Koopgedrag 24 december 1998

Organisaties bemerken verschuiving in giften

„Als er echt nood is, geven
de mensen gul”

Door drs. A. A. C. de Rooij
APELDOORN – Veel mensen hebben de laatste jaren hun giften verhoogd, zo blijkt uit de recent gehouden enquête onder RD-lezers. Tegelijk constateren diverse organisaties die daarvan profiteren een verschuiving in hun inkomstenpatroon. Als er ergens nood is, wordt de portemonnee wijd opengetrokken, maar dat gaat soms ten koste van de algemene bijdragen, bemerken zij.

Maar liefst 60 procent van de deelnemers aan het onderzoek antwoordt bevestigend op de vraag of zij vandaag de dag duidelijk meer geld uittrekken voor giften dan enkele jaren geleden. Daarmee springt deze uitgavencategorie er flink uit, want voor eten en kleding rollen percentages van respectievelijk 37 en 32 procent uit de bus. Verder besteedt 23 procent meer aan vakantie. Ondanks de onder het brede publiek groeiende populariteit van het effectenbezit, scoren aandelen, obligaties en andere beleggingsproducten met slechts 15 procent laag in de RD-enquête.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in Voorburg laat weten geen informatie te verzamelen over giften. Over het landelijke beeld van de ontwikkelingen in de financiële mededeelzaamheid van de burger zijn geen officiële statistieken beschikbaar.

Tienden
Mevrouw J. van der Lelie uit Rotterdam (59 jaar) is onlangs gestopt met werken. Dat betekende voor haar een stevige inkomensachteruitgang. Toch probeert zij de omvang van haar giften op peil te houden. Procentueel wint die post binnen haar totale budget dus aan gewicht. Tot nu toe hanteerde zij bij benadering het principe van de tienden, het bestemmen van minimaal 10 procent van het netto-inkomen voor goede doelen.

Over haar uitgaven in die sfeer vertelt zij: „Elke maand maak ik een vast bedrag over als vrijwillige bijdrage aan de kerk. Bovendien koop ik collectebonnen, die ik zondags gebruik voor de collecten. Verder boek ik elk kwartaal iets over naar een aantal instellingen die ik een warm hart toedraag”. Bij dit laatste noemt zij het Astmafonds („omdat ik zelf carapatiënte ben”), het Koningin Wilhelminafonds (kankerbestrijding), Woord en Daad, het Leger des Heils en de VBOK.

„Ik geef meestal gepland, maar soms komt er een calamiteit tussendoor, zoals onlangs de orkaan Mitch in Midden-Amerika, en dan doe je spontaan mee aan een actie daarvoor”. In dit concrete geval stortte zij wat op de rekening van Woord en Daad. „Ik ga het liefst in zee met de organisaties in eigen kring, ook als ik iets extra's doe. Ik vind het fijn dat er die zoveel zijn. Daarvan mag je toch verwachten dat ze ervoor zorgen dat het geld op de goede plaats terechtkomt. Mijn zuster zegt altijd: Laat de wereldlui maar wat meer doen voor andere instanties”.

Plicht
De heer P. A. Breeman, 29 jaar, gehuwd en vader van twee kinderen, deelt mee dat hij zijn giften de laatste tijd eveneens heeft uitgebreid. „Je hebt het zelf goed en dan voel je het als je plicht om ook anderen te helpen”. Hoe groot de stijging is, weet hij niet precies. „Mijn vrouw en ik letten er tegenwoordig gewoon beter op waar geld nodig is”. Zij richten zich daarbij vooral op het eigen kerkverband. „Niet uit kerkistische motieven, maar gewoon omdat je daarmee toch de meeste betrokkenheid voelt”.

De familie uit Voorthuizen schenkt vaak in de anonimiteit een bedrag aan personen in haar directe omgeving die in een financieel moeilijke situatie verkeren. „Bijvoorbeeld als je hoort van iemand die in het ziekenhuis ligt en die niet verzekerd is, dan gooi je op zo'n adres een envelop met inhoud door de brievenbus”.

Breeman licht verder toe: „Bij allerlei organisaties ben je geneigd te denken: Daar geven al zo veel mensen aan. Dat is uiteraard goed en dat is nodig, maar wij hebben zoiets van: Laat ons dan maar wat toeschuiven aan die man of vrouw of aan dat gezin van wie misschien maar weinigen weten dat ze in problemen zitten. Wij zien juist daar voor onszelf een duidelijke taak”.

Acceptgirokaarten
Over de mogelijkheid om giften als aftrekpost op te voeren op het aangiftebiljet voor de inkomstenbelasting zegt Breeman: „Daar heb ik nog geen ervaring mee, maar dat wil ik in de toekomst wél veranderen”. Mevrouw Van der Lelie maakt volledig gebruik van deze faciliteit en hanteert het overzicht dat zij naar de fiscus stuurt als leidraad voor haar uitgaven op dit gebied in het volgende jaar.

Instellingen sturen tegenwoordig om de haverklap een acceptgirokaart toe. Gaat dat niet tegenstaan? Mevrouw Van der Lelie: „Inderdaad, je krijgt er te veel. Achter elk verzoek zit natuurlijk een verhaal. Ik word er wel eens moedeloos van en denk dan: Ik behoor eigenlijk nog meer te doen. Maar het gebeurt ook, als er alweer een kaart van diezelfde stichting of vereniging in de bus ligt, dat ik er geen moeite mee heb die te verscheuren”. Breeman: „Af en toe weet je gewoon niet waaraan je wel en waaraan je niet moet geven. Maar aan de andere kant bepalen die acceptgiro's je er telkens bij: o, ja, ik moet nog wat storten”.

Noodhulp
Voorlichter H. de Pater van Woord en Daad bevestigt de trend die blijkt uit de RD-enquête. „Elk jaar stijgen onze ontvangsten met ongeveer 1 miljoen gulden; en dan praten we over de optelsom van giften en vaste bijdragen in het kader van financiële adopties. In 1998 passeert het totaal de grens van 20 miljoen. De noodhulp aan Midden-Amerika zorgt ervoor dat de groei ditmaal forser uitpakt dan anders”.

Een woordvoerster van Kom Over en Help (KOEH) meldt enige toename, maar die concentreert zich volgens haar bij concrete, afgebakende doelen. „Er heeft een verschuiving plaats”, constateert zij. „Mensen kiezen bewust voor een bepaald project. Als er echt nood is, dan geven ze gul. Voor voedselhulp bijvoorbeeld krijg je meer geld los dan voor de bouw van een kerk of voor de verspreiding van Bijbels, is onze ervaring”.

Hetzelfde signaleert secretaris financiën B. van Bokhoven van de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) in de Nederlandse Hervormde Kerk. „Noodhulp en diaconale projecten scoren tegenwoordig het best”, vertelt hij. „Via de communicatiekanalen wordt iedereen ook steeds directer geconfronteerd met de soms erbarmelijke omstandigheden waarin de naaste elders in de wereld verkeert”.

„De woordverkondiging dient voorop te gaan, luidt weliswaar de visie van onze achterban, maar in de praktijk merk je toch dat de portemonnee vooral royaal opengaat bij zaken als honger, ziekte en armoede”. Penningmeester C. J. Hagesteijn van de zending van de Christelijke Gereformeerde Kerken stelt aan de hand van zijn cijfers eveneens vast dat mensen gevoeliger zijn voor materiële dan voor geestelijke nood.