Kerkelijk Leven 14 augustus 1999

Ger. gem. in Ned. Ochten staat voor vierde verbouwing in 25 jaar

„Niet één reden tot zelfverheffing”

Door J. M. D. de Heer
OCHTEN – Precies 25 jaar geleden werd de kerk van de gereformeerde gemeente in Nederland van Ochten voor de eerste keer verbouwd. Nog twee uitbreidingen volgden, maar opnieuw is het gebouw eigenlijk te klein. Terwijl Opheusden, mét een eigen predikant, dicht in de buurt ligt, groeit Ochten sterk. „Maar we hebben niet één reden tot zelfverheffing”, zeggen de diakenen W. Keuken en J. A. van den Hater. „Als wij, met onze gebreken, de gemeente in stand moeten houden, zal dat niet gaan. De Heere bouwt Zijn Kerk.”

Veel aandacht trekt de groei in Ochten niet. Opheusden loopt veel meer in het oog. Daar breidt de gereformeerde gemeente in Nederland haar kerk uit tot 2600 plaatsen. Maar Opheusden heeft een eigen predikant, terwijl Ochten al jaren vacant is.

De jaarboekjes spreken duidelijke taal. Bleef het ledental in de periode 1988 tot 1993 vrijwel gelijk, vanaf die tijd zette een sterke groei in. Van ruim 300 ging het aantal leden en doopleden naar ruim 400. De groei komt vooral door verhuizing van gezinnen naar Ochten of directe omgeving. In tweede instantie komt het geboorteaantal van ongeveer tien kinderen per jaar.

Een architect heeft al plannen voor een grondig vernieuwd kerkgebouw op papier gezet. Na eerdere uitbreidingen met 43, 60 en 104 plaatsen tot 372 plaatsen nu, benut de kerkenraad het perceel grond het liefst maximaal voor een kerk met 600 zitplaatsen. „Grote gezinnen kunnen steeds moeilijker bij elkaar zitten”, zegt Keuken. „Je moet geen half werk doen”, voegt zijn medediaken toe. „Anders krijg je hokje naast hokje.”

De leden gingen akkoord met de plannen, de gemeenteraad werkt niet tegen. Maar met de omgeving zal nog heel wat gepraat moeten worden voordat de nieuwe kerk er staat.

Eenheid
Zo op het eerste gezicht is er niet zoveel te bedenken waarom juist de gemeente van Ochten zou groeien. Het dorp biedt weinig werkgelegenheid. Nieuwe huizen worden nauwelijks gebouwd. Bovendien zitten de leden vrijwel alle zondagen in het jaar onder leesdiensten. Waarom trekt Ochten dan mensen aan?

Keuken: „Dat verwondert ons zelf ook. Bij alles wat we gaan zeggen, zou ik graag vooraf willen zeggen: De Heere houdt Zelf Zijn Kerk in stand.”

De eenheid binnen de kerkenraad is wel een reden dat mensen graag in Ochten naar de kerk gaan, denken de diakenen. Keuken: „De onderlinge verhoudingen zijn goed. Tegenover elkaar hebben we best wel eens verschillen van inzicht. Maar die gaan niet de gemeente in. Dat is ontzettend belangrijk voor de eenheid.”

Van den Hater: „Nou.”

Keuken: „Je hoort wel eens zeggen: Het is hier zo rustig in de gemeente. Blijkbaar –maar het is een voorrecht als de Heere dat geeft– straalt er toch iets van het kerkelijk leven naar buiten uit.”

De kleinere omvang van de gemeente doet nieuwe gezinnen soms bewust kiezen voor het vacante Ochten boven de grote massa in Opheusden, „ook al staat er een geacht predikant die Gods Woord zuiver verkondigt.” Van den Hater: „Toen ik jong was, zei ik wel tegen mijn vader: Altijd hebben we leesdienst. Maar nu denk ik vaak aan wat vader uitdrukte: „Jongen, het is dezelfde Geest die een mens moet bekeren.” En dat is waar.”

Keuken: „Soms hoor je mensen zeggen dat het hier zo opvallend stil is tijdens de leesdiensten. Er is veel aandacht. Het overjarig koren dat we lezen, drukt blijkbaar nog wat af. We lezen wel oudvaders, maar sommigen zijn voor de jeugd echt te moeilijk. Daarom lezen we ook meer eigentijdse preken.”

Breuk
Vanaf eind 1932 tot de instituering als zelfstandige gemeente in 1946 was Ochten een afdeling van Opheusden. In 1956 verliet de gemeente in het dorp aan de Waal, samen met de moedergemeente Opheusden, het verband van de Gereformeerde Gemeenten. In dat jaar ontstond echter ook een breuk in de eigen gemeente. Een deel van de leden wilde niet meeverhuizen naar het nieuwe kerkgebouw in het centrum van Ochten. Zij bleven aan de Waalbandijk vergaderen en vormden de oud gereformeerde gemeente in Nederland van Echteld.

Als emeritus predikant was ds. Chr. van de Woestijne van 1970 tot zijn overlijden in 1988 aan Ochten verbonden. De weduwe J. van de Woestijne-Cijsouw –ze hoopt deze maand 87 te worden– woont er nog, pal naast de kerk. „Waar zou ik heen moeten? De gemeente is heel best voor me.” Op zondag kan ze nog naar de kerk. Daar worden soms ook preken van haar man gelezen. „Ik kan daar heel goed tegen. Het is soms net alsof hij zelf weer op de preekstoel staat.”

Tijdens de ambtsbediening van ds. Van de Woestijne overleden anderhalf jaar na elkaar de ouderlingen L. Keuken en G. A. van den Hater, de vaders van de huidige diakenen. Sinds die tijd heeft Ochten geen ouderling meer. Er zijn nu vier diakenen.

Keuken nam in 1992 zijn verkiezing tot ouderling niet aan. „Zouden we meer moeten zoeken naar een ouderling? Zou er een mogelijkheid zijn? Ik weet het niet. Onze dominee zei altijd: Denk erom wie je kandidaat stelt. Je kunt beter op Gods tijd wachten dan iemand ouderling 'máken'. We kijken ook hoog op tegen het voorgeslacht, toen we hier godzalige ouderlingen hadden. Dat heeft een stempel op ons gezet, hoewel anderen in ons kerkverband juist zullen zeggen dat de ambten vervuld moeten worden. En ook dat is waar. We hebben hier inderdaad geen situatie waarop je je kunt verheffen. Als diaken doen we vrijwel al het werk dat ouderlingen doen: We gaan voor, doen dan een vrij gebed, geven catechisatie.”

Wolkje
Ochten groeit. „Toch moeten we niet te veel op getallen zien”, zegt Keuken. „Misschien zitten we dit jaar wel in de min. En getallen zeggen niets over het geestelijke. Mochten we daarin nog eens iets zien, al was het maar een wolkje als eens mans hand.”

Van den Hater: „Dat is groei in de diepte.”

Keuken: „Soms hoor je iemand iets vertellen en denk je: Praat eens wat verder door. Tastend ga je dan als kerkenraad je weg. Ds. Van de Woestijne vertelde eens dat hij als jongen in de tuin iets had gezaaid. Na een paar dagen, zei hij, krabde ik voorzichtig de grond weg om te zien of het zaad al ontkiemde. Niet doen, zei mijn vader toen, dan gaat het zaad juist dood. Zo is het ook in het geestelijke.”

„In de dagen van en na de watersnood van 1995 waren er best indrukken. Maar we moeten het dágen noemen. Er is veel over gesproken, we waren allen blij toen we elkaar na de evacuatie terugzagen. Maar de beslommeringen van de wereld hebben toch weer de overhand genomen.”

Van den Hater: „Ik zag pas nog een foto uit die tijd. Die grote massa water en onder aan de dijk ons dorp. Op de kritieke plek, in een dijkhuis, hebben we 32 jaar gewoond. Toen kwam het op me af: door Goddelijke bewaring gespaard. Dan mag je opmerken dat Hij onze gemeente ook nog wilde sparen.”