19 juli 2001

Noordeinde 66

Noordeinde 66 in Den Haag is sinds 1995 de woning van de Prins van Oranje. Het pand dateert, zoals de gevelsteen aangeeft, uit 1757.


Het is gebouwd op de fundamenten van een oude behuizing, die uit de zestiende of begin zeventiende eeuw dateert. De opdracht voor de bouw van het huidige pand werd gegeven door Willem Robbert Schieffel, die het oude huis op een veiling voor 7100 gulden als belegging had gekocht. Voor het nieuwe huis liet Schieffel een bordes aanleggen, waardoor het onderhuis meer licht kreeg en voor bewoning gebruikt zou kunnen worden. Voor dit doel werd het riool, dat uitkwam op de Haagse Beek, een stuk dieper aangelegd. Het nieuwe huis werd gestoffeerd met kamerbehangsels, spiegels en schoorsteenstukken, zodat het een prestigieus karakter kreeg.

Het pand werd door de familie Schieffel verhuurd aan personen, die betrokken waren bij het landsbestuur. De laatste huurder was mr. Willem Frederik baron Roëll, minister van Binnenlandse Zaken onder Koning Lodewijk Napoleon. In 1808 ging het pand over in handen van mr. Marinus de Jonge van Ellemeet, drossaard (bestuursambtenaar) en later burgemeester van St. Maartensdijk. De Jonge van Ellemeet verkocht het huis in 1812 aan zijn buurman Jacobus Leonardus Mersen Senn van Basel, een rentenier, die in het huis een teruggetrokken leven ging leiden.

Na zijn overlijden in 1868 verkochten de erfgenamen het goed onderhouden pand aan de Amsterdamse jurist mr. Jan Heemskerk Azn. Heemskerk was een vooraanstaand politicus (hij was enige malen Minister van Binnenlandse Zaken, leider van de Conservatieven in de Tweede Kamer en later lid van de Raad van State) en dringend op zoek naar een behuizing in Den Haag. Heemskerk bewoonde het pand aan het Noordeinde tot aan zijn overlijden in 1897

Het huis werd in 1898 aangekocht door Koningin Emma. Vanaf dat moment is het in bezit gebleven van de Koninklijke Familie. Tijdens de regering van Koningin Wilhelmina en Koningin Juliana zijn in het gebouw onder andere de secretariaten van Prins Hendrik en van 1937 tot 1940 van Prinses Juliana en Prins Bernhard gevestigd geweest. Na de oorlog diende Noordeinde 66 ook voor huisvesting van (oud-)leden van de hofhouding.

Prinses Juliana verkocht het pand in 1993 voor 750.000 gulden aan haar kleinzoon, Prins Willem-Alexander, die er, na een grondige restauratie van twee jaar, op 1 maart 1995 ging wonen. In het onderhuis is het secretariaat van de Prins gevestigd, op de bel-etage (de representatieve verdieping) zijn de ontvangstruimtes gesitueerd en op de eerste en tweede etage de privé-vertrekken van de Prins. De zolderetage is voor het grootste gedeelte in gebruik als dakterras. Het huis is vanuit Paleis Noordeinde bereikbaar.