Binnenland

Van Dantzig: Moreel vacuüm samenleving oorzaak geweld

Moderne democratie
heeft catechismus nodig

Door B. J. Spruyt
AMSTERDAM – Met de stelling dat het kwaad nu eenmaal in de mens zit, ben je er niet als je naar een verklaring voor het verschijnsel van het geweld op straat zoekt. Excessen zijn het gevolg van verkeerde maatschappelijke structuren. De morele onduidelijkheid van de parlementaire democratie moet worden bestreden door het opstellen van grondregels in een soort catechismus, vindt prof. dr. A. van Dantzig.

Van Dantzig (78) was onder meer hoogleraar psychotherapie aan de Universiteit van Amsterdam. Enkele weken geleden werd hem de Ereprijs van het Nationaal Fonds Volksgezondheid toegekend, vooral vanwege zijn pleidooien voor meer cohesie in de samenleving. Wanneer die samenhang ontbreekt, voelen mensen zich niet geworteld en onveilig. Gezien het belang van dit onderwerp hoopt hij niet dat die prijs „een erekrans op mijn slaap is die tegelijkertijd een grafkrans op mijn ideeën zal blijken”.

Dat gebrek aan cohesie is een van de wortels van het geweld op straat. Maar Van Dantzig wil zich hoeden voor „mythes”. Hij is een analytische geest en wil cijfers zien. „Hoe groot is de kans dat ik vanavond op straat in elkaar word geslagen? Is die kans 1 op de 2 miljoen? Dat is een risico dat we in andere situaties probleemloos nemen”. Bovendien ergert hij zich aan de consternatie die enkele incidenten hebben veroorzaakt. „Ieder jaar worden er vijftig kinderen in gezinnen doodgeslagen. Dat weten we al jaren, maar nu pas komt er een onderzoek. Maar als een jongen in Leeuwarden het slachtoffer wordt, is iedereen ineens verontwaardigd, tot de minister-president toe”.

Culturele armoede
Niet dat Van Dantzig het probleem wil bagatelliseren. „Uit de ongerustheid die in de samenleving is ontstaan –hoe overtrokken en opgeklopt, vooral veroorzaakt door de media, die onrust ook is– blijkt in ieder geval welk een hoge prioriteit het gevoel van veiligheid voor de meeste mensen heeft. Dat zit diep in ons. Daartoe zijn de mensen in groepen gaan wonen en hebben zij regels gevormd om de leden van de groep tegen elkaar te beschermen”.

Maar een adequate benadering van het probleem blijft niet stilstaan bij de incidenten. „We moeten zoeken naar de achterliggende oorzaken, wetenschappelijk: de determinanten, die aan het verschijnsel ten grondslag liggen”. Daarom heeft Van Dantzig ook zo'n hekel aan de uitdrukking “zinloos geweld”. „Dat is een volstrekt onzinnige term. Het verklaart het verschijnsel in feite tot iets onbegrijpelijks en ontslaat je daarmee van de plicht om de oorzaken op te sporen”.

Zij die zich aan geweld op straat schuldig maken, zijn vaak zwaar onder invloed. „De rol van alcohol en drugs, of een combinatie daarvan, is een zwaar onderschat probleem”. Daarnaast is ook vrij eenvoudig vast te stellen dat geweld op straat vaak wordt uitgeoefend door gangs, groepen van vaak allochtone jongeren. „Zij zijn kansarm, hebben geen werk en voelen zich buitengesloten. De hun omringende maatschappij ervaren zij als vreemd en vijandig. Uit behoefte aan zelfrespect organiseren zij zich in groepen, waarbinnen zij zich aan machogedrag te buiten gaan en waarden hanteren die tegengesteld zijn aan die welke in de samenleving gangbaar zijn”.

Dat alles duidt op „culturele armoede”, stelt Van Dantzig vast. En daarmee zijn we bij de dieper liggende oorzaak van het verschijnsel aangekomen. „Onze moderne democratie is de enige gemeenschapsvorm die haar kinderen niet meer opvoedt in de waarden en normen van die gemeenschap. Iedereen mag doen en laten wat hij wil. Vroeger, in de tijd van de verzuiling, brachten ouders hun kinderen vanuit een bepaalde ideële overtuiging bij hoe ze met elkaar, hun ouders en de wereld moesten omgaan”. Zij werden daarin voorgegaan en bijgestaan door de kerken, die in predikanten en pastoors een hechte eerstelijnsvoorziening hadden.

Betuttelend
Die verzuiling is weggevallen. Van Dantzig –„ik ben een heiden, hoor”– vindt dat de verruiming van de moraal die de jaren zestig hebben gebracht in vele opzichten een „bevrijding”. Maar wat ervoor in de plaats is gekomen, is en blijft onduidelijk. „We leven nu in een toegevende samenleving, waarin de overheid nog wel regels stelt maar ze niet meer handhaaft. Als er iets ondermijnend is, is het dat wel. Op straat zie je geen politie meer. Tijdens mijn jeugd, in Gouda, hoefden wij ons niet zoveel in ons hoofd te halen. Binnen vijf minuten had een rondfietsende agent je in je kraag gepakt en thuis afgeleverd. Het gaat ook om heel eenvoudige dingen: met twee woorden spreken, licht op je fiets hebben, wachten voor een rood stoplicht. Als je een norm stelt, moet je die ook handhaven. Hef hem anders liever helemaal op”.

Een van de zeer bezwaarlijke kanten aan het hele probleem vindt Van Dantzig dan ook de aantasting van het geweldsmonopolie van de overheid. „Het geweld op straat vormt een bedreiging van die overheidstaak”.

Het klinkt allemaal „betuttelend”, beseft hij. „Maar dat kun je alleen maar zeggen wanneer je denkt dat de maatschappij vanzelf loopt. Dat blijkt niet het geval. Betutteling blijkt nodig. Het verzet daartegen komt voort uit de gedachte dat iedere burger vrij en autonoom is. Dat blijkt niet te werken. Kijk, toen de secularisatie in de vorige eeuw doorzette en de liberalen aan de macht kwamen, hebben zij de padvinderij opgericht. Om jongeren waarden en normen bij te brengen. Nu vindt iedereen dat belachelijk.

Het komt erop neer dat we met elkaar hebben nagelaten te expliciteren wat er na de verzuiling voor de toen geldende waarden en normen in de plaats is gekomen. We leven nu in een democratie van zeer vergaande vrijheid. Maar om die te laten functioneren heb je wel spelregels nodig, afspraken over wat wel en niet mag, om alle individuen tegen elkaar te beschermen”.

Dooddoener
„Daarom moeten we, nu het geloof zo goed als verdwenen is –in ieder geval als maatschappelijke factor– en niemand meer zegt hoe we ons moeten gedragen, een catechismus van de democratie opstellen. Wie die moet schrijven? Laten we eerst met elkaar het probleem erkennen en ons collectief verantwoordelijk stellen. Daarna kunnen we met elkaar een strategie gaan ontwikkelen”.

De oorzaak van het probleem ligt volgens Van Dantzig dus in een onvolkomenheid van de democratische structuur, namelijk de morele onduidelijkheid van de moderne democratie. „Natuurlijk, het kwaad zit in de mens. Maar dat is in dit verband een dooddoener. Want het goede zit ook in de mens. Het gaat om de vraag waarom sommige mensen zich wel weten te gedragen en anderen doorslaan. Dat komt door omstandigheden, structuren. De mens is slecht, maar hij hoeft niet slecht te blijven. Bij goede structuren is verbetering mogelijk”.

Wetenschappelijk geformuleerd: „Het transmissie-apparaat ontbreekt. Er zijn geen instanties meer die waarden en normen overdragen”. Als de politiek kleinschalige projecten gaat organiseren om die lacune weer op te vullen, vindt Van Dantzig dat „prima”.

„Dat het probleem in ieder geval in de beleving van de mensen zo groot is geworden, getuigt ook van bestuurlijke onmacht”, vindt Van Dantzig. Hij verwacht wel wat van minister Peper van binnenlandse zaken. „Die heeft gezegd dat hij zal aftreden wanneer hij er niet in slaagt het veiligheidsprobleem te beheersen. Dat vind ik een uitspraak van niveau. Verder zullen we wel zien”.

De afgelopen tijd is Nederland weer opgeschrikt door verschillende uitingen van geweld op straat. Heeft de ontroering over de moord op Meindert Tjoelker, nu ruim een jaar geleden, niets blijvends uitgewerkt? Wat heeft de politiek sindsdien ondernomen om herhalingen te voorkomen? Terugblik op een jaar geweldbestrijding.