Koopgedrag 12 december 1998

Zie ook: Een duur bakje gratis koffie

Reformatorischen kopen in winkels die op zondag open zijn

De prijs van het principe

Door drs. H. van den Berge
De nieuwe, langere openingstijden van winkels raken ook in de gereformeerde gezindte ingeburgerd. Ondanks scherpe protesten in de afgelopen jaren blijkt uit een enquête van het Reformatorisch Dagblad naar het koopgedrag onder zijn lezers dat slechts een kwart de langere openingstijden doordeweeks resoluut van de hand wijst. De ondervraagden geven verder aan dat principes bij de aanschaf van producten wel van belang zijn, maar dat ook de prijs en kwaliteit een zeer belangrijke rol spelen.

Het RD heeft vorige maand een schriftelijke enquête gehouden over het thema koopgedrag. In het onderzoek staan vijf “w's” centraal: wie koopt wat, waar, waarom en wanneer. Het gaat daarbij onder andere om het kopen bij zaken uit de gereformeerde gezindte, het winkelen op een tweede feestdag (bijvoorbeeld tweede paasdag en tweede pinksterdag), de zondagsopening van winkels en de vraag wie in een gezin het meeste geld uitgeeft.

De 1600 geselecteerden uit het abonneebestand kregen een vragenlijst toegezonden die ze anoniem konden invullen en terugsturen. Aan het onderzoek deden 843 lezers mee. Om een beeld van hen te krijgen, is ook gevraagd naar onder andere hun leeftijd, opleiding, kerkgenootschap, de grootte van de woonplaats en hun inkomen.

Huishoudgeld
Het beeld van een man met een boodschappenwagentje in een supermarkt is zeker geen vreemd verschijnsel, al vormen de vrouwen nog wel steeds de grote meerderheid van het winkelend publiek. De resultaten van het onderzoek laten er wat dat betreft geen misverstand over bestaan. In 65 procent van de gezinnen koopt de vrouw het vaakst de dagelijkse etenswaren. In 9 procent van de gezinnen is het met name de man die op pad gaat, terwijl bij 14 procent van de ondervraagden de rollen gelijk verdeeld zijn.

Een interessante vraag is wie het meeste geld uitgeeft. Het stereotiepe beeld van de vrouw met een gat in haar hand gaat in het onderzoek zeker niet op. Als er al verschillen zijn, geeft in 7 procent van de gezinnen de vrouw meer uit, terwijl het in 13 procent om de man gaat. Vooral hoger opgeleide werkende mannen doen meer boodschappen in hun wagentje dan het lijstje aangeeft.

Aan het uit te geven bedrag is in sommige gevallen duidelijk paal en perk gesteld. Van de ondervraagden geeft eenderde aan dat er met huishoudgeld wordt gewerkt. Opvallend is dat er hierbij een verschil is tussen de grote stad en het platteland. In kleinere plaatsen wordt er wekelijks of maandelijks lang niet zo vaak een vast bedrag gereserveerd voor de normale uitgaven als in de steden.

Giften
Om inzicht te krijgen in eventuele verschuivingen in wat er wordt gekocht, kregen de respondenten een aantal soorten uitgaven voorgelegd met de vraag of hieraan nu duidelijk meer geld wordt uitgegeven dan een paar jaar geleden. Voor eten trekt 37 procent van de ondervraagden nu een hoger bedrag uit. Veelal is dit het gevolg van gezinsuitbreiding of van opgroeiende kinderen. Nu is voedsel en drinken voor iedereen een noodzakelijke uitgave, maar bijvoorbeeld vakantie is dat niet. Toch besteedt 23 procent van de lezers hier duidelijk meer geld aan. Naargelang het inkomen hoger wordt, nemen de uitgaven voor vakantie toe. De uitgave voor kleding stijgt bij 32 procent van de respondenten aanzienlijk, terwijl een kwart voor de auto veel meer geld reserveert.

Een uitgavenpost die over het algemeen veel sterker is gestegen, is die voor giften (inclusief collecten). Van de ondervraagden geeft 60 procent aan hier duidelijk meer geld voor uit te trekken dan een paar jaar geleden. Met name gepensioneerden geven meer. Sparen doet 34 procent van de respondenten nu gemiddeld veel meer. Al naargelang de leeftijd toeneemt, wordt sparen echter minder belangrijk.

Beleggen is de laatste jaren door vooral de beurshausse in. Van de ondervraagden koopt gemiddeld 15 procent nu aanzienlijk meer aandelen, obligaties en dergelijke. Er zijn echter wel grote verschillen. Hierbij spelen opleiding en vooral inkomen een grote rol. Van degenen met een modaal inkomen (tot 4000 gulden bruto per maand) belegt 8 procent, tegen 36 procent van de respondenten met een inkomen van meer dan twee keer modaal (8000 gulden bruto per maand).

Winkelketens
In bijna alle grotere plaatsen worden de hoofdstraten gedomineerd door winkelketens. Zelfstandige winkeliers krijgen het steeds moeilijker in de concurrentiestrijd met zaken zoals Albert Heijn, Blokker, Intertoys, V & D en C & A. Op de vraag waar de ondervraagden in vergelijking met een paar jaar geleden vooral hun producten kopen, slaat de balans nog net door naar de zelfstandigen. Van de RD-lezers kiest 18 procent voor de zelfstandigen, terwijl 16 procent naar met name winkelketens gaat en 66 procent bij beide koopt. Vooral inwoners van kleinere plaatsen halen hun artikelen bij zelfstandigen. Op zich is dat logisch, omdat daar in veel gevallen nauwelijks of geen winkelketens zijn gevestigd. In grotere gemeenten doen met name jongere mensen en hoger opgeleiden vaker boodschappen bij de ketens.

De positie van de zelfstandigen is er door de invoering van de nieuwe Winkeltijdenwet in 1996 in het algemeen niet sterker op geworden. Vooral de winkelketens waren de stuwende krachten achter het streven naar langere openingstijden 's avonds en de forse uitbreiding van het aantal koopzondagen naar twaalf, omdat zij hierdoor hun omzet dachten te vergroten.

Vanuit de gereformeerde gezindte is terecht scherp protest aangetekend tegen de verruiming van de winkeltijden. De vraag is echter in hoeverre de grote weerstand van ruim twee jaar geleden nu nog geldt. Uit het onderzoek blijkt dat de kritiek op de langere openingstijden doordeweeks inmiddels duidelijk is gematigd. Slechts een kwart van de ondervraagden vindt dit nog een verkeerde zaak. Voor de grootste groep (44 procent) hoeft het niet, maar zij wijst het ook niet af. Verder zegt 18 procent van de respondenten dat het hun niet zoveel uitmaakt, terwijl 12 procent de verruiming doordeweeks een goede zaak vindt. Tot deze laatste categorie behoren vooral personen met een hogere opleiding, degenen in de leeftijd tot veertig jaar en mensen met een volledige of een deeltijdbaan.

Hoewel er nu genuanceerder tegen de ruimere openingstijden doordeweeks wordt aangekeken, betekent dit nog niet dat er veel gebruik van wordt gemaakt. Van de oude vaste koopavond wordt meer gebruikgemaakt dan van de nieuwe koopavonden. De helft van de ondervraagden gaat na zessen wel eens boodschappen doen op de nieuwe koopavonden, maar de meesten doen dit gemiddeld nog niet één keer per maand. Vooral degenen met een deeltijdbaan doen het vaker. Deze uitkomst sluit duidelijk aan bij de landelijke trend.

Bijzondagen
Nog belangrijker dan de langere openingstijden doordeweeks is de verruiming van het aantal koopzondagen. De voortgaande zondagsontheiliging in de Nederlandse samenleving kreeg hierdoor een nieuwe impuls. De vraag is in hoeverre de winkelopening op de eerste dag van de week invloed heeft op het koopgedrag van de reformatorische consument. Let hij daarop als hij winkelt?

Het onderzoek levert een gemengd beeld op. Van de ondervraagden zegt 30 procent niets te kopen in zaken die zondags hun deuren openen. Naarmate men ouder is, is men hier stelliger in. Verder behoren tot deze groep naar verhouding meer lager opgeleiden en oud gereformeerden en minder mensen uit grote steden.

De andere 70 procent koopt wel in winkels die zondags open zijn, al lopen de afwegingen uiteen. De helft van de respondenten zegt dat als zij in die zaken toch iets nodig heeft, dat zij het daar dan wel koopt. Deze categorie is dus nog terughoudend. Voor de volgende groep is dat in mindere mate het geval. Vijftien procent stelt dat zij er in hun koopgedrag niet op let of de winkels de eerste dag van de week open zijn. Vijf procent van de ondervraagden gaat nog een stap verder. Ook al weten ze dat een winkel op zondag open is, dan hebben zij er toch geen problemen mee om daar boodschappen te doen.

Over winkelen op zondag is geen vraag gesteld. We mogen er toch vanuit gaan dat hiervan in de gereformeerde gezindte geen gebruik wordt gemaakt? Het kopen op tweede feestdagen, de zogenaamde bijzondagen, is wel aan de orde gesteld. Driekwart van de ondervraagden vindt dat de winkeldeuren op deze dagen niet open mogen zijn. Van 17 procent mag dat echter wel. Het betreft vooral hoger opgeleiden, de hogere inkomens en werkenden. In de praktijk gaan weinig RD-lezers winkelen op een tweede feestdag. Het gaat om 4 procent van de respondenten.

Achtergrond winkelier
Door de verruiming van de openingstijden krijgen winkeliers die hun zaak om principiële redenen zondags niet opendoen het steeds moeilijker in de concurrentie met winkels die dan wel open zijn. Principes kunnen geld kosten. Voor de reformatorische consument zou dat een reden kunnen zijn om bij voorkeur producten te kopen bij winkels die zondags dicht zijn. In het onderzoek zijn de meningen hierover gepeild. Van de respondenten is 64 procent het ermee eens om dergelijke winkeliers te steunen. Het gaat dus om een duidelijke meerderheid.

Een groep van 28 procent is wat voorzichtiger. Deze respondenten zeggen het er een beetje mee eens te zijn dat er bij voorkeur wordt gekocht bij zaken die zondags dicht zijn. Verder vindt 5 procent het niet nodig om dergelijke winkeliers te steunen. Hiertoe behoren vooral hoger opgeleiden en mensen met een inkomen van meer dan 8000 gulden bruto per maand. Opvallend is ook het duidelijke verband met de leeftijd. Naarmate de respondenten ouder zijn, vinden ze vaker dat er bij voorkeur bij winkeliers moet worden gekocht die zondags gesloten zijn.

De achtergrond van de winkelier kan dus een rol spelen in het koopgedrag van de reformatorische consument. In het onderzoek is ook gevraagd welke overweging daarvoor het belangrijkst is. In de antwoorden zit een duidelijke trend. Van de respondenten vindt 37 procent het feit dat een zaak op zondag gesloten is de voornaamste reden. Daarna komen achtereenvolgens de christelijke achtergrond van de winkelier (26 procent), de winkelier behoort tot de gereformeerde gezindte (23 procent) en de winkelier behoort tot mijn kerk (14 procent). De zondag staat centraal, terwijl men er bij de achtergrond van de winkelier niet zozeer op let of deze van de 'eigen' kerk is.

Als de ondervraagden worden uitgesplitst naar kerkgenootschap leidt dat tot kleine verschillen. Nederlands hervormden, oud gereformeerden en degenen die behoren tot de Gereformeerde Gemeenten in Nederland letten wat meer op de zondagssluiting, christelijk gereformeerden op het feit of een winkelier een christelijke achtergrond heeft, terwijl de respondenten die behoren tot de Gereformeerde Gemeenten iets vaker “winkelier behoort tot de gereformeerde gezindte” invullen.

Speciaal vignet
Verschillende winkeliers uit de gereformeerde gezindte vinden dat reformatorische consumenten vooral bij hen moeten kopen. Ze wijzen daarbij niet alleen op de toenemende problemen vanwege de zondagsopening, maar ook op het bijbelse principe om de huisgenoten des geloofs te steunen.

In 1994 is hiertoe door een aantal winkeliers de organisatie Verenigde Reformatorische Ondernemers (VRO) opgericht. Met een speciaal vignet –eerst de silhouet van een kerk en nu nog alleen de punt van de kerktoren– willen zij in advertenties benadrukken dat het om een bedrijf uit de gereformeerde gezindte gaat. Inmiddels wordt het vignet weinig meer gebruikt, maar wel adverteren de ondernemingen regelmatig gezamenlijk paginagroot in het RD.

In het onderzoek is mede naar aanleiding hiervan gevraagd of de winkeliers uit de gereformeerde gezindte duidelijker moeten aangeven dat ze tot de 'eigen kring' behoren. Dat kan bijvoorbeeld door het gebruik van een speciaal vignet. Een kwart van de ondervraagden is voor een dergelijk logo, terwijl de helft dit afwijst. Bij de voorstanders gaat het vooral om inwoners van grote steden, ouderen en christelijk gereformeerden.

Kleding
Uit het onderzoek blijkt dat verreweg de meeste ondervraagden bij winkeliers uit de 'eigen kring' producten koopt. Het gaat hierbij om driekwart van de respondenten. Een kwart zegt dit zelfs vaak te doen. Daarentegen doet 26 procent dit nauwelijks of nooit.

In het onderzoek is ook geprobeerd na te gaan welke producten vooral worden gekocht bij winkeliers uit de gereformeerde gezindte. Kleding staat hierbij duidelijk bovenaan. Driekwart van de ondervraagden schaft wel eens kleren aan in de 'onder ons bekende zaken'. Nog vaker doen ouderen, lager opgeleiden, oud gereformeerden en mensen die behoren tot de Gereformeerde Gemeenten in Nederland dat.

De meubelzaken van winkeliers uit de gereformeerde gezindte vallen ook in de smaak. Van de ondervraagden koopt 55 procent wel eens bij hen. Bij etenswaren schaft 47 procent van de RD-lezers bij 'eigen' zaken producten aan, terwijl het bij auto's om 31 procent gaat. De respondenten mochten ook zelf andere producten toevoegen. Dan blijkt dat boekhandels hoog scoren. Verder worden bijvoorbeeld ook speelgoed-, schoenen- en brillenwinkels genoemd.

Smaak
Aan de respondenten die kopen bij winkeliers die tot de gereformeerde gezindte behoren, is gevraagd waarom ze dat doen. Hiervoor kregen ze vier argumenten voorgelegd. De verreweg meest genoemde reden is dat het een bijbelse opdracht is om huisgenoten des geloofs te steunen. Voor 49 procent van de ondervraagden is dit het belangrijkst.

Voor hoger opgeleiden en degenen met een hoger inkomen ligt dit percentage lager. Zij kiezen relatief iets vaker voor het argument “het aanbod van de producten is meer afgestemd op mijn smaak”. Ook bij degenen die behoren tot de Gereformeerde Gemeenten in Nederland scoort deze overweging hoger, terwijl dit voor christelijk gereformeerden veel minder van belang is. In totaal vindt 22 procent van de lezers het specifieke aanbod van de winkeliers uit de gereformeerde gezindte de belangrijkste reden.

Een derde argument is gericht op het christen-zijn. Degenen die zeggen dat ze volgens de bijbelse principes willen leven, mogen anderen zeker niet bedriegen. Op grond van dit uitgangspunt kregen de ondervraagden als reden om bij winkeliers uit de gereformeerde gezindte te kopen de volgende overweging voorgelegd: “het feit dat de winkelier een christelijke achtergrond heeft, geeft vertrouwen”. Van de ondervraagden vindt 16 procent dit inderdaad het belangrijkst. Opvallend is dat vrouwen dit vaker het geval vinden dan mannen. Zegt dit iets over de manier waarop mannen in hun dagelijkse beroep werken?

De laatste genoemde reden om bij een winkelier uit de gereformeerde gezindte te kopen betreft de afstand tot de winkel. Van de RD-lezers hecht 13 procent er sterk aan dat de zaak dichtbij is.

Dure artikelen
Bij de ondervraagden die nauwelijks of nooit bij winkeliers uit de gereformeerde gezindte kopen –26 procent van het totaal– is gevraagd waarom ze dat niet doen. De helft stelt dat de afstand tot dergelijke zaken te groot is.

Een andere belangrijke overweging betreft de prijzen van de producten. Van de respondenten noemt 30 procent als belangrijkste argument dat de producten in de zaken van winkeliers uit 'onze kring' vaak duurder zijn dan in andere winkels. Bij grotere gezinnen en mensen tot veertig jaar valt deze kritiek nog vaker te beluisteren. Opvallend is dat zestig ondervraagden zelf een opmerking op de vragenlijst plaatsten over de in hun ogen dure artikelen bij met name de 'onder ons bekende kledingzaken'.

Het argument “de bijbelse opdracht van weldoen aan huisgenoten des geloofs geldt niet voor het kopen van producten” vindt 8 procent het belangrijkst. Bovendien koopt 7 procent bijna nooit bij een winkelier uit de gereformeerde gezindte, omdat het aanbod van de producten niet is afgestemd op hun smaak. Tot slot vindt 5 procent een vermenging van principe en zakendoen niet juist.

Popmuziek
Bij de keuze van een winkel en het kopen van artikelen gelden verschillende overwegingen. In de enquête is onderzocht welke redenen voor de reformatorische consument het belangrijkst zijn. Bij de vraag naar het “waarom” van een keuze is een onderscheid gemaakt tussen de aankoop van gewone boodschappen en het aanschaffen van kleding en meubels, omdat het hier veelal om duurdere producten gaat.

Bij de gewone boodschappen is de belangrijkste overweging de prijs. Van de RD-lezers zet 27 procent dit motief bovenaan. Op een gedeelde tweede plaats staan vlak daarachter met 24 procent de kwaliteit en de zondagsopening van een winkel. Het feit of een zaak de eerste dag van de week open is, speelt dus duidelijk een rol in het koopgedrag. Op nummer vier staat de afstand tot de winkel (13 procent). Veel mensen willen voor gewone boodschappen nu eenmaal niet ver rijden. De bediening in de winkel is voor slechts 3 procent van de ondervraagden de belangrijkste overweging. Toch hechten consumenten hieraan, want dit motief wordt wel vaak op de derde of vierde plaats gezet.

Opvallend is dat van de ethische overwegingen alleen de zondagsopening hoog staat. De andere motieven “winkelier behoort tot de gereformeerde gezindte”, “winkel maakt geen aanstootgevende reclame” (vrouwen noemen dat vaker), “milieuverantwoorde producten” en “in de winkel wordt geen popmuziek gedraaid” halen slechts een paar procent.

De volgorde van de overwegingen bij de aanschaf van kleding en meubels wijkt op twee punten duidelijk af van die bij de aankoop van gewone boodschappen. Allereerst staat met stip de “kwaliteit” bovenaan met 34 procent. Daarna volgen “zondagsopening” (25 procent) en “prijs” (24 procent). Het andere verschil is dat “afstand tot de winkel” hier nauwelijks een rol speelt (2 procent). Voor duurdere producten is de consument dus bereid verder te rijden.

Emancipatie
Uit de enquêteresultaten blijkt dat de reformatorische consument in zijn koopgedrag met name let op de prijs en de kwaliteit van de producten, terwijl als het gaat om de principiële overwegingen dat dan in feite de zondagsopening ook een zeer belangrijk argument is. Andere met de christelijke principes samenhangende overwegingen spelen over het algemeen een kleine rol.

Kopen bij winkeliers uit de gereformeerde gezindte wordt door driekwart van de ondervraagden gedaan. De respondenten staan zeker er mede vanwege de zondagsopening niet onwelwillend tegenover om meer bij hen te kopen, maar ook hun producten zullen vooral worden beoordeeld op de combinatie van prijs en kwaliteit. Of het principe de reformatorische consument geld mag kosten is de vraag.

Opvallend is het verschil in koopgedrag. Jongere mensen (tot veertig jaar), beter opgeleiden en degenen met een hoger inkomen gaan over het algemeen pragmatischer om met de verruiming van de winkeltijden. Is dit geen teken dat de toenemende emancipatie van de gereformeerde gezindte leidt tot meer aanpassing aan de ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving?

Een belangrijke kritiek op de verruiming van de winkeltijden was dat dit de 24-uurseconomie bevordert. Nog steeds is 56 procent van de respondenten deze mening toegedaan, maar een grote groep van 36 procent vindt dat dit niet het geval is. Paradoxaal in de antwoorden is dat vooral hoger opgeleiden en jongere mensen een verband leggen tussen de langere openingstijden en de 24-uurseconomie. Aan de ene kant onderkennen ze de gevaren, terwijl ze er aan de andere kant in hun koopgedrag er over het algemeen het minst op letten. Een verklaring voor dit gedrag is wellicht dat degenen –ook uit de gereformeerde gezindte– die het scherpst waarschuwen tegen de 24-uurseconomie vaak de drukstbezette mensen zijn, waardoor ze overdag geen tijd hebben om te winkelen.


Een paar enquêtevragen



Belangrijkste overweging bij de aankoop van kleding en meubels



Belangrijkste overweging bij de aankoop van gewone boodschappen



Indien u in uw koopgedrag let op de achtergrond van de winkelier, kunt u dan aangeven welke overweging het belangrijkst is?



In welke mate koopt u wel eens artikelen bij winkeliers die tot de gereformeerde gezindte behoren?