Reizen 2000 14 januari 2000

Cultuurkern 2000 Avignon in Middeleeuwen verafschuwd

Stad van negen pausen
en een halve brug

Door Tineke Goudriaan
Het riool van de wereld, noemde Petrarca de stad Avignon onaardig genoeg. De Zuid-Franse stad zou vuil en ongerieflijk zijn, de wind afschuwelijk, de bouw armzalig. Maar de dichtende Italiaan leeft al lang niet meer en het Babylon aan de Rhône, ofwel de Provençaalse pausenstad met haar strakblauwe luchten, heet tot het eind van dit jaar ”Europese cultuurstad 2000”.

De protestant die zich in het hart van Avignon bevindt, begeeft zich in het hol van de leeuw. Romes stiefkinderen hebben zich ooit over de zonnige stad ontfermd. En met resultaat. Niet dat een weeë wierookgeur de atmosfeer vult of dat er slechts priesterlijke gewaden voorbijschuifelen. Het zit 'm vooral in de sporen die de negen pausen van Avignon hebben achtergelaten. Het is vooral hun 'verdienste' dat de mediterrane stad zich dit jaar culturele hoofdstad van Europa mag noemen.

Je kunt niet om het pauselijke paleis (Palais des Papes) heen, hét dominante gebouw van de Rhônestad, dat oprijst als een rots. Overal in de stad is het enorme, indrukwekkende bouwwerk te zien. Alle straten van de oude stadskern lopen uit op het volumineuze paleisplein, dat op een zomerdag brandpunt van de zon lijkt te zijn. In de schaduw van het paleis, dat meer weg heeft van een grimmig fort dan van een pauselijke residentie, geeft een violist een staaltje van zijn kunnen ten beste. Een welkome onderhouding voor wie zich op een van de bankjes op het plein nestelt. In Avignon doet ieder niet alleen op het warmst van de dag liefst rustig aan. Of verzamelt men misschien moed voor de ontmoeting met het Palais des Papes?

Moord
Avignons kerkvorsten hebben een indruk nagelaten die de karaktervolste kruiden van de streek in kracht overtreft. Toch hebben de paapse gezagsdragers hun hielen al lang geleden uit Avignon gelicht. Meer dan vijfenhalve eeuw geleden trokken de pausen zich uit de Provençaalse stad terug. In 1417 had Avignon ruim honderd jaar een 'opvolger' van de apostel Petrus geherbergd, een gouden eeuw voor de stad. Zonder die serie middeleeuwse 'Roomse' leiders die Rome lieten voor wat het was, zou Avignon Avignon niet zijn en zouden alle andere steden en stadjes in de streek méér dan alleen een plaatsje in zijn schaduw hebben gekregen: het mediterrane universiteitsstadje Aix-en-Provence, het zogenaamde hart van de Provence Arles, zijn zusje St.-Rémy, Orange.

Avignon dankt zijn status aan Clemens V. Hij zette in 1309 een Babylonische ballingschap van pausen van zeventig jaar in gang door zich niet in Rome maar in Avignon te vestigen. De Fransoos voelde niets voor de door partijtwisten verdeelde Italiaanse hoofdstad. Toen hij na enig rondtrekken Avignon als residentie koos, wist hij zich uiteraard door Filips de Schone van Frankrijk gesteund. De Provençaalse stad viel nog onder koning Karel van Anjou van Napels –terwijl het aangrenzende graafschap Venaissin al sinds 1274 aan de pausen hoorde– maar in 1348 veranderde dat. Clemens VI kocht Avignon van koningin Johanna, de gravin van de provincie. Diep in de buidel hoefde hij niet te tasten; Clemens schonk haar in ruil vergeving voor de moord op haar echtgenoot.

Hoewel iedereen wist: ze horen hier niet, maakten de pausen weinig aanstalten om weer te vertrekken. Een serie opvolgers trad in de voetstappen van Clemens V. Zeven pausen maakten tussen 1309 en 1376 van Avignon een nieuw Rome: Clemens V, Johannes XXII, Benedictus XII, Clemens VI, Innocentius VI, Urbanus V en Gregorius IX. Het resideren in de Provençaalse stad had natuurlijk zijn prijs; de ballingschapspausen lieten zich driekwart eeuw in hun macht inperken door het Franse koningshuis.

Neerbuigend
Van diverse kanten werd op de pausen druk uitgeoefend om toch vooral naar Rome terug te keren. De verbannen Florentijn Petrarca (1304-'74), lang burger van Avignon, was een fel voorstander van een Rome-return. Hij kende Avignon als het riool van de wereld. Inderdaad keerde Gregorius XI in 1367 de stad definitief de rug toe en reisde af naar Rome.

Daarmee was Avignon nog niet uit het pauselijk vizier verdwenen, want tegenover de paus van Rome kozen de Franse kardinalen een antipaus, die zich weer in Avignon vestigde. Clemens VII en Benedictus VIII maakten gedurende het grote westerse schisma –tussen 1378 en 1417– de Rhônestad weer tot pausenplaats. Frankrijk, Spanje en Noord-Italië steunden de zogenaamde tegenpausen, die niet voorkomen in de officiële reeks van ”heilige vaders”.

Al beschouwde Italië Avignon neerbuigend als een soort buitenverblijf van het Lateraan, toch bezorgde de luisterrijke residentie van de pausen de stad een volwassen status, eentje die tot vandaag duurt. Het „nieuwe Rome” beleefde een absolute bloeitijd en kreeg buitengewone betekenis, niet alleen wat betreft de kerkelijke belangen, maar ook in de handel.

Avignon, tot die tijd 'gewoon' oversteekplaats aan de Rhône, werd ineens het centrum van de turbulente middeleeuwse politiek. Tot aan de Franse Revolutie bepaalde de kerkelijke staat de gang van zaken in de stad, die middelpunt van geleerden en kunstenaars was geworden. Het inwonertal groeide sterk van het begin van de veertiende eeuw tot aan het uitbreken van de pestepidemie van 1348: van ruim 5000 tot 30.000 mensen. Zelfs de Zwarte Dood bracht geen noemenswaardige daling van de bevolking teweeg. Anno 2000 telt de stad 100.000 inwoners.

Onzeker
Staand op de Place du Palais, kun je duidelijk aanvoelen hoe de pausen zich in Avignon moeten hebben gevoeld: onzeker en gevangene in hun paleis. Het 'hol van de leeuw', dat begin deze eeuw is gerestaureerd, lijkt nog steeds meer een vesting dan een paleis. Noemde de kroniekschrijver Froissart het pauselijke paleis het „mooiste en machtigste huis ter wereld”, velen herkennen eerder de uitspraak van Prosper Mérimée, die vond dat het gebouw „meer de citadel van een oosters tiran dan het woonhuis van Gods plaatsvervanger” leek.

Veel vriendelijker oogt het Petit Palais, het palazzo aan de smalle kant van het paleisplein. Het gebouw met zijn renaissancefaçade was ooit de residentie van de aartsbisschop van Avignon, maar biedt nu als museum een goede verzameling Italiaanse schilderijen uit de dertiende tot de zestiende eeuw, romaanse en gotische beeldhouwwerken en schilderijen van de school van Avignon.

Niet alleen de buitenkant, ook de binnenkant van het Petit Palais met zijn sierlijke fresco's en zwierige plafonds contrasteert met het oude paleis. Betreed je de 'vesting' met haar oppervlakte van maar liefst anderhalve hectare, dan blijken achter de dikke muren met schietgaten en de van kantelen voorziene wachttorens verscheidene binnenplaatsen schuil te gaan. Reusachtige zalen met onafzienbare rijen achter elkaar liggende kamers grenzen aan de gangen zonder eind.

Verdwalen in het uitgebreide labyrint is onontkoombaar. Al heeft het bouwwerk in de vorige eeuw een tijdlang als gevangenis gefungeerd, de voetstappen van de pausen klinken na. In de ”consistoire” op de begane grond van het ”palais vieux” (1334-'42) beraadslaagde de paus met zijn kardinalen. ”La grande audience” en ”la petite audience” op de begane grond van het veel rijker versierde Palais Nouveau (1342 -'52) gaven plaats aan de pauselijke rechtbank. Daarboven ligt de enorme Chapelle Clémentine, waar de kardinalen tijdens het conclaaf (pauskeuze) de mis horen.

Vogelkooi
De wanden van de slaapkamer en de kleurig beschilderde balkenzoldering moeten de paus een gerieflijk idee hebben gegeven. Zouden de druk beschilderde muren puur decoratief zijn of pauselijke dierenliefde weerspiegelen? Of wijst de geschilderde vogelkooi in de hoek met het open deurtje naar de ziel van de gelovige, gevangen in een lichaam? Een verstandige vader zal zich gewend hebben tot het grote slaapkamerraam met zijn fraaie zicht over de stad. In elk geval kan het feit dat er nu zeker 50.000 paar nieuwsgierige ogen jaarlijks de pauselijke slaapkamer opnemen de kerkleiders niet meer hinderen.

Hoe de toestanden van de curie in het Babylon aan de Rhône zijn geweest, kan geen zaal beter illustreren dan de ”grand tinel”, de vroegere eetzaal op de bovenverdieping van het oude paleis. De immense ruimte is niet minder dan 10 meter breed en 48 meter lang. Door de oogharen zie je de hoge heren genieten van het goede der aarde. De tijd dat de pausen zich in Avignon gevangenen in hun paleis voelden, heeft niet lang geduurd. De vrome vaders voelden zich meer en meer thuis.

Paus Clemens VI bijvoorbeeld organiseerde graag bruisende feesten en wedstrijden. De kleine stad aan de grote Rhône moet een feestzaal zijn geweest, waar een wirwar van kleurige vaandels en guirlandes, processies en toernooien elkaar afwisselden. Was er geen bal aan het hof, dan was er wel een bij een van de kardinalen. Het heeft er gekrioeld van potsenmakers en muzikanten, beerdansers en vlamvreters, van schilders, dichters en architecten.

Naast het uiterlijk van de stad en de harde wind, had Petrarca met gemak andere argumenten kunnen bedenken. In het vrolijke Avignon gebeurden de gruwelijkste dingen. Van enige vreemdelingschap was aan het eind van de residentieperiode van de pausen zeker geen sprake meer. Omkoopbaarheid vierde hoogtij. Niet alleen kerkelijke ambten, maar alle denkbare privileges werden verkocht. Gregorius XI zei bij vertrek uit de stad: „Toen wij zeventig jaar geleden naar Avignon kwamen, waren er vier huizen van plezier in deze stad, namelijk bij de noord-, zuid-, oost- en westpoort. Eén ding hebben we tenminste bereikt: tegenwoordig is er nog maar één bordeel en dat strekt zich uit van de noord- tot aan de zuidpoort!”

Sur le pont
Hoe de pausen en kardinalen Avignon ook hebben gestempeld en Avignon tot Avignon hebben gemaakt, toch verliezen de eerbiedwaardigen het van de brug van Avignon als zij een wedstrijdje in bekendheid zouden moeten doen. De Pont d'Avignon, die maar weinig brug is, komt Europeanen het eerst in gedachten als het over de stad gaat. En dat dankzij een liedje dat neuzelt over het dansen op de brug:

Sur le pont d'Avignon
l'on y danse,
l'on y danse.
Sur le pont d'Avignon
l'on y danse
tous en rond...

Tot genoegen van filmende Japanners gaan de stramme benen van een grijze Fransoos op de brug van de vloer. Hij doet zijn pet er bij af. De man zingt de 'nieuwe' versie van het liedje, want „sur le pont” moet eigenlijk „sous le pont” zijn: in vroeger tijden danste je niet op maar onder de brug, op een nu verdwenen eiland rond de middelste steunpilaar. Sinds het bouwwerk midden in de Rhône ophoudt, kun je natuurlijk ook zonder gevaar óp de stenen van de ruïne dansen.

Schaapherder
Het Avignese pausdom kan ook in ouderdom niet tegen de leeftijd van de Pont d'Avignon op. Die voert terug tot de twaalfde eeuw, toen een jonge schaapherder Bénézet volgens de overlevering een stem uit de hemel hoorde die hem opdroeg een brug te bouwen. Hij tilde een enorme steen op en droeg hem naar de plaats waar de brug diende te komen. In een recordtijd van acht jaar was de bouw met hulp van vrijwilligers van de Broederschap van de Brug afgerond. Op een van de pijlers bouwden de mannen een kapelletje: de Chapelle Saint-Nicolas.

De kruistocht tegen de Albigenzen in de dertiende eeuw was desastreus voor de Pont Saint-Bénézet. Al werd hij verwoest, in 1237 was de wederopbouw –weer van hout– klaar. De stenen uitvoering van nu dateert uit de vijftiende eeuw. Tot 1700 is hij in gebruik geweest; toen werd de stroming van de Rhône zo sterk en de waterstand zo hoog, dat er voortdurend hele stukken brug werden weggeslagen. Het restaureren werd opgegeven; van de oorspronkelijke 22 bogen zijn er maar drie over.

De Pont is een perfecte plaats om de allure van het Babylon aan de Rhône op te nemen: links de Engelse tuinen op de geboorteplaats van de stad, daarnaast het veertiende-eeuwse aartsbisschoppelijke paleis, de twaalfde-eeuwse romaanse kathedraal Notre-Dame-des-Doms, dan de al-dominante stenen triomf van de tegenpausen, een klokkentoren als overblijfsel van het paleis van de kardinaal en natuurlijk de oude stadsmuren, zeldzame bewaarselen uit de veertiende eeuw.

Ballonverkoper
Aan de andere kant torent de vestinghoogbouw van Filips de Schone. In dit stadsdeel, Villeneuve-les-Avignon, vonden kardinalen ruimte om hun ”livrées” te bouwen, hun residenties. De wantrouwige koning Johan de Goede en Karel V bouwden naast Filips vestingtoren nog het Fort St.-Andrée, om zo de Pont in de gaten te kunnen houden. In het fort staat een kleine abdij, die echter privé-bezit is. De clerus liet lichtere architectuur na, zoals de Chartreuse du Val de Bénédiction, die de moeite waard is.

Voorbij de gebouwen in het 'echte' Avignon weet je dat het op de Place de l'Horloge –in de Romeinse tijd het forum– met z'n eettentjes op alle uren van de dag krioelt van mensen: onder de bomen de eet- en drinklustigen, iets verder de goochelaars, miniatuurschilders, ballonverkopers en pantomimespelers. Het plein zal zeker deze zomer, nu Avignon een van de negen Europese cultuursteden van het jaar is, bruisen van activiteit.

Aan de verkeersvrije Place Crillon, weer verder, staan de Ancienne Comédie en het Hôtel d'Europe met zijn door platanen overschaduwde binnentuin – een goed voorbeeld van de levensstijl die de heren uit de zeventiende eeuw zich aanmaten. Voorbij de voormalige Comédie voeren steegjes naar de rue Joseph Vernet. Het stuk van de stad ademt elegantie en is met zijn boetiekjes en bistro's in de zomerzon een drukkende overrompeling. Tussen de rue Vernet en de rue de la République ligt een stukje van de oude stad.

De Petrarca van de twintigste eeuw kan zijn negatieve mening niet gestand doen. Toegegeven, het kan er waaien en een verblijf van een, twee dagen is lang genoeg. Maar zelfs wie heel hard zoekt, kan niet volhouden dat de Provençaalse stad anno 2000 vuil en ongeriefelijk, de wind afschuwelijk en de bouw armzalig is. Avignon is niet uit armoede tot Europese cultuurstad van 2000 uitverkoren. Het is een historierijke, (ooit) roomse, zuidelijk-zonnige variant naast de acht andere steden die zich dit jaar culturele hoofdstad van Europa mogen noemen.

Meer informatie over Avignon: Maison de la France, 0900-1122332 (ƒ 1 p/m)/website: www.maisondelafrance.nl (zie ook: www.avignon-tourisme.com)