Kerkelijk Leven 24 augustus 1999

Ds. Majoor: Werkruimte op zee overstijgt databank gemeente

Flinke jongens met een klein hart

Door K. van der Zwaag
DEN HELDER – „Je bent er op het marineschip voor iedereen. Dat weet men ook. De een heeft meer behoefte aan een gesprek dan een ander. Dat je met iedereen optrekt, biedt geweldige kansen. Je komt met elkaar in gesprek over geloofszaken waar je in een normale gemeente niet aan toe komt.”

Vlootpredikant drs. J. G. Majoor kent de wereld van de marine van binnenuit. Een uitdagende werkkring vindt hij het. Het geeft hem de ruimte die hij als gemeentepredikant niet zou hebben.

Ds. Majoor was predikant van de Gereformeerde Kerken in Scharnegoutum en Bozum toen hem in 1986 gevraagd werd vlootpredikant te worden. „Het was in die tijd geweldig spannend in politiek en kerkelijk Nederland. Men was toen de krijgsmacht niet bepaald gunstig gezind. Ik heb er wel een tijdje over moeten nadenken. Ik had wel eens op een schip rondgetrokken, maar zo gek op water was ik ook weer niet.”

Wat ds. Majoor in de nieuwe functie aansprak, was de ruimte waarin je zou werken. „Die gaat verder dan de databank van je eigen kerk. Je bent er voor iedereen, ongeacht de religieuze achtergrond. Ik ervaar het als een voorrecht om midden in de wereld voor de kerken te werken.”

Dat het personeel van de marine ruiger is dan een gemiddeld gemeentelid, kan hij niet zeggen. De kerkelijke betrokkenheid wordt wel steeds minder, constateert hij. In dat opzicht is de marine ook een afspiegeling van de maatschappij. „Je komt mensen tegen die weinig hebben met de kerk. Er zijn jonge mensen die totaal niet meer beseffen waar het geloof om gaat. Het gebeurt regelmatig dat ik iemand voor de eerste keer in zijn leven daarover vertel. Ik leg dan uit dat het Evangelie te maken heeft met hoe je je leven inricht en dat het ook van beslissend belang is voor het begin en het einde ervan. Ik ervaar het als heel boeiend om namens mijn Zender tussen de marinemensen te werken.”

Vele jaren
Ds. Majoor heeft er inmiddels heel wat actieve jaren in het buitenland op zitten. Drie jaar lang voer hij op het eskader. Daarvóór was hij drie jaar in Aruba, verbleef hij op de mijnenjagers en was hij in 1993 met een bataljon mariniers op VN-missie in Cambodja. „In dat land sta je bloot aan dreiging, kogels en vooral landmijnen, waar het land van vergeven is. In zo'n situatie merk je dat mensen op zoek zijn naar houvast in hun leven. Je hoort dan de elementaire vraag: Waar is God? Mariniers vragen om aandacht en een luisterend oor. Ze lijken flinke jongens maar het zijn vaak mensen met een klein hart.”

Ds. Majoor werd ook geconfronteerd met de oorlogsperikelen in Kosovo. Zijn taak is onder meer om de achtergebleven mensen van het thuisfront pastorale aandacht te geven. Bezoeken aan huis of ziekenhuis horen daar ook bij. Nadat ik ds. Majoor heb bezocht in Den Helder spoedt hij zich onmiddellijk naar een marinegezin waar iemand is overleden. Ook dat behoort tot het leven van een vlootpredikant.

Het werken bij de marine wordt in de praktijk zwaarder, zo is de ervaring van de vlootpredikant. „De krijgsmacht is in de laatste jaren kleiner geworden, maar het aantal operationele missies alleen maar toegenomen. Steeds vaker van huis, dat betekent een verdubbeling van de inspanning voor het personeel en hun achterban.”

Pastoraat
Ds. Majoor hecht aan de zichtbare verschijning van een vlootpredikant. „Door je uniform met een kruis erop is het voor iedereen duidelijk dat je het verhaal van de Man van het kruis vertegenwoordigt. Je probeert een brug te slaan naar mensen. Heel veel mensen weten niets meer van het Verhaal van de Bijbel. Je doet een poging erop in te spelen als je merkt dat ze iets met de Bijbel hebben. Dat kan in de kerkdiensten die elke zondag –waar ook ter wereld– gehouden worden, maar het gebeurt ook in de vele gesprekken die je met de mensen hebt. Ik kom niet evangeliserend binnen, maar als ik iets van nieuwsgierigheid naar het Evangelie merk, zal ik daar zeker op ingaan.”

Sterfgevallen komen ook voor tijdens operaties in het buitenland. Ds. Majoor heeft meegemaakt dat een marinier van 18 jaar stierf in Cambodja. In zo'n geval wordt de kist snel naar Nederland gevlogen en leidt de vlootpredikant de rouwdienst. Wat vaker gebeurt, is dat er thuis een sterfgeval is en dat het marinepersoneel zo snel mogelijk moet repatriëren. „Dat is tegenwoordig heel goed geregeld. Wanneer je een overlijden moet melden aan marinemensen op zee dan doe je dat als geestelijk verzorger samen met de eerste officier en probeer je de man of vrouw zo goed mogelijk op te vangen. Soms is het mogelijk om iemand met de boordhelikopter over te vliegen naar het dichtstbijzijnde vliegveld, een andere keer zet je iemand in een haven af.”

Wereld apart
Het leven op een fregat is een wereld apart. Dat realiseer je je wanneer je op zo'n schip rondkijkt. Het fregat Hr. Ms. Willem van der Zaan ligt afgemeerd aan de wal voor een langdurige onderhoudsbeurt. Het schip bevindt zich weliswaar in 'slapende' toestand, maar je krijgt een goede indruk van het schip als een wereld in het klein, met alles erop en eraan.

Dat er sprake zou zijn van eenzaamheid op de schepen, vooral tijdens een lange vaarperiode, kan ds. Majoor niet zeggen. „Ze zijn vaak maanden lang van huis, maar aan de andere kant zien ze toch veel van de wereld. Tegenwoordig duren reizen maximaal zeven maanden. Er is soms wel heimwee en dat kan in alle rangen voorkomen. De een uit dat meer dan de ander. Bemanningsleden met gezinnen thuis missen een bepaald gedeelte van de ontwikkeling van hun kinderen. Je kunt dat met de video en e-mail aan boord wel enigszins opvangen, maar het lost de afwezigheid thuis nooit helemaal op. En je zult het net zien: de wasmachine gaat precies stuk als de man op zee is.”

Stevig taalgebruik
Marinemensen zijn recht door zee. Het taalgebruik kan soms echt ruw zijn. „Als er echt wordt gevloekt, kan dat voor mij aanleiding zijn voor een gesprek.” De vrijheid is belangrijk voor marinemensen. „Ze zijn goed in staat om op eigen benen te staan. Maar ze kunnen ook goed in een team werken. Dat zal ook moeten aan boord; dag en nacht leef je en werk je in een kleine gemeenschap. Je bent er samen verantwoordelijk voor de veiligheid van een schip bij brand of andere calamiteiten.

Als mensen in een spannende, dreigende situatie op de radar zien dat hun schip target (doelwit) is, ben je op het ergste voorbereid. Dan is het –figuurlijk gesproken– alle hens aan dek. Dan merk je ook hoe vol mensen zitten met allerlei religieuze vragen en angst. Vroeg of laat komen dan de vragen en opmerkingen, soms jaren later nog. Het is mijn taak om deze verhalen met de mensen te delen en hen vanuit het Evangelie te laten zien dat we toch in Gods hand zijn. Het is een voorrecht om zó namens je Zender reisgenoot van mensen te zijn.”