Binnenland

PvdA'er Van Heemst wil dat wet kant moedige burger kiest

„Fatsoen opnieuw afbakenen”

Door B. J. Spruyt
DEN HAAG – Ondanks alle geweld op straat mag angst de openbare ruimte niet gaan domineren. Maar het blijkt heel moeilijk, heeft PvdA-kamerlid E. P. van Heemst ervaren, om „heel concreet vanuit de landelijke politiek maatregelen te nemen die de mensen het gevoel geven dat de publieke ruimte van iedereen is”. Een pleidooi voor repressie en voor projecten die jongeren én ouderen weer besef van waarden en normen geven.

Nederland, vindt Peter van Heemst, „is een land waar mensen veel voor elkaar over hebben. Dat moet vooral zo blijven. Daarom moeten we voorkomen dat mensen in hun schulp kruipen en op de vlucht gaan voor bedreigingen”. Dat gevaar wordt steeds groter na een reeks van incidenten waarin de moorden op Joes Kloppenburg en Meindert Tjoelker de dieptepunten vormden.

Vorig jaar al, tijdens de behandeling van de politiebegroting in de Tweede Kamer, zochten Van Heemst en zijn partijgenote Kalsbeek naar mogelijkheden om „vanuit de politiek uit te drukken dat we de kant kiezen van de mensen die moed blijven houden en de durf hebben anderen aan te spreken op hun wangedrag. Het mag niet zo zijn dat angst de publieke ruimte gaat domineren”.

Die inzet heeft inmiddels geresulteerd in een initiatiefwetsvoorstel dat ertoe moet leiden dat daders van geweldsmisdrijven zwaarder worden gestraft als ze iemand mishandelen die een ander te hulp schoot. „De wetgever kiest de kant van de moedige burger”.

Voorbeeld geven
Maar alleen met repressieve maatregelen kom je er niet, is inmiddels de overtuiging van Van Heemst. Bij de bestrijding van geweld gaat het allereerst om het herstel van waarden en normen. „Ik voel niets voor een debat dat tot de conclusie leidt: jongeren deugen niet. Jongeren deugen wel. Zij zijn ons kapitaalgoed om de toekomst mee op te bouwen. Heel veel incidenten zijn ook te herleiden tot volwassenen die het slechte voorbeeld geven. En het zijn volwassenen die geweldvideo's maken en die gewelddadige troep op de televisie produceren”.

Bij het in ere herstellen van fundamentele waarden en normen moeten de volwassenen voorgaan. „Zij zetten de toon. Alle volwassenen zouden zich eens twee keer zo veel bewust moeten worden hoe belangrijk het geven van het goede voorbeeld is. Ik zie het zo vaak als ik van het station naar het Binnenhof loop. Iedereen negeert het rode voetgangerslicht, ook op het moment dat een ouder zijn kind uit staat te leggen dat dat niet mag”.

Van Heemst voelt evenmin iets voor een algemeen en abstract debat over waarden en normen. Hij is een nuchtere Rotterdamse sociaal-democraat en ziet veel meer in „concrete projecten op werk, school, in de straat, in buurthuizen en uitgaanscentra. Daar moeten we met elkaar de fatsoensregels afbakenen waarop we elkaar kunnen aanspreken”.

Als voorbeeld noemt hij, „met gepaste trots”, het project in de wijk Duindorp in 'zijn' stad Rotterdam. „Daar kunnen kinderen iets verdienen, vaak in de vorm van speelgoed, door allerlei kleine karweitjes op te knappen. Zo wordt het spelen op straat bevorderd. Kinderen moeten de openbare ruimte opnieuw bezetten”.

Door het lint
Maar er valt veel meer te noemen. Samen met zijn partijgenoot De Cloe bezocht Van Heemst de uitgaanscentra van een aantal Brabantse steden en stelde vast dat steeds meer caféhouders hun klanten wijzen op wat wel en wat niet mag. In de Rotterdamse metro's werken nu vijf controleurs in burger die met de mensen die zich te buiten gaan aan wangedrag „een praatje maken. Daarmee bereiken ze vaak meer dan met een bekeuring. Het resultaat is in ieder geval dat mensen na zeven uur 's avonds de metro weer in durven”.

Bij steeds meer sociale diensten krijgen agressieve klanten een kantoorverbod opgelegd. Er komt steeds meer aandacht voor gedragsregels op school, in de klas, in de gang en op het schoolplein. Van Heemst zou graag zien dat Nederlandse scholen dezelfde educatieve programma's introduceren als in de Verenigde Staten. „Daarin krijgen honderdduizenden jongeren tussen de 12 en 16 jaar het materiaal aangereikt waardoor zij zich bewust worden van de onveiligheid op straat en thuis. Zij leren hoe ze bepaalde situaties kunnen herkennen en hoe ze dan moeten handelen. Wanneer kun je wat zeggen en wat kan er met je gebeuren als het fout gaat?”

Ook bij de opleiding van politieagenten verandert er iets. „Agenten werd vroeger geleerd dat ze tegen een stootje moesten kunnen en niet door het lint moesten gaan wanneer zij met verbaal geweld werden geconfronteerd. Nu zetten ze weer de puntjes op de i en laten ze zich niet meer uitschelden. En wat te denken van de KLM, waar het personeel zich bezint op de vraag welk gedrag van lastige klanten nog wordt geaccepteerd en wat niet”.

Al die aandacht mag „niet doorslaan naar benepenheid en betutteling”, maar Van Heemst waardeert deze initiatieven positief. Hij is dan ook ingenomen met het voorstel dat zijn fractievoorzitter, Melkert, bij de algemene politieke beschouwingen deed. Deze stelde voor een plan op te zetten waardoor de landelijke politiek meer zicht krijgt op wat er op lokaal gebied allemaal gebeurt. „Al die sociale innovaties moeten we goed inventariseren om het debat zo concreet mogelijk te maken”.

Taboes
Bij de bestrijding van het toenemende geweld op straat moet de politiek niet schuwen taboes te doorbreken. Daarbij denkt Van Heemst aan het verruimen van de mogelijkheden om tegen illegaal wapenbezit op te treden. Ook de huidige privacywetgeving is „te stringent”. Zij staat een kordate aanpak van het probleem in de weg en moet daarom versoepeld worden.

Van Heemst is overtuigd van de noodzaak van programma's om „jongeren die in een crimineel milieu opgroeien en daarmee helemaal vergroeid raken, krachtig en stevig tot de orde te roepen”. Van Heemst herinnert aan de noodkreet van de Amsterdamse hoofdcommissaris Kuiper, die er onlangs op attendeerde dat in zijn stad een groep van zo'n honderd jongens zeker zestig keer per jaar met de politie in contact komt. „Zulke jongeren moeten we via penitentiaire programma's in gesloten inrichtingen hardhandig bij de les brengen”.

Iets dergelijks moet ook gebeuren met zwaarverslaafden. Van Heemst heeft het dan over „de zwaarverslaafden die ook psychisch volledig aan de grond zitten, door de grote steden rondstrompelen en op wie geen enkele hulpprogramma nog vat heeft. Die moeten, zo nodig tegen hun zin, worden opgenomen om ze fysiek, medisch en psychisch weer op krachten te laten komen”.

Van Heemst voorspelt dat het zittende kabinet de komende jaren met tal van concrete voorstellen zal komen om het geweld terug te dringen, ook het geweld op de televisie en op video's. Dat laatste is lastig, erkent Van Heemst, want daar gaat het commissariaat voor de media over. „Maar we moeten eerst een signaal laten uitgaan. Ons afvragen waar we de grens trekken en op grond van welke criteria. Pas daarna kijken we naar de haalbaarheid”.

Vrijgezellenavonden
Over de oorzaken van het geweld op straat en de behoefte aan geweld, tast Van Heemst in het duister. „Het is niet één type mensen, met psychische problemen of zo en met een sociale achterstand, dat er zich alleen aan schuldig maakt. Het zijn vaak getrouwde mensen met een baan. Wist je dat heel veel trammelant voortkomt uit vrijgezellenavonden, als een groep jongens het van 's middags vijf uur tot de andere morgen vijf uur op een drinken zet en lawaai maakt? Dat roept veel agressie op; binnen de kortste keren slaat de vlam in de pan”.

Juist omdat er zo weinig te zeggen valt over de oorzaken, moet de analyse zich richten op de omstandigheden waaronder geweld ontstaat en welke factoren („de springstof van drank en drugs” bijvoorbeeld) eraan bijdragen. Het heeft zeker ook met onze cultuur te maken, de haast, het ongeduld, de snelle irritaties. „Het kinderliedje 'Wie er voor mijn voeten loopt, die krijgt een schop” domineert op de weg en in het sociale verkeer. Dat pleidooi van mijn partijgenote De Boer voor onthaasting, meer ontspanning, meer aandacht voor de kwaliteit van het leven, was echt zo gek nog niet”.

De afgelopen tijd is Nederland weer opgeschrikt door verschillende uitingen van geweld op straat. Heeft de ontroering over de moord op Meindert Tjoelker, nu ruim een jaar geleden, niets blijvends uitgewerkt? Wat heeft de politiek sindsdien ondernomen om herhalingen te voorkomen? Terugblik op een jaar geweldbestrijding.