Voorpagina 14 oktober 1999

Gehandicaptenraad luidt noodklok

„Positie gehandicapte
vastleggen in Grondwet”

Van onze binnenlandredactie
UTRECHT – De rechtsbescherming van gehandicapte ongeboren kinderen moet vanaf de 24e week van de zwangerschap, het moment dat ze levensvatbaar zijn, worden vastgelegd in de Grondwet.

Dat zegt voorzitter J. Troost van de Gehandicaptenraad in een reactie op de wetsvoorstellen rond abortus op ernstig gehandicapte kinderen na 24 weken zwangerschap. Ouders van deze kinderen die besluiten de zwangerschap niet te beëindigen, moeten die keuze volgens hem echt vrij kunnen maken. „Ik denk aan de verzekeringstechnische kant van de zaak. Er mogen straks geen financiële drempels ontstaan bij de verzorging van deze kinderen. Als dat wel zo is, hebben ouders geen vrije keuze meer. Voorkomen moet worden dat gehandicapte kinderen en hun ouders gediscrimineerd worden.

Om dat te garanderen dient de rechtsbescherming van het gehandicapte kind in het eerste artikel van de Grondwet, de antidiscriminatiebepaling, te worden vastgelegd.”

Volgens Troost heeft het kabinet vooral aandacht en begrip voor de „nijpende omstandigheden” van de vrouw die in verwachting is van een gehandicapt kind. Zij moet volgens het kabinet uit haar lijden verlost kunnen worden door het kind te laten aborteren. Voor de positie van het kind en de vader is onvoldoende aandacht.

De verruiming van de mogelijkheden om het leven van een gehandicapt kind te voorkomen of af te breken, wordt volgens de Gehandicaptenraad door velen opgevat als een uitspraak over de waarde van het leven van mensen met een functiebeperking. Dat beïnvloedt de beeldvorming van de huidige groep gehandicapten negatief.

„We worden teruggeworpen in een situatie van verdediging van het eigen bestaan. Bescherming via de Grondwet voorkomt discriminatie en biedt bescherming. Zonder beschermende wetgeving komt de keuzevrijheid om een gehandicapt kind geboren te laten worden, verder onder druk te staan”, vindt de raad.