Waarden en normen 16 oktober 1999

Vier christenouders over het doorgeven van waarden en normen

Hard fietsen op een hoge dijk

Door J. Reijnoudt en G. Wolvers
De buitenkant is vaak mooi. „Uitstekend”, roept menigeen op de vraag hoe het met het gezin gaat. De binnenkant van het christelijk gezinsleven zou er wel eens minder fraai uit kunnen zien. Vier ouders, een christelijke gereformeerde en een oud gereformeerde moeder, een evangelische en een hervormd-gereformeerde vader, praten met elkaar over de manier waarop zij waarden en normen in de opvoeding proberen door te geven.

Vroeger leek het simpel. Vader ging naar het werk, en las 's avonds de krant, moeder deed het huishouden en stopte tegenover pa de sokken, de kinderen gingen naar school en lagen vroeg op bed. In de meeste gezinnen is dit beeld inmiddels ingrijpend veranderd. De vraag dringt zich op of opvoeden tegenwoordig moeilijker is dan vroeger.

Mevrouw Flier: „Vroeger was alles vanzelfsprekender. Tegenwoordig komt er zo veel op de kinderen af. Toen een van mijn zoons in Utrecht ging werken, zeiden ze daar: Ga toch op kamers wonen. Ze wilden hem van ons gezin losweken. Dat is toen niet gebeurd. Over deze dingen moet je praten. Ik word vermoeider van het praten dan van het werken.”

Mevrouw Muller: „Er zijn tegenwoordig binnen de kerken nogal wat verschillen in opvattingen. Het maakt nogal uit of je tv hebt en hoe je omgaat met andere media, zoals internet. De kinderen komen thuis met nieuws over echtscheidingen. Over al deze zaken moet je als ouders zelf een mening vormen.”

Van 't Zelfde: „Christelijke gezinnen laten zich misschien te veel leiden door het perfectheidsideaal. We moeten echter erkennen dat de opvoeding niet perfect is. We proberen het steeds opnieuw, maar maken elke dag brokken. Deze erkenning is geen gelatenheid, maar een handreiking.”

Buwalda: „Tegenwoordig is er veel meer en ook snellere informatie dan vroeger. Je hebt nu de GSM-generatie, jongeren van 14 die al een mobieltje hebben. Deze verschuiving is een bedreiging: het leidt tot een gestreste samenleving. De positieve kant is dat het gigantische kansen biedt zich bezig te houden met wat speelt in de samenleving.”

Mevrouw Flier: „Met een GSM hoeven ze bij ons niet aan te komen. Een zoon had zo'n ding gekocht omdat hij verkering had gekregen. De GSM ging de kast in. Je valt van het een in het ander en het is niet nodig, hebben we gezegd. Daar ging hij mee akkoord. Boeken met vloeken gaan de container in. Ik heb een hekel aan lichte kleren. Een zoon ging eens naar school met een witte broek. Daar had ik de hele dag last van. Uiteindelijk heb ik met zijn instemming de broek geverfd.”

Buwalda: „Dit valt helemaal buiten mijn belevingswereld. Ik begrijp de argumenten niet.”

Mevrouw Flier: „Onze kinderen hebben ook geen grote printen op hun kleren. Dat is iets van de tijdgeest. Ze moeten er netjes bij lopen. Ik weet wel, het zit niet in de kleren. Maar ze zijn gedoopt. Daarom willen wij ze niet voor de wereld opvoeden.”

Buwalda: „Bij de overdracht van waarden en normen is mijn invliegroute: Welke hartslag zit erachter? Heb ik een levende relatie met de opgestane Heere Jezus? Kinderen spiegelen zich daaraan. Normen zijn voor mij de verpakking. Het maakt voor mij niet uit of mijn kinderen met een spijkerbroek in de kerk zitten. Maar wel of ze daar met een verlangen zitten om God te ontmoeten.”

Van 't Zelfde: „Ik zit tussen de opvattingen van Buwalda en mevrouw Flier in. Door de doop maken kinderen onderdeel uit van Gods verbond. Ze mogen een schaapje van de Goede Herder zijn, maar dat is niet vanzelfsprekend. Ze zijn onderweg en moeten zoeken de bijbelse weg van het geloof te gaan. Dat sluit niet uit dat de tien geboden ook gelden voor het gezinsleven.”

Vrijetijdsbesteding
Een heikel onderwerp in reformatorische kring is de vraag hoe oudere kinderen de zaterdagavond doorbrengen. Keus genoeg: refo-cafés, jeugdverenigingen, gewone cafés, bezinningsavonden, discotheken, open jeugdwerk, en o ja: ook nog de huiskamer. Hoe gaat dit bij de familie Flier?

„De zaterdagavond is bij ons nooit een probleem geweest. Eén keer per maand gaan ze naar een bezinningsavond. Ons uitgangspunt daarbij is: halfelf thuis. Dan spelen ze nog een poosje orgel, citer of fluit, we bereiden ons voor op de zondag en we kunnen op tijd naar bed.”

Buwalda: „Ik wil graag de gehele vrijetijdsbesteding erbij betrekken. Doen onze kinderen mee aan de carrièrerace? Hebben ze het druk met school en met allerlei baantjes? Er is meer dan dat. Ik vind het belangrijk dat de kinderen hun talenten gebruiken. Ze zitten op gitaar- en pianoles. Dat komt ook in de kerk van pas. We stimuleren ze mee te doen aan weekenden van de EO. De gemeente heeft een jeugdhonk, waar ze in het weekend terechtkunnen. Ze gaan ook wel eens naar het evangelisch café in Apeldoorn. Daar wordt geen alcohol geschonken. En de muziek? Allerlei soorten gospel.”

Mevrouw Muller: „Onze computer staat in de huiskamer. Niet dat ik dat altijd doe, maar dan kan ik controleren waar de kinderen mee bezig zijn en hoe lang ze ermee bezig zijn. We bieden ze ook muziekles aan. Ik vind het belangrijk dat onze kinderen niet meedoen aan de jacht van de maatschappij. In Zeist racen kinderen nogal eens van de hockey- naar de tennisclub. Er blijft dan nauwelijks vrijetijd over.”

Van 't Zelfde: „Een jongere die zaterdagavond gezellig thuis is, is maar een enkeling. Als we de kerkelijke jongeren die naar de disco gingen een tientje moesten geven, waren we veel tientjes kwijt. In het weekend willen ze uit.

Met de oudste twee hebben we een aantal intensieve gesprekken gehad. Zij zijn een keer naar Rotterdam gegaan om de film over de Titanic te zien. We hebben wel tv, maar de bioscoop vinden we een brug te ver. Ik houd niet van het misbruik van de tekst: „Onderzoek alle dingen en behoud het goede.” Zo werkt het niet. Bovendien kunnen ze tijdens het uitgaan worden geconfronteerd met Meindert Tjoelker-achtige omstandigheden. Dat kun je met een gedoopt voorhoofd niet meemaken. Het is die avond laat geworden, er vielen pittige woorden. Het is zaaien met tranen, waar Psalm 126 over spreekt. Het doorslaggevende argument was: „Ik weet langs welke randjes je gaat lopen.”

Pa en ma kunnen hun kinderen niet aan de tafelpoot vastbinden. Het is daarom belangrijk dat de kerk alternatieven aanbiedt. Onze kinderen gaan op zaterdagavond vaak naar kerkelijk jeugdwerk.”

Nieuw leven
Prof. Velema merkte onlangs tijdens een bezinningsbijeenkomst op de indruk te hebben dat soms in christelijke kringen met weinig respect wordt gesproken over het leven. Hoe wordt in uw gezin gereageerd als in een gezin bijvoorbeeld het achtste kind wordt verwacht?
Van 't Zelfde: „De jongsten komen wel eens thuis met de mededeling: De moeder van Pietje krijgt weer een babytje. Zij reageren redelijk positief. De ouderen hebben wel zoiets van: Alweer? Bij ons was nieuw leven altijd zeer welkom. Voor de huidige begrippen hebben wij een groot gezin. Je ziet mensen wel eens onze kinderen tellen. Maar daar hebben we geen problemen mee of geen schaamtegevoel over.”

Mevrouw Muller: „Kinderen vinden een groot gezin altijd gezellig. Zelf heb ik zeven broers en zussen. Die vinden ons klein gezin maar een beetje zielig”, lacht ze.

Buwalda: „Ze kijken bij ons wel een beetje vreemd als iemand tien kinderen heeft. Daar stellen ze vragen bij. Wij hebben vier kinderen. Ons dubbele rijkeluisgezin –eerst twee zonen, dan twee dochters– is vol. Ik heb respect voor anderen die daar anders over denken. Ik merk bij de kinderen wel altijd zorg voor de moeder.”

Mevrouw Flier, verbaasd: „Zorg voor de moeder? Mag ik u vragen wat u met het gegeven doet: Ga heen en vermenigvuldig u? Natuurlijk moet de man met verstand bij zijn vrouw wonen. Maar er staat toch ook dat de vrucht des buiks een beloning des Heeren is?”

Buwalda: „Je moet hierover samen met je vrouw tot God bidden. Verder moet je kijken naar wat de vrouw aankan.”

Mevrouw Flier: „Ik zie kinderen als een zegen. Elk kind dat moet komen, komt ook. Dat betekent natuurlijk niet dat maar je raak moet leven. Ik liet de kinderen altijd voelen als ik in verwachting was. Onze kinderen hebben veel aan elkaar en lossen soms problemen die wij niet kunnen oplossen, met elkaar op. En 't is een voorrecht dat je 't aankunt. Ze gaan nooit de deur uit zonder gedag te zeggen. De oudste komt elke zaterdag met bloemen thuis en geeft me dan een kus.”

Buwalda: „Ik wil nog graag de verbinding leggen met de aanleiding van dit gesprek. De huidige kabinetsvoorstellen zijn enorm strijdig met de gedachte uit Psalm 139 dat de mens kunstig is geweven in de moederschoot. Ieder mens is door God gewild. Je bent waardevol omdat je er bent, niet om wat je produceert.”

Godsdienstige opvoeding
Lukt het u om over de preek te praten? En welke plaats heeft de godsdienstige opvoeding in uw gezin?Van 't Zelfde: „Het is een voorrecht om over de preek na te praten. Als ze ouder worden, gebeurt het wel spontaner dan wanneer ze wat jonger zijn. Meestal ontstaan de beste gesprekken onder het eten. Je vraagt je af of alle elementen die ochtend hebben geklonken en of er bij de kinderen liefde voor de dienst van de Heere ontstond. Soms pakken we een andere vertaling of een Engelse Bijbel erbij om de tekst te vergelijken. Zelf slepen ze de Bijbel en hun dagboek mee naar boven.”

Mevrouw Muller: „'s Ochtends, tijdens de koffie, proberen we een gesprek te krijgen. Maar als we na de tweede dienst tijdens het eten een visje opgooien, hapt iedereen, van klein tot groot. Doordeweeks doen we veel gescheiden, maar de zondag bindt erg samen.”

Mevrouw Flier: „In onze gemeente wordt preekgelezen. We stimuleren onze kinderen de punten te onthouden. Na de dienst lezen we het gehele bijbelhoofdstuk en de bijbelverklaring van Matthew Henry daarover. 's Zondags zingen we met elkaar en overhoren we de catechismusvragen. We vertellen de kinderen dat er twee wegen zijn en dat er wat met de mens moet gebeuren. En we vragen of de Heere Zijn zegen over dit alles wil geven.”

Buwalda: „Bij ons ligt het accent niet zo sterk op de preek, maar staat de gehele dienst centraal. Halverwege gaan de kinderen naar de zondagsschool of de jongerengroep. We vragen achteraf wel wat ze hebben meegemaakt. Het belangrijkste is echter Wie de Heere Jezus is en wat Hij voor hen deed.

Opvoeden is moeilijk. Daarom is het gebed essentieel. Als man en vrouw hebben we gezamenlijke gebedstijden voor ons gezin. Ook de sociale contacten en de gemeente hebben daar een plaats in. Verder zijn we gewend aan persoonlijke stille tijd met bijbellezen en gebed. Om halfacht 's morgens beginnen we met bijbellezen en 's avonds sluiten we de dag ermee af. Eens per week bidt iedereen in de kring over wat we die week beleefd hebben, waar we God voor mogen danken en voor dingen waar we tegen opzien.”

Van 't Zelfde: „Ik kan me best voorstellen dat ouders met de godsdienstige opvoeding zitten. Dat is net als hard fietsen op een hoge dijk tegen de wind in. Met vallen en opstaan proberen we onze kinderen duidelijk te maken dat het goed is God te zoeken. Dat is het zout in de pap, het perspectief van het leven.”

Mevrouw Flier: „Ja, ken Hem in al uw wegen.”

Truus Flier-Nieuwenhuis (58)

• gezin: vader Wim (57), Arend (29), Arie (28), Anneke (27, getrouwd), Kees (26, getrouwd), Lammert (25), Aleida (23), Johan (22), Gert Jan (21), Gerrit (20), Bernard (17), Alexander (16) en Nico (14)
• woonplaats: Ede
• functie: voltijds huismoeder
• kerk: oud gereformeerde gemeente in Nederland

 

Ido Buwalda (42)

• gezin: moeder Dieke (41), Matthijn (16), Stefan (14), Yvonne (11) en Judith (8)
• woonplaats: Apeldoorn
• functie: eindredacteur verkondigende tv-programma's bij de Evangelische Omroep
• kerk: evangelische gemeente Berea

 

Ad van 't Zelfde (46)

• gezin: moeder Ans (44), Marionneke (20), Arie-Jan (18), Inge (16), Bram (14) en Hans (8)
• woonplaats: Ridderkerk
• functie: salarisadministrateur bij de raffinaderij van Texaco/BP
• kerk: hervormd

 

Liesbeth Muller-Schouwenburg (34)

• gezin: vader Wilfred (38), Lisette (op één dag na 12), Erik (8), Jan (al één dag 6)
• woonplaats: Zeist
• functie: voltijds huismoeder en deeltijdwijkverpleegkundige
• kerk: christelijk gereformeerd