Samenleven 9 januari 1999

„Ouders moeten beschíkbaar zijn; daar groeit een kind van”

Het gezin op drift

Door W. G. Hulsman en G. Wolvers
Het gezin is uit. Samenwonen rukt op. Kinderen krijg je niet, die neem je; al dan niet binnen het huwelijk. Politici baseren hun beleid op het moderne loszandgezin. Toch zijn de moderne samenlevingsvormen niet zo geaccepteerd als ze lijken. Een gesprek over werkende vrouwen, samenwonen, echtscheiding, bewuste kinderloosheid en het bijbelse huwelijk.

Dr. C. de Hoog is gezinssocioloog aan Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Zijn gesprekspartner, drs. P. Eikelboom, is (kinder)psycholoog en (kinder)psychotherapeut en werkt als directeur ad interim van Gliagg ”De Poort”.

De Hoog vindt dat het Nederlandse gezinsleven niet zo sterk gaat lijken op het Noorse gezinsmodel als dr. J. Latten van het Centraal Bureau voor de Statistiek in november suggereerde. Latten beschreef toen dat er in Nederland steeds meer wordt gescheiden, meer samenwonende stellen uit elkaar gaan, meer wordt samengewoond en meer kinderen buiten het huwelijk worden geboren. De Nederlandse gezinssituatie zou daarmee steeds meer op de Noorse gaan lijken. Dat was voor deze krant aanleiding een zestal portretten te publiceren, waarin (echt)paren het verhaal van hun samenlevingsmodel vertellen.

De Hoog: „Nederland loopt in Europa absoluut niet voorop in progressieve gezinsvormen. Zweden, Denemarken en het Italiaanse stedengebied doen dat wel. Van de 15,5 miljoen Nederlanders leven er 9 miljoen in gezinnen. De stijging van het aantal eensgezinshuishoudens tot 32 procent is geen teken van individualisering, maar komt grotendeels door de vergrijzing. Het merendeel van de huishoudens, 52 procent, bestaat uit normaal gehuwde echtparen, al dan niet met kinderen. Samen vormen die twee categorieën dus 84 procent van de huishoudens.

Ook Noorwegen is allerminst progressief. Maar zowel links als rechts heeft daar aandacht voor gezinspolitiek. Als Latten van het CBS bedoelt dat hij dat ook in Nederland zou willen zien –misschien is dat zo– ga ik met hem mee. Noorwegen stimuleert bijvoorbeeld het krijgen van kinderen om te voorkomen dat de bevolking krimpt”, aldus De Hoog.

Geen gezinsbeleid
Dat is nu juist waar hij zich met Eikelboom aan stoort: Nederland voert geen gezinsbeleid. De Hoog: „Alleen het CDA en GroenLinks zijn voor een samenhangend gezinsbeleid. De hoofdstroom in de politiek vindt dat echter ruiken naar spruitjeslucht.”

Dat komt volgens de Wageningse docent doordat het beleid vooral wordt gemaakt door aanhangers van het moderne gezinstype. „De beeldvorming in media en politiek wordt bepaald door dit geïndividualiseerde model van zeg maar de Amsterdamse grachtengordel en niet door het traditionele gezin uit de Kop van Friesland.”

Zo'n verschil tussen beeld en werkelijkheid bestaat ook ten aanzien van samenwonen en eenoudergezinnen. „Het idee bestaat dat de helft van de Nederlandse samenleving samenwoont. In feite gaat het vooral om studenten die 'experimenteren' en ouderen die hun pensioen willen behouden. Samen vormen ze slechts 8 procent van de huishoudens. Slechts 2 procent woont samen en heeft kinderen. Eenoudergezinnen maken 5 procent van de samenlevingsvormen uit. In 1930 was dat 12 procent en in de vorige eeuw zelfs 20 à 30 procent. De meerderheid gaat trouwen als er kinderen komen.”

De Hoog ziet veel nadelen van het ontbreken van gezinsbeleid. Zo dwingt paars door allerlei (belasting)maatregelen moeders, ook alleenstaanden, te werken. „Jammer, want veel niet-werkenden zorgen voor de kinderen of doen aan vrijwilligerswerk, zoals mantelzorg voor ouders of buren. Deze traditionele groep, 20, 30 procent van alle paren, wordt geheel vergeten door de politiek. Ook is er een verschil tussen ideaal en werkelijkheid. Ik ken een vrouwelijk D66-kamerlid dat in Den Haag in alles progressief is, maar om zes uur met topsnelheid naar Brabant vertrekt om daar de aardappeltjes op te zetten.”

Ook Eikelboom heeft moeite met het huidige beleid. „Paars accentueert dat iedereen inkomen moet verwerven. Deze politieke drang zie ik als een modern juk, als de waan van de dag. Deze ideologie van het benadrukken van de zelfstandigheid van het individu maakt slachtoffers, vooral onder kinderen. Sommige kinderen hebben veel structuur nodig. Doordat deze groep het eenzijdige accent op individualisering niet aankan en bovendien een gestructureerde opvoeding thuis nodig heeft, neemt het aantal gedragsproblemen fors toe. Bovendien zijn de vader en moeder de eerste opvoeders die waarden en normen moeten overdragen, daarna de school. En niet andersom, wat tegenwoordig wordt bepleit.”

Werkende vrouw
Volgens Eikelboom en De Hoog vloeit het buitenshuis werken van man en vrouw onder meer voort uit economische noodzaak. De Hoog: „De inkomsten daarvan zijn de laatste 20, 30 jaar een absolute noodzaak geworden. Anderhalf- of tweeverdieners kunnen een normaal huis van 3,5 ton kopen. Voor een eenverdiener is dat echter moeilijk op te brengen.”

Eikelboom constateert dat ook hogere scholing leidt tot het meewerken van vrouwen. „Wanneer een vrouw een vak heeft geleerd, wil zij dat ook uitoefenen. Voor iemands zelfbeeld is het belangrijk die kwaliteiten te ontplooien.”

De Hoog: „Twintig jaar geleden had de Nederlandse vrouw gemiddeld lager onderwijs en een paar jaar huishoudschool of mulo, zonder diploma. Nu heeft zij gemiddeld minstens middelbaar beroepsonderwijs. De veranderingen in gezinsvorming zoals de opkomst van samenwonen, de stijging van de leeftijd tot zo'n 34, 35 jaar bij het krijgen van het eerste kind of bewuste kinderloosheid zijn vooral te zien bij hoogopgeleiden. Die hebben vaak prettiger banen, vinden bij ouders of kennissen oppas voor hun kinderen en zetten zo de carrière voort.

Een extra complicatie is dat de man geen half- of driekwartverdiener is geworden. Het emancipatiebeleid van de jaren zeventig was incompleet. Het huishouden en de zorg voor de kinderen bleef bij tweeverdieners meestal op de vrouw neerkomen. Dat leidde tot een taakverzwaring voor de vrouw”, aldus De Hoog.

Rare discussie
Op zichzelf is Eikelboom niet tegen een werkende moeder. „Onze kringen moeten oppassen dat ze geen rare discussie voeren of de vrouw wel of niet mag werken. Er staat nergens in de Bijbel dat een vrouw niet mag werken. In agrarische bedrijven is het altijd heel normaal geweest dat vrouwen meedoen in het arbeidsproces. Bovendien kunnen sommige mensen veel combineren. Bijvoorbeeld vrouwen die voor de klas staan en thuis de kinderen opvoeden.” Volgens Eikelboom is het verkeerde beeld ontstaan doordat wonen en werken ruimtelijk uit elkaar zijn getrokken. Een vrouw die tegenwoordig betaald wil werken, moet weg uit haar gezin.

Hij vindt eenheid in het opvoedingsklimaat belangrijk, wanneer kinderen mede door anderen worden opgevoed. „Terecht beklemtoont de gereformeerde gezindte de eenheid tussen gezin, school en de kerk. Dat geeft een vloeiende overgang van deze opvoedende milieus.”

Meer werken
De psycholoog constateert dat steeds meer vrouwen binnen de gereformeerde gezindte in deeltijd gaan werken. „De economische noodzaak daartoe wordt groter. Vaak botst dat met het verantwoordelijkheidsgevoel: Komen mijn kinderen tekort? Schiet ik als ouder tekort? De mensen uit het derde artikel, waarin de vrouw een halve baan buitenshuis aanhoudt, lijken de opvang goed te hebben geregeld. Het wordt moeilijker als de kinderen ziek worden en de zorg van ouders nodig hebben. Dan moeten zij zorgen. Een zorgloon is daarom nog niet zo'n gek idee.

Ik ken echter ook echtparen met gezinnen die bewust in een kleiner of minder luxe huis blijven wonen omdat de moeder thuis voor de kinderen wil zorgen. Ik maak me wel zorgen over de tendens dat er in onze kringen soms meewarig wordt gekeken naar zulke gezinnen. Dat is echter een keuze waarvoor we respect dienen te hebben. Het als moeder voor je kinderen zorgen is een volwaardige taak”, aldus Eikelboom.

De Hoog noemt het „een zekere verspilling van arbeidskrachten dat vrouwen na het krijgen van kinderen in Nederland definitief de arbeidsmarkt verlaten. Als de kinderen een jaar of 16 zijn en de lastigste vragen achter de rug zijn, moet het mogelijk zijn weer in te stromen. Alleen, ook hiervoor moet beleid zijn. Er is weinig geregeld op het gebied van de bijscholing.”

Opvoeding
Ondertussen is door de werkende vrouw de opvoeding verschoven naar anderen dan de ouders. Eikelboom heeft daar moeite mee. „Ouders hebben de taak hun kinderen zeker in de eerste levensjaren op te voeden. Dan leert het kind zich hechten aan vaste identificatiefiguren. Ouders moeten beschíkbaar zijn. Daar groeit een kind van! Het viel me op dat de moeder in het eerste artikel stopte met het werk buitenshuis omdat haar kind onrustig was en structuur nodig had. Dan ben je echt ouder!”

De Hoog constateert dat opvoeden moeilijker is geworden. „Vroeger waren er grotere gezinnen. Mijn vrouw komt uit zo'n groot rooms-katholiek gezin van zeven kinderen. Die dook onder tafel als ze wilde dat haar ouders haar even niet zagen. De zusjes en broertjes corrigeerden elkaar wel. Nu zitten de ouders boven op zo'n kind. Dat verzwaart de opvoeding fors.” Eikelboom: „In andere samenlevingen, zoals in China, heeft men maar één kind. Kinderen zijn dan kostbaar en kwetsbaar geworden. Van hen wordt ook veel gevergd en verwacht.”

Beiden constateren dat de 'openingstijden' van het gezin, zeker doordeweeks, sterk zijn gewijzigd. De Hoog: „Het gezamenlijke ontbijt is grotendeels verdwenen en de avondmaaltijd verdwijnt heel geleidelijk, want de vaders staan 's avonds om zes uur nog in de file.” Eikelboom: „Die gemeenschappelijke maaltijd is een uiterst belangrijk ontmoetingspunt, of neem de spreekwoordelijke afwas, om dingen met elkaar te bespreken.”

Kinderloosheid
Acht procent van de Nederlandse paren is ongewild kinderloos, een even groot percentage is dat bewust. De Hoog: „De meeste bewust kinderloze paren komen opnieuw voor bij de hogeropgeleiden. Veel vrouwen in topfuncties zijn kinderloos omdat de leeftijd van 32 tot 40 essentieel is voor de opstap naar topfuncties. Dit zou ook een onderwerp van gezinsbeleid moeten zijn. Ik vind het bedroevend, al moet ik dit voorzichtig formuleren, als er een tweedeling zou ontstaan tussen zij met een hogere opleiding die geen kinderen hebben en zij met een lagere opleiding die wel of zelfs veel kinderen hebben. Ik zie het krijgen van kinderen niet als het enige of hoogste doel van het huwelijk.”

Eikelboom: „Daar denk ik anders over. Natuurlijk is het elkaar trouw helpen een doel in het huwelijk, maar kinderen krijgen is geen vrije keuze. De Bijbel ziet kinderen als een erfdeel des Heeren. Een van de motieven van het huwelijk is kinderen te krijgen. Het is een scheppingsopdracht vruchtbaar te zijn en zich te vermenigvuldigen. Die opdracht geldt nog steeds. Als mensen trouwen, dan moeten ze ook accepteren dat er kinderen komen. In het verhaal van het bewust kinderloze echtpaar lees ik, met name bij de man, een zekere angst voor de toekomst, om kinderen op deze wereld te zetten. Christenen hebben echter als het goed is geen doemscenario voor ogen. Mensen dienen hun leven te normeren naar Gods Woord. In genoemd artikel wordt alleen geluisterd naar de eigen normen, of eigenlijk ontbreken de normen.”

Echtscheiding
Het aantal echtscheidingen is in Nederland sterk gestegen. In 1964 waren het er krap zesduizend, nu zijn het er zes keer zoveel. Eikelboom constateert dat de gereformeerde gezindte ook op dit gebied de trend volgt. „We zijn een onderdeel van de maatschappij, maar er is wel een verschil. Vanuit het schriftgezag is er slechts één echtscheidingsgrond: overspel. De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat binnen de gereformeerde gezindte veel meer wordt gescheiden dan alleen vanwege overspel. Ik vind het jammer als mensen niet denken: Ik heb de ander trouw beloofd, maar uitgaan van: Wat voel ik nog voor de ander?”

De Hoog: „Ik snap dat echtscheiding in uw achterban niet zo erg is geaccepteerd, maar scheiding is beter dan een jarenlange doem van ruzie en heksenketel die boven het gezin hangt. In Nederland heeft de secularisatie toegeslagen. Daardoor hebben we de mensen verloren die zich met het intieme leven bezighouden, zoals de dominee, de pastoor of ook de buren. Er wordt niet voor niets gezegd dat mensen die scheiden veel van juridische zaken afweten, maar weinig van hulpverlening.”

Eikelboom: „Pastoraat kan inderdaad een bufferwerking in deze situaties hebben. Echtscheiding levert altijd schade op, voor de partners, maar ook voor de kinderen. Zij moeten voor hun gevoel kiezen tussen hun vader en hun moeder.”

Verwacht u dat de gereformeerde gezindte de maatschappij net als bij echtscheiding op het punt van samenwonen zal volgen?
Eikelboom: „Nee. Verschillende synodes van kerken hebben uitgesproken dat samenwonen niet acceptabel is. Ik denk niet dat de ruimte om zomaar samen te gaan wonen groter wordt. Ik vind het een jammerlijke ontwikkeling dat mensen zomaar met elkaar gaan leven, met name op het seksuele vlak, zonder een officiële verbintenis.”

De Hoog: „Als je dit in de jaren zestig aan een rooms-katholiek zou vragen, zou hij hetzelfde antwoord geven. Binnen 6 jaren gingen vele rooms-katholieke jongeren in grote delen van Limburg en Brabant samenwonen.”

Eikelboom: „Ik vind het best schokkend wat u zegt. In de rooms-katholieke leer is het huwelijk nota bene een sacrament, in protestantse kringen niet. En dat men dan zó snel om is. Ik hoop toch dat de gereformeerde gezindte wat dit betreft stabieler is en trouwer is aan de Heilige Schrift. Ik schat dat dit zo is, hoewel ik daarin ook bescheiden wil zijn. Als er binnen de gereformeerde gezindte mensen zijn die daar anders over denken, kun je je inderdaad afvragen of die nog bij de gezindte horen.”

De Hoog: „De acceptatie van samenwonen heeft ook te maken met de ouder-kindrelatie. Eerst was er bij katholieken weinig tolerantie ten aanzien van het samenwonen. Later kozen zij meer voor het kind dan voor het instituut huwelijk. Ik denk dat er ook in gereformeerde kerkverbanden een zekere beweging zal komen. Met sancties kom je er niet.”

Eikelboom: „Dat is waar. Maar de Bijbel verbiedt samenwonen en spreekt over het huwelijk als de afspiegeling van de verhouding van Christus tot Zijn Kerk. Als de Schrift zijn gezag verliest en alleen de vorm overblijft, zonder het geloof, kan ik me voorstellen dat de opvattingen over het huwelijk gaan verschuiven.”

De Hoog: „Het huwelijk is ook een burgerlijk gegeven. In plaats van het streng toespreken op het gemeentehuis, wordt er gezeurd over de kleur van de loper. Juist op dit terrein kan een statelijke gestrengheid geen kwaad. Bij de ondertrouw moet ook worden uitgelegd wat het aangaan van een huwelijk inhoudt. Wil je daar over 14 dagen ja of nee op zeggen? Ook hier is sprake van een zekere verslonzing.”

Eikelboom: „De wal zal het schip keren. De heersende christelijke zingeving is aan de dijk gezet. Mensen hebben geen houvast en inhoud meer. Met name zwakkeren hebben daardoor moeite om volwassen te worden. Zij kunnen niet goed relaties aangaan. Het feit dat de samenleving God heeft losgelaten, heeft grote gevolgen. Ik ben benieuwd welk waarde- en normensysteem als vervanging voor het christelijke wordt gekozen. Het is moeilijk om zonder enig fundament, ten diepste onmogelijk om zonder het christelijk fundament te kunnen staan.”