De Nieuwe Bijbelvertaling van 2002 12 januari 1998

C. Bregman bepleit grondige aanpak voormalige Tukker-editie

„Taalkloof is groter dan wij denken”

Door K. van der Zwaag
HENDRIK-IDO-AMBACHT – Een prachtige en bekende tekst, die uit Habakuk 2 vers 3: „Zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen”. Ik vroeg mijn catechisanten wat „vertoeft” was. Stilte. „Verbeid”? Stilte. „Gewisselijk”? Dat wisten wel enkelen, maar lang niet iedereen. Het was voor mij een schokkende ervaring, zo zegt neerlandicus C. Bregman uit Hendrik-Ido-Ambacht over een voorval van drie jaar geleden. „De taalkloof is veel groter dan we denken”.

Een pleidooi voor een nieuwe vertaling, die we dan een hernieuwde Statenvertaling zouden noemen is voor Bregman om verschillende redenen een brug te ver. De docent Nederlands aan het Wartburg College (locatie Guido de Brès) te Rotterdam denkt voorlopig zelf aan een herziening van de Tukker-editie, die in 1977 op de markt kwam, maar dan niet alleen met aanpassing van oude woorden maar ook van de zinsbouw.

Bregman heeft als ouderling van de gereformeerde gemeente te Hendrik-Ido-Ambacht dezelfde ervaring als dr. M. J. Paul en prof. dr. A. de Reuver. Alle drie hebben voor hun persoonlijke omgang met de Bijbel geen behoefte aan een andere vertaling. „Ik blijf aan mijn Statenvertaling gehecht. Het is voor mij het Woord van God geworden”. Bregman is goed op de hoogte van het zestiende- en zeventiende-eeuwse Nederlands en herschreef verschillende oudvaders. Toch ziet ook hij een toenemende kloof tussen de taal van de zeventiende-eeuwse Statenvertaling en die van deze tijd. „Die was er al in de jaren zeventig”, zegt hij. Hij maakte toen deel uit van de commissie-Tukker, die een herziening van de Statenvertaling totstandbracht.

Steeds vertalend
Het probleem met de huidige Statenvertaling is dat de lezer voortdurend aan het vertalen is, zegt Bregman. „Ik lees graag oude schrijvers, maar ik denk dat ze in de kerk niet te lezen zijn zonder ze te herschrijven. Er is een behoorlijk groot verschil tussen deze teksten en de huidige taal. De taal blijft altijd in ontwikkeling. Daar moeten we eerlijk in zijn. De Statenvertaling zoals wij die nu hebben, is weliswaar aangepast aan de huidige spelling, maar wat moet ik met een apart woordenboekje als hulp achterin? Ik wil wel een hulpboekje, maar dan in de vorm van kanttekeningen. Het is een tikkeltje merkwaardig, zoals ik onlangs hoorde, dat er gesproken werd van „kondgedaan” in plaats van verkondigd”.

Bregman erkent dat de kwestie van de commissie-Tukker heel gevoelig lag binnen zijn kerkverband, dit gezien de spanningsvolle relatie met de Gereformeerde Bijbelstichting. „Maar ik heb de indruk dat er voor een vernieuwde herziene editie van de Statenvertaling in de zin van de editie-Tukker wel een draagvlak kan zijn binnen mijn kerk. We moeten er toch wat aan doen, willen we het contact met de jongere generatie niet verliezen.

Er zijn ook gelukkig nog veel gezinnen in de gereformeerde gezindte waar heel serieus met het Woord van God wordt omgegaan. Daar is de behoefte aan een herziene of nieuwe vertaling veel minder groot. Maar in gezinnen waar weinig met de kinderen over de Bijbel gesproken wordt, is de realiteit helaas dat er vaak 'even' snel een hoofdstuk uit de Bijbel gelezen wordt, plichtmatig. Daarbij is de gewoonte van het meelezen door de andere gezinsleden ook nog weinig in gebruik, laat staan dat er over gesproken wordt. In de meer serieuze gezinnen, waar een actieve luisterhouding is en de wens leeft om Gods Woord te begrijpen, kan men echter vaak op problemen stuiten. Dan kan ik mij voorstellen dat er andere methodes worden gebruikt. Ik ken mensen die een andere vertaling bij de hand nemen om te kunnen begrijpen wat de Statenvertaling eigenlijk bedoelt te zeggen. Dat gebeurt uit een stukje nood. Je wilt immers begrijpen wat je leest”.

Eenvoudige revisie
Bregman pleit voor een eenvoudige revisie, in de zin van een grondige aanpak van het Tukker-project. Die aanpak ligt in het herzien van woorden en zinsbouw. „Het is een revisie, want het moet de Statenvertaling blijven. Ik zie niet de noodzaak in van een nieuwe vertaling, ook niet in de zin zoals de theologen dr. Paul en prof. De Reuver die bedoelen. De grote kerken zullen de nieuwe oecumenische vertaling nemen, en als de Gereformeerde Bond een variant ter rechterzijde kiest, zullen ook de andere kerken iets moeten doen. Want ook bij ons moet er wat gebeuren. Laten we dan verder gaan op de weg van Tukker”.

Met het zoeken naar equivalenten bedoelt Bregman overigens niet een gewone omgangstaal. „Het taalgebruik moet waardig blijven”. Tegelijkertijd waarschuwt hij ervoor dat de Statenvertaling te veel een sacraal en mysterieus karakter kan krijgen. „In die omgeving ben ik opgevoed. De Statenvertaling schijnt langzamerhand een aureool te hebben gekregen van onfeilbaarheid, zodat de vertaling onaantastbaar lijkt te zijn. Laten we niet vergeten dat het een vertaling en dus mensenwerk is”.

Cultuuromslag

Bregman erkent dat er bij de opgroeiende generatie een cultureel probleem speelt. „Er heeft een cultuuromslag plaatsgevonden. We leven in een sterk visuele beeldcultuur. Het lezen in het algemeen neemt sterk af. Mensen zijn steeds minder ingesteld op het lezen van een tekst. We moeten de Statenvertaling nu zeker herzien, maar ik denk dat zoiets om de 25 of 50 jaar moet gebeuren. We zullen met revisie nooit klaarkomen. Als ik nu naar de jongeren van deze tijd kijk, zie ik vaak toch een groot probleem. Natuurlijk moet ieder mens zich inspannen om de taal te begrijpen. Maar laten we eerlijk erkennen, dat ook de taal in ontwikkeling blijft”.

Er is op de Statenvertaling altijd wel kritiek uitgeoefend, vervolgt Bregman. „Maar tot op deze eeuw was er nooit een taalbarrière. Vanaf het begin van deze eeuw is de taalkloof alleen maar groter geworden. Ik zou het jammer vinden als men een eenvoudige revisie in de zin van de Tukker-editie als de zoveelste aanval op de Statenvertaling zou beschouwen. Ik kan me niet voorstellen dat de Heere Zijn Woord heeft willen geven in een taal die mensen niet begrijpen. Dat gold voor de tijd van het ontstaan van de Bijbel, dat gold voor de 17e eeuw en dat geldt zeker ook voor deze tijd”.