Kerkelijk Leven | 10 augustus 1999 |
Ds. H. Brandsen: Er zijn is voor mij altijd religieus geladenVoor mensen in ballingschapDoor M.M.C. van der Wind-Baauw Maar als het met de geestelijk verzorger van het verpleeghuis ooit wel zover komt, dan heeft hij één wens. Dan hoop ik dat er mensen zijn die de tijd nemen om te luisteren naar wat me bezighoudt. En ik hoop niet dat ik mensen ontmoet die denken: Het heeft toch geen zin. Of mensen die überhaupt niet luisteren. Dat is precies wat hij zelf tijdens zijn werk juist doet: luisteren. Je gaat op reis met unieke mensen. Geestelijke verzorging is niet met een EHBO-koffertje rondlopen en een theologisch verbandje aanleggen. Je kunt alleen maar luisteren of er nog krachten bij de mensen zelf zitten om mee verder te leven. Alles staat of valt met inleven. Je moet de drempel zo laag mogelijk houden. Vandaar dat de predikant ook niet in een zwart pak door het huis loopt. Samen met een parttime pastoraal medewerkster is hij er voor 210 mensen. Negentig van hen verblijven op de psychogeriatrische afdeling. Veel van deze mensen zijn dementerend. Veertig tot 45 personen zijn er alleen voor dagbehandeling. De rest woont op de somatische afdeling. Daar is bijvoorbeeld een bijbelgesprekskring. Een tweewekelijks zanguur op de psychogeriatrische afdeling ontbreekt niet. Iedere veertien dagen gaat ds. Brandsen voor in een kerkdienst. De andere zondagen gaan zijn collega, emeriti en predikanten uit de kerken in de omgeving voor. De kerkelijke vertegenwoordiging bij de diensten rouleert. Ds. Brandsen doet dienst zowel met een hervormde ambtsdrager als met een baptist, om maar twee voorbeelden te noemen. Met nadruk stelt de predikant dat kerken hun gemeenteleden niet alleen mogen overlaten aan de geestelijke verzorging van een verpleegtehuis. Als iemand veertig, zestig jaar ergens heeft gewoond, moet je hem laten merken: U hoort er nog steeds bij. Het is goed als dit huis is opgenomen in de wijk van een ouderling of predikant. Nu gebeurt dat wel, maar de bewoners merken daar niet altijd wat van. Wij zijn vaak bang voor de stilte. Predikanten denken dat ze altijd wat moeten doen of zeggen. Maar stilte is weldadig. Rouwproces De predikant maakt geen onderscheid tussen de bewoners. Hij is aangesteld voor iedereen, of iemand nu rooms-katholiek, christelijk gereformeerd, baptist, van de Gereformeerde Bond of middenorthodox is of helemaal niet bij een kerk is aangesloten. Je bent er als geestelijk verzorger voor alles wat mensen geestelijk bezighoudt. En elk mens, kerkelijk of niet, maakt in zijn geest processen mee. De druk op het verplegend personeel en de artsen is groot. Tijd om te praten is er vaak niet. Onze theologie is vaak zeer verstandelijk gericht, merkt de predikant op. Dat ervaart hij in zijn werk als nadelig. Er is bij ons geen plaats voor de gevoelslaag. We zeggen de catechismus en psalmversjes op. Hier in huis valt dat vaak weg en wat overblijft, is de gevoelslaag. Dogmatiek zegt hier bijna niets. Omdat het dan vaak niet over míj gaat. Ds. Brandsen probeert juist vooral de gevoelslaag van de mensen te bereiken. Daarvoor moet je eerst gevoelens van afstand in jezelf slechten. Je ruikt dingen die niet lekker zijn en je hoort dingen die afstand scheppen. Dat moet je doorbreken, zodat je nabij kunt zijn. Als ds. Brandsen iemand op zijn kamer heeft bezocht, legt hij hem altijd de aäronitische of de nieuwtestamentische zegen op. De predikant, die tevens werkzaam is in verzorgingshuis Weideheem, heeft ook ruim twee jaar in de gevangenis van Lelystad gewerkt. Hij had het daar reuze naar zijn zin. Toch maakte hij de overstap naar het verpleeghuis. Een opmerking van een van de gevangenen gaf mede de doorslag: Dat moet je doen, zei die jongen. Wij zitten hier gevangen en komen weer vrij. Die mensen daar in het verpleeghuis zitten ook gevangen in hun karretje of in hun bed. Zij komen nooit meer vrij. Beelddrager Ik teken elk mens als een huis. Een huis heeft een deur. Soms doe je er dagen of zelfs maanden over voordat je die deur ziet. Met iemand die dement is of afasie heeft, is niet op gebruikelijke wijze te praten. Daar heb ik ook moeite mee gehad. Maar ik ben al mijn krampachtigheid kwijt. Ik ben afgestapt van het idee: Wat moet ik hier? Het gaat er niet om wat ik moet doen. Als je op je eigen mogelijkheden ziet, dan is de ander onbereikbaar. Maar er is er Eén die door dichte deuren heendringt. Dat hoorde ik ineens in het paasverhaal. Na de opstanding komt Jezus plotseling in die kamer waar de discipelen zijn. Als een boekenkast Ik zie hier ook mensen met theologische ballast: Ik kan het niet meer goed maken, want mijn familielid leeft niet meer. Die ervaring is dezelfde doorn als die Paulus in het vlees had. Hij heeft driemaal gebeden dat die weggenomen zou worden. Maar hij zou nooit vergeten dat hij de gemeente van Christus heeft vervolgd. Als antwoord kreeg hij wel te horen: Mijn genade is u genoeg. Als je dat zegt, zit je dicht bij het leven van deze mensen. |
|