoorlijk toenemen, en we zullen elkaar de maat gaan nemen op grond van de vertaling die we hanteren.

Ten tweede: we kunnen sympathiek staan tegenover de NBV en waar mogelijk participeren in dit brede vertaalproject. Dit is een risicovolle opstelling, want we weten nog beslist niet waar het naar toe zal gaan bij een aantal cruciale beslissingen bijvoorbeeld ten aanzien van de naam van God, het hoofdlettergebruik, welke persoonlijke voornaamwoorden we hanteren, of bijbelse kernbegrippen herkenbaar blijven, of het niet allemaal te vlakjes wordt. Er zijn geleerden uit de gereformeerde gezindte die, al dan niet enthousiast, zich toch niet onttrokken hebben aan de roep om te participeren in deze vertaalcommissie, met alle risico's van dien.

In de derde plaats: we kunnen als gereformeerde gezindte de handen ineenslaan en een eigen vertaling van de grond tillen. Dit laatste zou een zeer aantrekkelijke optie zijn, maar het vraagt van onze gezindte een geweldige geestelijke spankracht. Durven we nog over onze kerkmuren heen te stappen om eensgezind aan een vertaalproject te beginnen? Durven we in afhankelijkheid van God, in vertrouwen dit werk in handen te leggen van een groep vertalers? We hebben de mensen voorhanden en geld is in onze gezindte nog nooit een probleem geweest.

We missen alleen de gezaghebbende geestelijke 'zieners' die onze verdeelde kudde mee durven nemen naar een eventuele Gereformeerde Bijbel Vertaling (GBV). We missen misschien wel het geloof dat Gods Woord ook buiten de Statenvertaling zijn kracht zal doen. Of misschien is het wel alleen de angst om het oude vertrouwde los te laten dat ons onszelf zo doet vastklemmen aan die ene vertaling. Jammer dat we mensen als Paul, Fahner, Peels, Van der Louw, Bregman en noem ze maar op niet vruchtbaar kunnen maken voor een voor onze gezindte acceptabele vertaling.

Nu lijkt het mij ten slotte niet fair om allerlei kritiek op de NBV te uiten, terwijl we als gezindte niet in staat blijken te zijn, of niet de durf in huis hebben om tot een eigen vertaling te komen. Zolang we niet zelf met iets beter komen, maar vanwege de rust in ons kerkverband alles bij het oude laten, moeten we de NBV op zijn minst het voordeel van de twijfel geven. Anders is al onze kritiek toch maar “lucht en leegte”.

De auteur is directeur van een basisschool in Gouda