Samenleven 30 december 1998

„Ik wil er zijn voor de kinderen”

Door J. Visscher
's-GRAVENPOLDER – Ella Breeweg (33) uit 's-Gravenpolder is gescheiden. Ze zorgt sinds acht jaar alleen voor haar twee kinderen, Wilco (12) en Gertrude (7). „Na een scheiding verlies je de helft van je kennissenkring”.

„Ik wil er zijn voor de kinderen. Volledig. Ze moeten een vast aanspreekpunt hebben. Wij praten veel met z'n drieën. Als ik iets zie aan het gezicht van de kinderen, wil ik weten wat er aan de hand is. Een poos heb ik gedacht dat ik tegelijk vader en moeder kan zijn. Dat is natuurlijk niet zo. De kinderen missen wat”.

Mannenklusjes
„Als je alleen voor de opvoeding staat, moet je typische mannenklusjes zelf zien te klaren. De Belastingdienst bellen bijvoorbeeld. Sommige dingen versloffen. De deurposten worden wat kaal. En ik zie mezelf ook nog geen gaatjes in de muur boren. De wc-bril was een poos halfkapot. Wij konden ons er aardig mee redden. Totdat iemand op visite kwam en erdoorheen zakte. Wat hebben we gelachen. Ik zei tegen die man: Je weet welk klusje je voor me kunt opknappen.

De bijstandsuitkering houdt niet over. Met een deeltijdbaantje in het Oosterscheldeziekenhuis, maar bovenal met de steun van mijn ouders kan ik het financieel redden. Daardoor kan Wilco gitaarles volgen en een computer aanschaffen.

M'n ouders staan vierkant achter mij. Als ik de auto nodig heb, bel ik pa. Dat is dan geen probleem.

Ik ben een echte kletsmajoor. Rotterdamse, hè. Het is goed en nodig om je mond open te doen. Anders red je het niet. Ik maak in de supermarkt graag een praatje. Ik mag dan mijn woordje klaar hebben, toch blijven er dingen in mijn hart die veilig achter slot en grendel blijven. Ik neem een marge in acht.

Na een scheiding verlies je de helft van je kennissenkring. Zeker. Ik denk dat je uiteindelijk 10 procent van je vrienden overhoudt.

Een echtscheiding is niet naar Gods Woord, zo eerlijk moet je zijn. Maar Gods wet verbiedt ook roddelen, liegen en vloeken. En wie een vrouw aanziet om haar te begeren, pleegt overspel, zegt Jezus. Daar tillen mensen niet zo zwaar aan. Dat zit me dan dwars”.

Getroost
„Ik denk dat ik niet gauw weer zal trouwen. De angst zit diep. Het alleen-zijn vliegt je soms wel aan. Maar dan zeg ik vaak tegen mezelf: Ella, Ella, Ella, relativeren, relativeren, relativeren. Wat zeur ik toch? Ga na wat je allemaal hebt. Lieve kinderen, waar je zo onnoemelijk veel van terugkrijgt. Lieve ouders, een warm bed. Een lieve, verstandelijk gehandicapte broer, Dirk-Jan, die met zijn blauwe wintermuts hier binnen komt wandelen om een kop koffie. Voor mij is een goede man een maatje. Iemand tegen wie je alles kunt zeggen”.

Kruis
„Ik ben helemaal niet zo vroom en degelijk, maar ik heb wel ervaren dat de Heere de weg heeft geleid. Toch heb ik het daar soms wel moeilijk mee. Heeft God me een kruis opgelegd of heb ik dat mezelf aangedaan? Dat soort vragen, hè. Ik weet wél dat Hij heeft getroost”.