Kerkelijk Leven 13 april 1999

Zie ook: Levensloop Joh. van der Poel

Mevr. Dankers-van der Poel: Ik heb heimwee naar zijn preken

De beminnelijke dominee van Ede

Door J. van 't Hul
WADDINXVEEN – „Als vader ons eens strafte, kwam hij even later zelf om vergeving vragen. Hij zei dan: „'t Is ook m'n eigen schuld. Je zou zo ondeugend niet wezen, als je zo'n vader niet had.” Hij was een echte vader. Als we eens zorgen of problemen hadden, konden we ermee bij hem terecht.”

Mevrouw J. Dankers-van der Poel te Waddinxveen beschrijft haar vader, ds. Joh. van der Poel, predikant van de Oud Gereformeerde Gemeenten, als een bij uitstek vriendelijk mens. „Vriendelijk voor iedereen, kerks of onkerks. Het was denk ik de liefde die hij uitstraalde die hem zo beminnelijk maakte. In Giessendam zeiden zelfs onkerkelijke mensen: „Als je aan Van der Poel komt, dan sla ik je voor de vlakte.” Bij begrafenissen vroegen politieagenten wel eens aan de begrafenisbedienaar: „Wie spreekt er?” Als het antwoord was: „Ds. Van der Poel”, dan zeiden ze: „Dan gaan we luisteren.”

Vader kon vaak heel stil zijn, zegt mevrouw Dankers. „Hij leidde een ernstig leven, leefde echt in het besef van een naderende eeuwigheid. Maar vader kon ook heel vrolijk zijn. Zelf zei hij een lacherige natuur te hebben. Zo collecteerde hij soms op catechisatie zelf, met zo'n lange stok, en maakte dan opmerkingen als: Ik voel het al, dit is een cent, maar o, wacht, dat is een stuiver.”

Preken
„Vader kon verhalen vertellen als de beste. De geschiedenis van Jozef in de put kende natuurlijk iedereen. Maar als hij daarover vertelde op catechisatie, dan hing iedereen aan z'n lippen. Hij heeft ook eens gepreekt uit Jeremia, waarna een van onze kinderen thuis zei: „Pa, alsof Jeremia op de kansel stond.”

Maar ds. Van der Poel kon ook zeer moedeloos zijn. Dan kon hij schrijven: „Mijn werk is meest braken, kermen en schreeuwen. Zij die geen ambt hoeven te vervullen, worden voor veel ellende bewaard.” „Iedere preek woog hem als lood”, zegt mevrouw Dankers. „Onder aan de kansel werd hij vaak bestreden. Daarvan vertelde hij eens dat dan de straatdeuntjes van vroeger terugkeerden in zijn gedachten. Maar op de kansel was hij het liefst, dan lag er soms een glans op zijn gezicht.

Vader heeft er altijd verdriet over gehad dat hij zo weinig studie had genoten. Op z'n rapporten wemelde het van de rode cijfers. Aan de ene kant zei hij: „Kennis maakt de mens maar opgeblazen, en dogmatiek zonder genade maakt mensen met een waterhoofd”, maar dat nam niet weg dat hij ook lijden kon aan het gebrek aan een goede opleiding. Er gaan wel veel verhalen dat vader zonder tekst naar de preekstoel ging, maar dat waren uitzonderingen. Hij bereidde zijn preken in de regel erg goed voor. Hij was 's morgens al om 4 uur op. Voor ons gevoel studeerde hij altijd, onderzocht hij bij dagen en bij nachten de Schrift; altijd zat hij te schrijven, dingen die niemand kon lezen. Zwanger was hij van iedere preek.”

Schuiling
Toen in 1936 ds. Van der Poels eerste echtgenote overleed, brak er voor het gezin een moeilijke tijd aan. Mevrouw Dankers: „Ook de oorlogsjaren waren niet gemakkelijk. Maar als vader dan nog maar bij ons was, dan voelden we ons veilig. We schuilden altijd bij hem. Als hij weg moest, gingen wij mee. Hij was een gewone vader, maar zijn geloof in de Heere heeft altijd indruk op ons gemaakt. Als vader ergens geloof voor had, meenden we, dan gebeurde 't ook. En als hij er geen geloof voor had, dan gebeurde het niet. Hij was helemaal geen waarzegger of zo, geen profeet, maar vader had wel een diep gevoel van dingen die zouden gebeuren. Zo'n aangebonden leven had hij. Goedbeschouwd liep hij altijd als een waterstroom Hem aan. En dat gaf aan ons gezinsleven een grote brok ernst.”

In zijn preken moest de dominee uit Ede nog wel eens op gang komen, herinnert schoonzoon K. Dankers zich. „Soms dacht je: Wat moet dit worden. Maar als na een minuut of tien de naam van Jezus viel, dan gebeurde het. Op zulke momenten dacht ik vaak aan opoe Van der Poel. Zij had, toen Johannes 5 jaar oud was, deze waarheid ontvangen: „Deze is mij een uitverkoren vat om Mijn Naam te dragen.” En als die ene Naam dan in de prediking meekwam, dan was hij als boven het stof verheven.”

„Hij kon op Goede Vrijdag zo diep spreken over Zijn Borg, over Zijn Middelaar, dat je hart zomaar naar Hem uitging. Ik heb daar nog heimwee naar, naar zulke diensten”, zegt mevrouw Dankers.

Psalm 56
Ds. Van der Poel was iemand met een bijzonder charisma, met grote oratorische, soms zelfs literaire gaven, zegt K. Dankers. In zijn preken had hij een volstrekt eigen kleur, een origineel koloriet. Het was de stijl van invallen, woordspelingen en tegenstellingen. Onbevangen smeedde hij naar believen nieuwe woorden en uitdrukkingen (kleinzaad, slecht/slim, de dag afleven). „Vader heeft eens gepreekt over Psalm 56, over de tranen die in Gods fles worden bewaard. De halve gemeente was in tranen, letterlijk. Vader preekte niet op iemands gemoed, hij deed het er niet om, maar hij kon wel mensen ontroeren. Je voelde als kind op zo'n moment: „Dit is niet zomaar een preek, hier gebeurt iets bijzonders.” Maar hij kon ook zo preken dat er als het ware een glimlach door het kerkgebouw trok.”

Op zondagavond was voor ds. Van der Poel de spanning even weg. Dan genoot hij van het gezin. „Broer Piet speelde orgel. En dan zei vader: Kinderen, zingen jullie nog eens over die pelgrim op aarde.”

Kerkisme was ds. Van der Poel ten enen male vreemd. Hij zei: „Ik heb geen kerk. Wat moet ik met een kerk doen? Ik weet met mijzelf al geen raad. Nee, ik ben blij dat ik geen kerk heb. Maar het grootste, eeuwige wonder zal zijn als ik er een van die kerk mag zijn die door bloed gekocht en betaald is.” Mevrouw Dankers: „Z'n hart lag gedurende zijn gehele ambtsperiode bij de Oud Gereformeerde Gemeenten. Toch had hij daarbuiten vele vrienden, want hij had van de kerkmuren drempels gemaakt. Ds. W. C. Lamain was misschien wel z'n beste vriend. Als er weer eens post uit Amerika kwam, dan was hij zo blij. Dan zei hij: „Kijk, een briefje van broer Lamain. Een goede tijding uit een ver land is als een beker water op een dorstige ziel.”

Moeder is nu 95, zegt mevrouw Dankers. „Ze heeft dit alles samen met vader afgeleefd. Vader hield veel van zijn kleinkinderen. Ze waren hem tot vreugde.”

Dieren
Voor liefhebberijen gunde de oud gereformeerde dominee zich geen tijd. „Maar van dieren hield hij veel. Wat zou hij bij voorbeeld met de varkenspest begaan zijn geweest. Zelf had hij een afgerichte politiehond. Als vader thuiskwam, dan ging de preekjas uit, en was het eerst even stoeien met de hond. Ook hield hij van paarden. Vader wilde altijd met paarden begraven worden. Dat is ook gebeurd.”

Mevrouw Dankers herinnert zich haar vader ook als een echt natuurmens. „Als het eens wekenlang geregend had, en het wilde maar niet droog worden, dan ging hij soms met de rug naar het raam zitten. Dan zei hij zacht: „Heere, ik kan het niet meer aanzien.” Maar als de regenboog weer aan de wolken stond, dan sprong zijn hart op van vreugde.

Vader hield veel van het koningshuis. In Vianen zag hij ooit de Koningin. Hij was er ontroerd van. Eens zei iemand op gezelschap: „Dominee, geeft u nou eens een versje op.” Toen zei hij: „Laten we dan het Wilhelmus maar zingen.””