Waarden en normen 16 oktober 1999

Stil gebed als beste protest

Door K. van der Zwaag
Een leesbare brief van Christus zijn in je directe omgeving. Dat is volgens ds. L. H. Oosten het beste antwoord op de regeringsvoorstellen die christelijk Nederland deze zomer hebben opgeschrikt. Luidruchtige protestacties zijn af te keuren. De houding van het gebed is nodig. Maar niet alleen in de kerk. „Ik bespeur zo weinig het biddende leven in de huisgezinnen. Men vraagt wel om in de kerk voor alles te bidden, en dat is juist natuurlijk, maar wat gebeurt er vervolgens thuis? Worden de noden van land en volk ook daar opgedragen?”

Ds. Oosten, hervormd predikant in St. Anthoniepolder, vindt dat het Reformatorisch Dagblad een belangrijke taak heeft. Als voorzitter van de Stichting Reformatorische Publicatie (SRP), de oprichtingsstichting van het RD, heeft hij er altijd voor gepleit dat de krant niet alleen gericht mag zijn op het eigen christelijke volksdeel, maar ook een boodschap heeft voor het gehele volk. „Ook een krant dient dus een leesbare brief te zijn.”

In het algemeen is ds. Oosten niet positief over het getuigenis dat van de gereformeerde gezindte uitgaat. „Ik constateer een toenemende wereldgelijkvormigheid in de kerk, een oprukkend kerkisme en verzwakking van het getuigenis door de kerkelijke verscheurdheid. Kortom, het getuigenis in handel en wandel staat steeds meer onder druk.”

Niet luidruchtig
Ds. Oosten is er tegen om als individuele personen luidruchtig te reageren op de voorstellen van het paarse kabinet. „Het is primair de taak van de vertegenwoordigers van de politieke constellaties en de kerkelijke ambten, die ons als christelijke gemeente vertegenwoordigen, om onze bezwaren kenbaar te maken aan de overheid. Ik heb er altijd moeite mee dat particuliere en individuele personen over allerlei ontwikkelingen zichzelf willen laten horen. Ik bespeur daarin toch de geest van het autonome denken. We willen immers allemaal wat te zeggen hebben – die gedachte zit erachter. Ik zeg niet dat het niet mag, maar ik ben beducht voor de geest achter acties met spandoeken en demonstraties.”

De regering heeft gelegenheid gegeven om te reageren, dus mogen we die ook benutten, zo vindt de predikant. „Ik heb deze week van mijn catechisanten in Numansdorp een handtekeningenlijst gekregen en heb zelf ook getekend. Daar heb ik niet direct bezwaar tegen. Maar ik ben toch meer voor het bewandelen van wettelijke wegen en de ambtelijke kanalen. Daarin moet onze kracht gelegen zijn.”

Geestelijk verzet
Ds. Oosten wil vooral het geestelijk verzet in de 'binnenkamer' benadrukken. „Als ik op huisbezoek kom, vraag ik altijd naar het gemeenschappelijke gebed en het gezamenlijk lezen van de Schrift. Gezinnen liggen zo vaak uit elkaar door de verschillende werk- en schooltijden. Wat komt er terecht van de huisgodsdienst en waar worden de noden van land en volk nog in gezinsverband voor Gods aangezicht gebracht?”

Het is volgens hem vooral de levenshouding van de christen die moet uitstralen naar de wereld. „Iemand heeft eens gezegd: 's Zondags zie ik de kerk vol met mensen, maar 's maandags zie ik ze niet meer. We zijn dan kennelijk ondergegaan in de wereld en niet meer herkenbaar. Veel christenen leven naar de normen van de wereld. Wat voor kracht is er dan nog te verwachten? Waar blijft dan de leesbare brief?”

Volgens ds. Oosten is de wereldgelijkvormigheid „enorm doorgedrongen” in de kerk. Dat is voor hem een van de belangrijkste redenen dat christenen geen leesbare brieven meer in de wereld zijn. Hij wijst daarbij vooral op kleding en haardracht. „Bijvoorbeeld die hele en halve afgeknipte haren bij de vrouwen en de meisjes. Die dingen mogen best wel eens gezegd worden.”

Hij haast zich te zeggen dat hij ook „wettische vormelijkheid” verfoeit. „Genoeg hebben aan een stipte buitenkant waar het wezen ontbreekt, dat is een vroomheid die misselijk maakt. Ook de vormelijkheid verzwakt het getuigenis naar de wereld toe. Je komt soms kinderen tegen die opgegroeid zijn in een gezin waarin alleen centraal stond: dit mag niet en dat mag niet, maar waar nooit over de dienst des Heeren gesproken wordt. Dat is ook afschuwelijk.”

Verscheurdheid
De hervormde predikant betreurt het dat de kerken door hun verscheurdheid niet in staat zijn om één landelijke biddag te houden. „Nu zie je al jaren dat er op verschillende data bid- en dankdagen gehouden worden. Waarom niet één gezamenlijke dag? Als men dan op die dag geen predikant heeft, laat men dan een preek lezen. Nu kom je soms opeens op een doordeweekse dag voor een dichte deur van een winkel: wegens biddag gesloten. Of je loopt ineens tussen de kerkgangers. Dan blijkt er ergens bid- of dankdag te zijn. Dat is een teken van verdeeldheid die niet zou mogen. Vooral in deze tijd is een nationale bidstond des temeer nodig.”

Hij wijst op de collectie biddagbrieven bijeengebracht door N. C. Kist. „Dat kan in deze tijd niet meer”, erkent de predikant, „ omdat we een andere, zogenaamd neutrale overheid hebben, maar ook vanuit de kerk is het helaas onmogelijk. Als je spreekt over een nationale bidstond, wie zou die dan moeten uitroepen? Als je een biddag vanwege de nood der tijden uitroept, moet je dat ook samen doen, anders verzwak je het getuigenis.”

Vrijmoedigheid
Een levend getuigenis is heel wat anders dan protest. Ds. Oosten heeft wel respect voor de vrijmoedigheid van evangelischen om getuigenis van hun geloof te geven, maar het gevaar daarvan in de praktijk is dat het zo opdringerig is dat het juist afkeer wekt. Getuigenis kan dan averechts werken, temeer omdat de klankbodem voor een getuigenis steeds minder wordt.

„Ik merk dat tijdens het bezoek in ziekenhuizen. In Dordrecht weet men nog wel van de opvattingen van de Bijbel en de kerk omdat er in die stad veel kerkelijke mensen wonen. Maar in Rotterdam is de kloof tussen kerk en wereld zo groot dat men er niets meer van begrijpt. Dan is het vooral van belang hoe je met die mensen over de belangrijkste dingen van het leven spreekt. Je probeert gewetensvol met die mensen om te gaan en te vragen hoe zij tegenover het sterven staan. Dan kom je soms tot de verrassende ontdekking dat rooms-katholieke mensen nog meer van een dominee willen weten dan van hun pastoor. De dominee spreekt nog over de Bijbel, zegt men dan. Ik denk dat we dat veel meer moeten doen.”

Kerk te veel besloten
De kerk heeft meer de neiging om zich aan de wereld aan te passen dan getuigend in de wereld te staan. Getuigenis in handel en wandel blijft dan achterwege, zo is ds. Oosten overtuigd. „Ik heb de indruk dat de kerk van tegenwoordig te veel in de beslotenheid blijft hangen. We benadrukken vaak onze identiteit in plaats van te beseffen dat we ook iets uit te dragen hebben naar de wereld.”

Het zit vaak in de kleine dingen waar we bedacht op moeten zijn, zegt de predikant. „We hebben pas monumentendag gehad, waarop heel wat mensen, ook uit Rotterdam, onze kerk bezocht hebben. Ze vinden het prachtig, zo'n oud gebouw. Maar dan zie je ook hoe ontstellend groot de onwetendheid over de kerk is. We overwegen nu een folder samen te stellen waarin ook iets over de boodschap van de kerk in staat. Dat is een poging om iets uit te dragen.”

Kerkisme neemt toe
Ds. Oosten heeft de indruk dat het kerkisme de laatste jaren toeneemt. „Toen ik jong was, groeide ik op in een omgeving met weinig kerkisme. Maar sinds ik bij het RD betrokken raakte en midden in het kerkelijk leven sta, stuit ik er steeds meer op. Twisten en onenigheden lijken zich te vermenigvuldigen. Ik heb de indruk dat men er vandaag steeds meer op uit is om zich als denominatie te handhaven.

Ik heb vaak meegemaakt dat in de beoefening van het geestelijk leven met elkaar juist de kerkmuren wegvielen. Dat laatste merk ik steeds minder. Als mensen ineens bemerken dat je van die of die kerk bent, is het afgelopen met de wederzijdse herkenning. Het is dan slechts de eigen identiteit die men wil bewaken. Ik heb mij altijd op het standpunt gesteld dat geestelijke verbondenheid geen verwijdering tussen kerken hoeft te brengen. Integendeel, dat is de ware oecumene, met die mensen wil ik samen op weg.”

Ds. Oosten vindt het verheugend dat er onder jongeren een behoefte groeit aan authentiek geestelijk leven. Ook jongeren zijn soms leesbare brieven. „De Heere werkt zeker onder jongeren. Dat merk ik ook in mijn gemeente. Er straalt iets van uit. Mensen die buiten of naast de kerk leven, voelen aan of iets echt is of niet. Dat heeft weer alles te maken met die leesbare brief die we voor de buitenwereld moeten zijn.”

Niet beter
De diepste nood van land en volk moet vooral in de kerk beleefd worden. „Als er meer van de kerk naar het volk zou uitstralen, dan zou het ook meer doorwerken naar de overheid. We mogen dus nooit de houding beoefenen van: Wij zijn beter dan de anderen. De nood der tijden wekt ons juist op om te zeggen: Wij en onze vaderen, wij hebben gezondigd. De profeten in het Oude Testament konden striemen met hun woorden, maar zij stonden nooit verheven boven het volk. Zo moeten wij ook niet boven volk en vorstenhuis staan, maar samen buigen onder het oordeel.

Ik blijf daarbij de kracht niet in de massa zoeken, maar in het eenvoudige getuigenis. Woord en daad? Ik gebruik liever de woorden getuigenis en leven. Daad lijkt zo veel op: we moeten iets doen. Verootmoedigingsdiensten zijn goed, maar we moeten ze ook niet te veel organiseren. Ze moeten geboren worden. Je kunt circulaires over allerlei bijeenkomsten rondsturen, maar als het niet leeft, dan baat het ook niet. Terug naar de Bron, in gebed en gezamenlijke verootmoediging, dat is de enige weg die onder inwachting van Gods zegen zal baten.”