Waarden en normen23 september 1999

Het zelfbeklag voorbij

Door K. van der Zwaag
Het bij voorbaat spreken over verval van waarden en normen in de samenleving is een onvruchtbare benaderingswijze. Prof. dr. J. Hoogland reageert verrassend op het waarden-en-normendebat dat de regering de komende tijd op gang wil brengen. De bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte, die ook één dag per week als beleidsmedewerker verbonden is aan zorginstelling Philadelphia, vindt dat christenen niet zo moeten klagen en protesteren. „Ze moeten creatiever zoeken naar argumenten die hout snijden. De tijd van de acties is voorbij. Laten we een visie uitdragen waar iedereen warm van wordt.”

Prof. Hoogland kan de dingen prikkelend zeggen. Hij is ervan overtuigd dat het klagen over het 'verval' van normen en waarden een houding met zich meebrengt die het tij toch niet kan keren en die zelfs averechts werkt. „Zo creëer je gelijk een oppositie van christenen tegenover niet-christenen en meet je de christenen de rol aan van beklaagden. „Christenen zijn tegen”, zo wordt het bekende beeld weer eens bevestigd, en niet-christenen zullen in hun oordeel gestijfd worden dat christenen vooroorlogs zijn en niet bij de tijd.”

Bovendien is het spreken over verval ook niet waar, vervolgt prof. Hoogland. „Er is de laatste jaren in veel opzichten juist een hoog moreel besef ontstaan. Misschien wel een moraal die ons niet aanspreekt, maar er is toch sprake van een moraal. Op tal van gebieden zie je een versterkt moreel besef ontstaan, zoals in de verontwaardiging over seksueel misbruik, over het zinloos geweld, het ontwikkelen van omgangsvormen tussen werkgever en werknemer en de afwijzing van discriminatie. Een ander voorbeeld uit de praktijk is de aanduiding van een handicap. Eerst sprak men van zwakzinnigen, toen van geestelijk gehandicapten, later van verstandelijk gehandicapten. Nu heeft men het over verstandelijke beperkingen. Men wordt steeds voorzichtiger in het spreken. Dat is ook een vorm van moreel besef.

Christenen moeten de uitdaging aangaan om positief op die morele bezinning in te springen. Hoe kun je als christen bijdragen aan de ontwikkeling van onze samenleving? Laten we daaraan onze energie besteden. Ik vind het enkel protesteren zo negatief en passief. Voor niet-christenen doen al deze acties de deur dicht.”

Niet absoluut meer
Het moreel besef wordt wel ánders, zo is Hooglands overtuiging, en wel omdat het door andere normen gedragen wordt. „Veel daarvan wordt door christenen weliswaar afgewezen, maar daarom is er geen sprake van moreel verval. Dat laatste kun je alleen zeggen als je je eigen normen en waarden absoluut ziet. Dat kan tegenwoordig niet meer, denk ik. Tegenwoordig moet je deze normen inbrengen in een pluriforme samenleving en is de claim van algemene geldigheid niet vanzelfsprekend, hoe terecht die ook is.”

Dat neemt niet weg dat het paarse kabinet forse voorstellen doet die gestempeld worden door een dolgedraaide autonomie.
„Ja, daar ben ik het helemaal mee eens. Er is geen enkel oog meer voor grenzen. In de paarse voorstellen zit een ideologische component, geënt op de gedachte dat alles wat de mens wil, ook moet kunnen. Tussen postmodernisme en modernisme –het geloof in de autonomie, de wetenschap en de techniek– zit op dit punt eigenlijk weinig verschil. Er wordt steeds gesproken over zorgvuldigheid, maar weinig over de waarborg tegen een vrijheid waarbinnen iedereen maar kan goedvinden wat hij vindt. Daar ben ik erg bezorgd over.

Maar dat zou ik niet willen typeren als moreel verval. Ik zou er veel meer voor pleiten om erachter te komen hoe moderne mensen denken en waarom ze zo denken. Wat zijn hun achtergronden? Wanneer kinderen van 12 jaar om euthanasie vragen, heeft dat misschien te maken met het feit dat mensen die niet in God geloven geen raad weten met het lijden van de mens? Hebben we dáár wel een antwoord op? Christenen zouden zich moeten verdiepen in de concrete nood van deze mensen. Ik vind een christelijk hospice een veel betere bijdrage dan allerlei protestacties tegen de wetgeving. Dat komt bij mij veel sympathieker over.”

Protest raakt dus enkel de eigen kring?
„Ik ben bang van wel. De regering zelf bereik je niet. Op zich is het niet verkeerd wanneer christenen zich bewust worden van de gevaren die zich in de samenleving voordoen. Ze kunnen elkaar aanscherpen en zich verzetten tegen gewenning, ook in eigen kring. Maar laat het dan zien als een interne gelegenheid, als een daad van gezamenlijk bidden en bezinnen, een daad van verootmoediging. Zie het echter niet als een manifestatie naar de wereld toe. Als je wilt protesteren tegen de teloorgang van de zondag, vind ik een stiltecentrum een beter initiatief dan allerlei acties.”

Argumenten
Prof. Hoogland vindt het vooral belangrijk om goede argumenten te bedenken tegen de huidige wetsvoorstellen. „Onze standpunten zijn te vaak fundamentalistisch. We hebben al een standpunt ingenomen voordat het debat begint. Ik ben daarom veel te bang voor harde uitspraken. Ik ben zeker ook niet enthousiast over paars, maar ik wil ook niet contra paars zijn. Daarmee kom je ook niet verder in de samenleving.”

De voorstellen van het kabinet passen overigens goed in een postmoderne tijd, erkent hij. „Paars is niet ideologisch in de oude zin van het woord: liberaal of socialistisch. Als er een ideologie is, dan is die neoliberaal. Ieder moet zijn eigen standpunt innemen, dat is zo'n beetje de gedachte. Het verschrikkelijke van het postmodernisme is dat iedereen zijn eigen waarheid heeft. Dat is altijd heel slecht. Als iedereen zijn eigen waarheid heeft, wordt er ook niet naar elkaar geluisterd. Men wordt onverschillig voor het verschil.”

Toch kan ook Hoogland zich niet ontworstelen aan dit postmoderne denken, dat aan christenen zeker niet voorbijgaat. „Als christen ben ik ook onzekerder dan vroeger, niet over mijn geloof, maar wel over alles wat uit dat geloof voortvloeit.” Hij noemt als voorbeeld abortus en euthanasie. Hoogland vindt dat de eenduidigheid in standpunten hierover onder christenen wel eens te stellig is.

„Als je iemand ondraaglijk ziet lijden, moet je toch iets doen aan zo'n situatie! Ik heb grote moeite met actieve levensbeëindiging zoals die voorgesteld wordt en ik weet ook dat daarmee onzorgvuldig wordt omgegaan. Maar dan blijft de vraag: Wat is ons alternatief?”

Kun je dan niet meer zeggen: Vanuit een exclusieve waarheidsopvatting dienen we ons tegen de paarse voorstellen te keren?
„Die exclusieve opstelling is onvermijdelijk. Toen Van Mierlo in zijn ontmoeting met de paus aandacht vroeg voor het euthanasievraagstuk in Nederland, deed hij even exclusieve uitspraken als de paus. Maar met enkel exclusiviteit zijn we er als christenen niet. Voor christenen is het de uitdaging om in een pluriforme samenleving die exclusiviteit op een reële, wervende manier uit te dragen. Het is niet domweg: het is zo en zo moet het. Daarom vind ik het moeilijk het huidige maatschappelijke debat goed vorm te geven. Ik vind dat je als christen je zelden zonder meer op de Bijbel kunt beroepen. Als je zegt: De Bijbel verbiedt abortus, vraagt men direct: Waar staat het dan en waarom zou ik mij daaraan moeten houden?”

Verhindering
Prof. Hoogland heeft niet de indruk dat de kerken klaar zijn voor het gesprek in de samenleving. „Veel kerken worden gehinderd door het feit dat ze dezelfde postmoderne symptomen vertonen. Ze spreken ook in vijftien tongen. Omdat ze geen duidelijke mening hebben, spelen ze geen rol in het publieke debat. Ik weet overigens niet of dat laatste wel tot de taak van de kerk behoort. De kerk heeft vooral een levensperspectief voor mensen te bieden. Kerken kunnen wel aan de overheid vragen stellen, hun zorgen kenbaar maken, maar meer ook niet.”

Een voorman van D66 zei onlangs dat zijn partij de laatste twintig jaar er alles aan heeft gedaan om christelijke waarden en normen uit de wetgeving te filteren. En het is ons goed gelukt, zei hij. Zou dit niet een reden zijn om toch onze proteststem te laten horen?
„Er zit inderdaad een soort intolerantie in het paarse kabinet. Dat heeft te maken met de wens af te rekenen met het christelijke verleden. Maar toch moet je oppassen dat je weer niet te veel in de rol van klager of slachtoffer komt. Waarom is men zo gebeten op christenen? Waren we in het verleden ook vaak niet intolerant? Ik noem bijvoorbeeld homo's in de kerk. Dat is nog altijd een probleem. Nog steeds worden veel homo's onkerkelijk. Hebben we daar wel een antwoord op?

Als we het hebben over de christelijke identiteit dan hoor je zo vaak spreken: Dit hebben we 'nog', en laten we blij zijn dat dit er 'nog' is. Dat klinkt allemaal zo defensief. Het goede dat we als christenen hebben, moeten we zo uitstralen dat iedereen er enthousiast van wordt. De uitdaging is om ons defensieve jargon om te zetten in een pro-actieve bijdrage aan de samenleving.

Ik wil ook nadrukkelijk stellen: die ruimte daarvoor neemt toe. Als je tegenwoordig laat zien dat je vanuit een christelijke visie een bijdrage kunt leveren die winst voor de maatschappij is, blijkt er een grote openheid te zijn. We denken nog te veel in standpunten in plaats van dat we de situatie verbeteren. Wat werkelijk effect heeft, is het voorleven van je eigen visie, zodanig dat het vruchtbaar wordt in de praktijk. Dan vind ik bijvoorbeeld de zorgsector een heel uitdagende sector waar zich veel vragen voordoen maar waarin de antwoorden zeker niet voor het oprapen liggen. Laten christenen op dit terrein, maar uiteraard ook op andere gebieden, een positieve bijdrage leveren.”