Reizen 2000 14 januari 2000

Wales hoeft zich voor eigenzinnige eilandjes niet te generen

”Smotyn harddwch”,
schoonheidspukkels

Door W. H. Smith
Schotland koestert de desolate Shetlands en onder Engeland bungelen Jersey en Guernsey. Weinigen weten dat ook het prinsdom Wales een aantal steenklompen in zee heeft, die zelfs bezocht mogen worden. De eigenzinnige eilandjes voegen aan het Welsh woordenboek een nieuw begrip toe: Smotyn harddwch. Schoonheidspukkels.

De landweg loopt dood in St. Martin's Haven en mijn voornemen om Skomer Island te bezoeken leidt schipbreuk. Hoewel de lucht strakblauw is en de zon fijn schijnt, vaart de ”Dale Princess” vandaag niet uit. De wind waait uit een ongunstige hoek, zodat deze speldenprik op een steenworp afstand niet veilig betreden kan worden.

Een wandeling langs de groene rotskust van het Pembrokeshire Coast National Park is een alternatief en allesbehalve een straf. De zanderige inhammen en de overweldigend steile kliffen betalen weliswaar de tol van een meedogenloos beukende zee, maar ze vormen een fascinerend schouwspel. Het milde oceaanklimaat houdt de kust vorstvrij, waar vooral de flora van profiteert. De brem groeit in ieder geval uitbundig.

Het Scandinavisch klinkende Skomer verraadt dat Vikingen het eiland in de 9e eeuw als uitvalsbasis gebruikten. Dat geldt ook voor het nabijgelegen Skokholm en Grasholm. Op het drietal zijn nu zeevogels heer en meester. Een medewerker van de Dyfed Wildlife Trust noemt noordse pijlstormvogels, drieteenmeeuwen, alken en een kolonie van 30.000 paar jan-van-genten. Hij vertelt ook dat er op Skomer een exclusieve variant van de rosse woelmuis is te vinden.

Gatenkaas
Ramsey Island, niet ver van St. Davids, zal vanaf het water worden verkend. Ffion Sion van Voyages of Discovery helpt me bij het reddingsbotenhuis in zijn oranje rubberboot. Als iedereen is voorzien van een zwemvest, laat hij 134 pk brullen en dansen twaalf mensen met een gang van 33 kilometer per uur over de golven.

Evenals Skomer is Ramsey een natuurreservaat, waar duizenden konijnen gatenkaas van hebben gemaakt. Boeren fokten in de 14e eeuw de beestjes naar hartelust, omdat het vlees in de smaak viel. Ze verloren echter alle greep op de voortplanting van deze grasmaaiertjes, waardoor een heuse plaag ontstond. Een deel van het eiland heet overigens nog steeds ”Congrwn”, Welsh voor konijn. De meeste Wollepluisjes hebben een grijs vachtje. Hier en daar huppelt een zwarte.

Witte poepsporen wijzen op het feit dat duizenden zeevogels hier onder de hoede van de Britse vogelbescherming zijn. Dat wil niet zeggen dat het leven op Ramsey van een leien dakje gaat. De nesten (of wat daar voor doorgaat) zijn als zeepokken tegen de steile rotsen 'geplakt'. Tot vreugde van vogelaars zien de gevederde vrienden kans in de spleten en richels ook nog een eitje te leggen. Een zwarte steenkraai vertoont in de lucht acrobatische kunsten. Pronkend met zijn mandarijnkleurige snavel en poten.

De wind maakt ondertussen van hoofden ragebollen. De opkomende vloed zorgt voor huizenhoge golven. Het vergt wat van de stuurmanskunst van de schipper om de dreigende schuimkoppen te omzeilen. Hij besluit terug te keren. Het gevecht met het getij heeft zijn grenzen. De opvarenden zijn dik tevreden. De koddige papegaaiduikers lieten weliswaar verstek gaan, maar tientallen robben staken hun glimmende koppen boven het groenblauwe water. Tussen augustus en november zullen ze weer jongen werpen op de stille zandstrandjes.

Klein Engeland
Caldey Island (Ynys u Pyr in het Welsh) heeft vast ook konijnen, maar is vooral bekend om zijn monniken. Het weer is dusdanig dat een vissersbootje vanuit Tenby wel naar het eiland koerst. Een tripje van twintig minuten. De veerdienst voor voetpassagiers, gerund door lokale vissers, blijkt een idee van broeder Thomas. Wie naar de monniken wil, moet afrekenen bij de witte tractor. Drijvende vlonders leiden naar een pruttelende schuit.

Tenby is overigens een alleraardigst kuststadje. De pastelkleurige huizen en de 13e-eeuwse fortruïne trekken elk jaar massa's toeristen. De badplaats –klein Engeland in Wales– heeft bovendien twee prachtige zandstranden. In St. Julian's Street is het mogelijk via een pittoresk straatje af te dalen naar Castle Hill. Boven op de heuvel genieten we op een bankje van het uitzicht. Slechts 50 meter van dit kuststation verwijderd ligt het kleine St. Catherine's Island, dat bij eb te voet bereikbaar is. In de jaren zestig bivakkeerden op het lilliputeiland zelfs apen en leeuwen. Een dierentuin op uitgerekend zo'n plek, dat móét een zooitje geweest zijn!

De kust lijkt zo veel op die van Normandië, dat hier in 1944 op grote schaal werd geoefend voor D-day. Er is sprake van een flinke deining, maar als de boeg richting Caldey draait, komt de boot dwars op de golven te liggen en rolt hij zwaar kreunend door diepe dalen. Eén passagier krijgt een plens water tegen zijn achterwerk. Droog, maar met zilte lippen, stap ik op de kleine landingspier van Priory Bay.

Parfum
Het eiland is sinds de 6e eeuw al een religieuze nederzetting. Caldey schat ik net zo groot als Texel. Als je niet van het pad afwijkt, mag je er een poosje neuzen. Vrouwen zijn tegenwoordig welkom, maar mogen geen stap in het klooster zetten. Benedictijnen bouwden het Italiaans ogende onderkomen. Een bezoek aan de abdijkerk van Our Lady and St. Samson, beschermheilige van het eiland, is wel toegestaan. Een elftal stokoude cisterciënzer monniken woont de dienst bij.

Brother Gabriel, met bril en in bruin habijt, wimpelt vriendelijk brandende vragen af. „Ik wil niet in de belangstelling staan. Alleen God verdient alle eer.” Daniël van Zandvoort, de huidige abt, zal ons ongetwijfeld te woord willen staan. De Nederlander, die negen jaar aan het hoofd van de kloostergemeenschap staat, blijkt echter onvindbaar.

's Morgens kwart over drie laten de broeders hun wekker rinkelen. Een kwartier later zijn ze in gebed. De monniken brengen de dag niet door met uitsluitend bidden. Ook het ”labora” vraagt hun aandacht. Ze verbouwen gerst en maken van de melk van Jersey-koeien heerlijk roomijs en repen chocolade. Caldey geniet echter vooral faam vanwege de fabricage van zoetgeurende parfum. Het schijnt dat de meeste bloemen daarvoor worden geïmporteerd, omdat het eiland niet aan de vraag kan voldoen. Een postorderbedrijf verstuurt de flesjes over de hele wereld. Als de steekbrem in volle bloei staat, plukken de geestelijken echter zelf ook de bloempjes.

In het minidorp is een postkantoor (en museum), waar sinds 1973 speciale zegels over de toonbank gaan. Elke brief die het eiland verlaat, wordt normaal gefrankeerd en krijgt „om de kosten van vervoer naar het vasteland te overbruggen” bovendien een zegel van enkele ”dabs” opgeplakt. De dab was in het verleden een favoriete vis rond de kust van Tenby. Vanaf het postkantoor voert een weg naar de vuurtoren, het spierwitte toppunt van Caldey. Zestig meter beneden mij blaft een dartele zeehond schor.

Radioboodschap
Flatholm Island, 5 mijl van de hoofdstad Cardiff, gaat aan onze neus voorbij. Nu is er geen sprake van een windvlaag die de oceaangolven uit de verkeerde hoek doet rollen. „Te weinig water om te varen”, luidt het excuus. Daarmee is de kans verkeken om ”slow worms”, blauwgespikkelde hazelwormen, te ontdekken. Of de Allium ampeloprasum, de wilde prei.

De platte pannenkoek van 500 meter doorsnee in het Bristolkanaal had zeker vroeger strategische waarde. Vier enorme kanonnen bevestigen dat. Flatholm was ook een uitstekende quarantaineplek voor zeebonken met exotische ziekten. In 1884 'kampeerden' drie choleralijders er in een tentje. Twee jaar later diende echter een boerderij als ziekenhuis. Om het groeiende aantal patiënten te kunnen herbergen, werd in 1896 een nieuw cholerahospitaal gebouwd. Het pand, dat talloze besmette tobbers huisvestte, staat nu op de monumentenlijst van Wales.

Guglielmo Marconi zette Flatholm echter op de wereldkaart. „Are you ready?” vroeg hij in mei 1897 aan George Kemp en William Preece, die zich 9 mijl verderop, op Lavernack Point, hadden genesteld. Bijzonder was dat beide assistenten als eersten de draadloze radioboodschap van de Italiaanse natuurkundige hoorden. „Het idee was zo simpel... dat ik maar moeilijk kon geloven dat niemand anders eraan gedacht had het in praktijk te brengen.” De wereld was inderdaad klaar voor Marconi's uitvinding en babbelt sindsdien zonder ophouden in de ether. De legendarische ”morse slip” ligt nu in het indrukwekkende National Museum of Wales. Als stil bewijs.

Gelukkig hebben de eilandjes van het prinsdom ook een zwijgplicht.

Meer informatie over Wales: Brits Toeristenbureau, 020-6890002/website: www.visitbritain.com