De Nieuwe Bijbelvertaling van 2002 10 januari 1998

Prof. De Reuver bepleit hernieuwde Statenvertaling

Begrijpelijke taal voor iedereen

Door K. van der Zwaag
DELFT – De Statenvertaling is volgens de hervormde predikant dr. M. J. Paul dringend aan revisie toe. Prof. dr. A. de Reuver onderschrijft volledig de oproep die deze predikant gisteren deed tijdens de predikantencontio van de Gereformeerde Bond om te komen tot een verantwoorde vertaling die niet ver van de Statenvertaling afstaat. Die zou vooral nodig zijn voor die groepen in en buiten de kerk die het 17e-eeuws niet meer machtig zijn.

Prof. De Reuver stelde gisteren ter vergadering dat de gereformeerde gezindte tot een keus moet komen. Hij staat dan ook geheel achter het idee om een commissie in te stellen om een en ander te onderzoeken. „Die commissie komt er, daarvan ben ik vrijwel zeker”.

De Utrechtse hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond, die behalve theologie ook Nederlands heeft gestudeerd, heeft in zijn ambtelijke praktijk dezelfde ervaring opgedaan als dr. Paul. „Het maakt heel veel uit of we te doen hebben met jonge mensen, ook trouwens ouderen, die intensief met de Statenvertaling in aanraking zijn gekomen, dan wel met mensen die aan de rand van de kerk verkeren en niet de taal van de Statenvertaling hebben leren verstaan. Die zouden eerst een cursus 17e-eeuws Nederlands moeten krijgen. Dat is een oneigenlijke drempel”.

Doordacht
Dr. Paul neemt een voorzichtig en doordacht standpunt in, zegt prof. De Reuver. Het gaat ten diepste om een herziene vertaling, die begrijpelijk is voor de jonge generatie. „Deze nieuwe vertaling is niet zozeer noodzakelijk voor de predikanten, als wel voor de meeste gemeenteleden, die de grondtalen niet beheersen en dus op een vertaling aangewezen zijn. Dr. Paul zegt niet zelf om een nieuwe vertaling verlegen te zijn. Ik ook niet. Ik ben van kindsbeen af met de Statenvertaling opgegroeid en ermee vergroeid. Mijn preektaal en geloofsbeleving voltrekken zich in de bewoordingen van de Statenvertaling. Ze is voor mij meer dan een taalmonument. Zij is de bemiddeling waardoor ik de Heere heb leren kennen en met Hem mag omgaan.

Ook de beste vertaling kan overigens de eigenlijke drempel niet wegnemen. Dat het Evangelie een dwaasheid is voor de individuele mens, is een kloof die alleen God kan overbruggen. Maar nu behaagt het God de Heilige Geest om daarbij gebruik te maken van menselijke taal. Die taal is van oorsprong het Hebreeuws en het Grieks. Het is naar mijn overtuiging de opdracht van de kerk om deze grondtalen zo getrouw mogelijk weer te geven in de taal die in onze tijd valt te verstaan. Het blijkt dat voor velen de Statenvertaling onnodige vervreemding werkt. Het gevaar is dan dat mensen uit onze kring naar ondeugdelijke alternatieven gaan grijpen, zoals Het Boek.

We moeten nuchter constateren dat er maar één versie canoniek is, en dat is de grondtaal. Dan staat men voor de keuze: of je leert iedereen Hebreeuws en Grieks, wat in de reformatietijd wel eens geoppperd is maar natuurlijk niet haalbaar was. Of je gaat vertalen. Maar dan wel met de intentie van de statenvertalers. Dat betekent dat je eerbiedig en zorgvuldig recht doet aan de brontaal, maar ook met grote fijngevoeligheid zoekt naar de weergave in de zogeheten doeltaal, in dit geval het Nederlands.

Wie de Statenvertaling werkelijk hoogacht, zal beide uitgangspunten gestand moeten doen. Ik kan me dan ook niet voorstellen dat de statenvertalers zouden goedkeuren dat er met hun vertaling gedweept zou worden. Zo'n canonisatie riekt naar Rome. Als hun vertaling niet meer begrijpelijk is, zou ook volgens hen herziening noodzakelijk zijn. De statenvertalers gingen ervan uit dat iedereen in zijn eigen taal de grote daden Gods zou horen. Zij beoogden geen archaïsche geheimtaal, maar streefden ernaar dat het geheimenis van Gods geboden en beloften zo helder mogelijk zou worden gehoord”.

Commissie
In aansluiting op dr. Paul, bepleit prof. De Reuver het in het leven roepen van een commissie die deze hele problematiek en de gevoeligheid daaromtrent onderzoekt. De commissie zou niet alleen moeten bestaan uit leden van de Gereformeerde Bond, maar ook mensen uit andere kerken en bijbelgetrouwe bewegingen moeten tellen. „We moeten zoeken naar een zo breed mogelijk draagvlak, van mensen die aan twee voorwaarden voldoen: ze moeten eerbied hebben voor Gods Woord, maar ook taalkundig ter zake zijn en haarfijn aanvoelen hoe de bijbeltekst in hedendaags Nederlands is weer te geven zonder de grondtaal onrecht te doen. Vertalen blijft een spanningsvol ondernemen: enerzijds je afhankelijk weten van de Heere, anderzijds gebruikmaken van de eigen expertise en van de deskundigheid van andere wetenschappers. Ook de statenvertalers deden hun winst met de inzichten van joodse en rooms-katholieke exegeten, zonder dat ze hun geloofsovertuiging deelden”.

Prof. De Reuver vindt het ook correct dat een commissie eerst de beschikbare proefvertalingen van de Nieuwe Bijbelvertaling 2002 (van het Nederlands Bijbelgenootschap en de Katholieke Bijbelstichting) zou moeten toetsen. Samen met dr. Paul geeft hij deze vertaling nog het voordeel van de twijfel. Er is op dit moment nog weinig van te zeggen, maar prof. De Reuver heeft de indruk dat de vertaalteams doordacht en gewetensvol te werk gaan. „Het hangt van de uitkomst af of er een hernieuwde Statenvertaling zou moeten komen of een aan de eigen kring aangepaste versie van de toekomstige nieuwe vertaling”.

Heel veel waard
De Utrechtse hoogleraar kan zich helemaal in de hartenkreet van dr. Paul vinden. „Het moet ons veel waard zijn om in deze tijd een bijbelvertaling te brengen die ook leesbaar is voor de mensen aan de rand of daarbuiten. Ik weet dat een aantal mensen geen behoefte heeft aan een herziene vertaling. Ik weet óók dat er een categorie is die volstaat met een voortdurende uitleg van verouderd woordgebruik. Maar dat blijven lapmiddelen, die over tien of twintig jaar niet toereikend zijn.”

Overigens zou ook iemand als dr. H. F. Kohlbrugge een herziene Statenvertaling goedkeuren, denkt prof. De Reuver. „Kohlbrugge gebruikte gewoonlijk de Luthervertaling, en dat zegt op zich al veel. Luther hanteerde andere methoden dan de statenvertalers, die zo concordant mogelijk vertaalden. Luther ging naar de man op straat en vroeg: Hoe zeg jij dat? Hij was gespitst op de ontvangende taal. Kohlbrugge volstond overigens niet met deze vertaling en ging de preekstoel op met een eigen werkvertaling, zozeer had hij zich verdiept in de grondtekst. En daar preekte hij uit!

De kwestie van een zorgvuldige en verstaanbare vertaling van de Schrift dient ons allen na aan het hart liggen. Want ook vandaag gaat het om hetzelfde verlangen dat de statenvertalers bezielde: dat verloren mensen de heilzame stem des Heeren zullen vernemen in hun eigen taal”.