Binnenland

Hendriks: Harde repressie geen oplossing voor zinloos geweld

„Sterk in beginselen, mild
in toepassing”

Door A. de Jong
ARNHEM – De spreuk die de hal van zijn kantoor siert, werd in 1995 onthuld door zijn vriend, de oud-minister van justitie Hirsch Ballin. „De rechtvaardige is blij als hij recht kan spreken”. Maar wat is recht spreken? Wat is een gepaste straf voor plegers van zinloos geweld? Moet de opgelegde straf bij dergelijke delicten niet veel zwaarder zijn? Mr. W. J. E. Hendriks, advocaat te Arnhem, verwacht niet veel van zo'n verzwaring.

Dat openbaar geweld de laatste jaren schrikbarend is toegenomen, staat voor Hendriks buiten kijf. Hij merkt dat in zijn eigen advocatenpraktijk. Regelmatig begeleidt hij cliënten die zich te buiten gingen aan vernieling en geweld. Vaak zijn dat jeugdigen, niet zelden allochtonen.

Wat de advocaat daarbij opvalt, is dat de jeugdige geweldplegers bijna altijd in groepen opereren. „In Arnhem heeft de politie laatst een groep allochtone jongeren opgerold die zonder enige aanleiding mensen lastig viel. Als ik met die jongeren spreek, merk ik dat ze achteraf vaak spijt hebben van hun gewelddaden. Dan slaan ze zich voor hun hoofd dat ze zich door de groep hebben laten meesleuren. Ik stel dan ook vast dat als een jongere eenmaal voor een bepaalde groep heeft gekozen, hij daarmee haast automatisch kiest voor geweld. Dat is meteen een waarschuwing voor eigen kring. Het gaat niet altijd om jongeren die van huis uit al gewelddadig waren. Het kan ook christenjongeren overkomen”.

Verkeerde impulsen
Hendriks, behalve advocaat ook RPF-statenlid in Gelderland, beseft dat met deze 'verklaring' niet alles gezegd is. Want groepsvorming is van alle tijden, maar de huidige, extreme uitbarstingen van geweld leken vijftig jaar geleden niet voor te komen. „Dat heeft volgens mij te maken met alle verkeerde impulsen die in onze tijd op de jeugd afkomen. Met name het geweld in films en op de televisie heeft invloed op jongeren. Een film schijnt pas goed te zijn als er heel wat bloed vloeit, hoofden worden afgehakt, mensen worden doodgeschoten. Dat neemt de jeugd, misschien onbewust, over”.

De remedie is volgens Hendriks niet de jeugd te verbieden naar dergelijke films te kijken. „Beter is met ze te praten over wat ze gezien hebben. Dat kun je doen in het gezin. Wellicht zou je ook op eigen scholen en op jeugdverenigingen onder deskundige begeleiding eens zo'n film moeten draaien, om vervolgens te laten zien hoe ontzettend veel volslagen zinloos geweld daarin voorkomt. Daarmee laat je de jeugd zich een oordeel vormen. Dat is nodig, want jongeren accepteren in deze tijd geen van boven opgelegde mening meer”.

Zwaardere straffen zijn niet de middelen waarnaar Hendriks snel zal grijpen. „Ik waardeer de initiatieven van minister Peper en de PvdA-kamerleden Kalsbeek en Van Heemst. Dat zijn goede wetsvoorstellen, maar in z'n algemeenheid zoek ik het niet in die richting. Het strafrecht is het ultimum remedium, waar je niet te veel van moet verwachten. Als ik zie hoe op metrostations in Berlijn de groene politie met grote honden patrouilleert, beangstigt mij dat. Ik stel ook vast dat het niet helpt, want Berlijn heeft qua jeugdcriminaliteit geen gunstiger beeld dan andere steden”.

Nijptang
Al te sterke repressie werkt averechts, gelooft Hendriks. „Ik zie dat met name bij allochtone jongeren. Ooit had ik een jongen van Turkse komaf als cliënt in begeleiding. Als hij iets verkeerds gedaan had, zette zijn vader een nijptang in het vel van zijn rug. Dergelijke jongeren zijn thuis misschien nog wel in bedwang te houden, maar zij reageren hun onmacht en agressie op straat af”.

Preventie van geweld blijft enorm belangrijk, vindt de advocaat. „In mijn woonplaats haalt de politie vaak preventief groepen jongeren uit elkaar. Ze hebben nog niets gedaan, hangen alleen wat rond, maar aan hun gedrag zie je dat het potentiële geweldplegers zijn. Daarom is het verstandig bijtijds in te grijpen”.

Toch zal geweld nooit geheel uitgebannen kunnen worden. Er zullen altijd jongeren zijn die overtredingen begaan en daarvoor voor de strafrechter moeten komen. Hendriks: „Maar ook dan nog is het opvallend dat het jeugdstrafrecht een geheel eigen karakter heeft. De wetgever heeft daar een pedagogisch element in gelegd. Ik vind dan ook dat in een jeugdstrafzaak, anders dan in een gewone strafzaak, rechter, officier en advocaat meer één lijn moeten trekken. De jongeren moet van alle kanten duidelijk gemaakt worden dat de dingen die zij gedaan hebben, niet kunnen. Als advocaat moet ik op zo'n moment geen subtiel juridisch spel opvoeren. Dan denkt zo'n knaap of meid: M'n verdediger kletst alles wel goed. En: Die rechter is ook maar een watje. Want zo praten ze!”

Gevoel van schrik
Wanneer jongeren zijn opgepakt wegens geweldsdelicten of anderszins, probeert Hendriks er altijd zo snel mogelijk bij te zijn. „De eerste uren zijn van groot belang. Het opgebracht worden door de politie geeft vaak een gevoel van schrik. Jongelui zijn dan vatbaar voor een gesprek. Ik probeer dan contact te leggen met de ouders, met het gezin, om te zien of daar soms dingen scheef gegroeid zijn. Vroeger had een predikant of pastoor in dat opzicht een bemiddelende rol, maar die tussenschakel is nu vaak compleet weggevallen”.

„Geweldpleging is een maatschappelijk probleem waarvan de basis bijna altijd in het gezin ligt. Daarheen moet je dus terug. Dat betekent dat de rol van de overheid bij de bestrijding van geweld beperkt is. Uiteindelijk moet het in de gezinnen gebeuren”.

Hendriks zal in een jeugdstrafzaak de verdachte er altijd van proberen te overtuigen dat hij fout geweest is. „Anders is de straf niet effectief. Neem mijn eigen zoon. Hij hield van graffiti. Die knul had absoluut niet in de gaten dat het vernieling was als je op de muur van anderen spoot. Hij keek alleen maar naar zijn kunstwerk. En eerlijk is eerlijk: hij is er heel kundig in; hij heeft er zelfs de krant mee gehaald. Dan kost het veel woorden voor je hem overtuigd hebt. Ouders moeten die tijdsinvestering er wel voor over hebben”.

Mild
Wanneer een jeugdige verdachte zijn fout inziet, hoeft de eigenlijke straf niet ongemeen zwaar te zijn. „Ik denk dat dat een christelijke gedachte is. Fortiter in res, suaviter in modo: wees sterk in je beginselen, maar mild in je toepassing. Je hebt met mensen te maken die nog zoekende zijn, midden in de puberteitsfase zitten. Gezien de slagingspercentages is het vaak dweilen met de kraan open. Toch kan voor een christen dat kleine getal van geslaagden de stimulans zijn om door te gaan”.

Er zijn situaties dat Hendriks het recht zijn loop laat hebben buiten de officier van justitie om. Een recent rapport van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling noemt deze manier van handelen “dading” en beveelt deze handelwijze aan als een deeloplossing voor zinloos geweld.

Hendriks: „Ik heb jongeren in begeleiding gehad die, nadat ze tot geloof waren gekomen, inzagen dat ze verkeerd waren geweest. Ze hadden pakken koffie gejat of een roofoverval op een conducteur gepleegd. Die jongeren wilden graag genoegdoening geven. Dat hoeft wat mij betreft niet via de officier van justitie. Dan krijgt zo iemand een strafblad. In zo'n geval stel ik voor dat men anoniem via mij contact legt met het slachtoffer. Dat kan dan aangeven wat volgens hem de 'betaling' moet zijn. Hoopgevend is dat slachtoffers dan bijna altijd zeggen: Laat maar, het feit dat hij tot inkeer gekomen is, is voor mij voldoende”.

De afgelopen weken is Nederland weer opgeschrikt door verschillende uitingen van geweld op straat. Heeft de ontroering over de moord op Meindert Tjoelker, nu ruim een jaar geleden, niets blijvends uitgewerkt? Wat heeft de politiek sindsdien ondernomen om herhalingen te voorkomen? Terugblik op een jaar geweldbestrijding.