Binnenland

„Alles moet kunnen, maar daardoor verloren wij onze zoon”

Structuur nodig in geweldbestrijding

Door A. de Jong
BADHOEVEDORP – Buiten aan de voordeur hangt een poster: „Eén minuut stilte is niet genoeg”. En vlak daaronder: „Ik ben tegen zinloos geweld”. De man die de deur opent, draagt op zijn trui een klein speldje. Het is een lieveheersbeestje: symbool van vreedzaamheid, „want wie zou zó'n diertje nou kwaad doen?” Aan het bestrijden van openbaar geweld heeft J. C. Kloppenburg, wiens zoon ruim twee jaar geleden werd doodgeslagen, tegenwoordig een dagtaak.

Zaterdag 17 augustus 1996. In een Amsterdams ziekenhuis overlijdt Joes Kloppenburg. Eerder die dag, in de nacht van vrijdag op zaterdag, schoot hij in de Voetboogstraat een man te hulp die door een zwaar benevelde vechtersbaas werd afgetuigd. „Kappen, nou!” riep Joes. Het kwam de 26-jarige student duur te staan. De agressor richtte al zijn geweld op hem. Joes raakte in coma en overleed nog diezelfde dag.

De dood van Joes Kloppenburg maakte in Nederland heel wat los. Velen zagen in dat het hier niet om een incident ging, maar dat er in onze samenleving werkelijk sprake is van toenemende gewelddadigheid. Er ontstond een openbaar debat over “zinloos geweld”, een debat dat ruim een jaar later een nieuwe impuls kreeg door de brute moord op Meindert Tjoelker in Leeuwarden.

Microfoon
Een opvallende deelnemer aan dat debat is Jan Kloppenburg, de vader van Joes. Kloppenburg heeft de publiciteit niet actief gezocht, maar is „erin gezogen”. „Dat begon al na de rechtszittingen, toen ik een microfoon onder mijn neus kreeg en mij om commentaar werd gevraagd”. Kloppenburg is sindsdien vele malen op radio en tv geweest, hij nam deel aan praatprogramma's en bezoekt scholen in diverse delen van het land. Met een aantal gelijkgezinden richtte hij een stichting op tegen geweld in het openbaar. „Over 'zinloos' geweld praat ik liever niet, want je moet heel lang zoeken voor je ergens 'zinvol' geweld vindt”.

De laatste weken waren voor de reeds gepensioneerde Kloppenburg bijna geheel gevuld met activiteiten rond zijn stichting. „Ik heb er een dagtaak aan”. Wat wil Kloppenburg met zijn organisatie? „Ik denk dat het in Nederland, als het om geweld in het openbaar gaat, ontbreekt aan structuur en overzicht. Voorzover het probleem aangepakt wordt, gaat het steeds om min of meer losstaande deeloplossingen. De bekendste daarvan is: meer blauw op straat. Onze stichting wil eraan bijdragen dat de kennis die in ons land bestaat over de bestrijding van geweld, wordt ingezameld en verspreid. We hebben een grondige, structurele aanpak van dit probleem nodig”.

Niet dat een dergelijke aanpak alle geweld zal uitbannen. „Als het aantal geweldmisdrijven maar omlaaggaat en de intensiteit ervan minder wordt”.

Lieshout
Een goed voorbeeld van zo'n aanpak heeft Kloppenburg gevonden in het Brabantse Lieshout. In het slechts 6200 inwoners tellende dorpje hebben burgers op eigen initiatief bijeenkomsten belegd om de toename van vernieling en geweld bespreekbaar te maken. „Wat mij daarin aanspreekt, is dat men zo zorgvuldig is te werk gegaan. Je kunt een hoop doen, als je maar nadenkt! In Lieshout heeft men zich eerst afgevraagd: Wie zijn er bij het probleem betrokken, wie hebben er invloed op? Vervolgens is men erin geslaagd al die groepen, dus naast gemeente, politie en Justitie ook winkeliers, buurtcomités, jongeren en sportclubs, rond één tafel te krijgen. Men heeft een plan van aanpak gemaakt, toegesneden op dít dorp. Resultaat: niet alleen blijven nu de bushokjes heel, maar er is een heel andere sfeer ontstaan. Omzien naar elkaar is weer normaal geworden”.

Het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel is volgens Kloppenburg de grootste oorzaak van het ontsporen van onze maatschappij. „Als ik daarover nadenk, kán ik er maar niet omheen dat de wortels van veel misstanden in de jaren zestig liggen. Dat bepaalde taboes doorbroken zijn, acht ik gunstig, maar we zijn daarin doorgeschoten. Alles ging cirkelen rond het individu. Plat gezegd: Ikke, ikke, ikke - en de rest kan stikken”.

Gevaarlijk
Het is het enige moment in het gesprek dat Kloppenburg zijn stem enigszins verheft: „Alles moet kunnen, zei men in die tijd. Maar die gedachte is heel gevaarlijk. Ik kan het niet hard genoeg van de daken schreeuwen: Daar hebben wíj onze enige zoon aan verloren!”

„Het lijkt een redelijke gedachte: alles moet kunnen, zolang je een ander maar niet schaadt. Maar het is een puur egocentrisch denken: als ík het maar plezierig heb. Dat je ook wel eens iets moet doen wat niet in je eigen belang is, maar wat puur gericht is op de ander, dat is helemaal uit beeld verdwenen”.

Wat Kloppenburg betreft zal een verandering in de maatschappij dus alleen plaats kunnen hebben als ouders in gaan zien dat een andere opvoedingsstijl broodnodig is. Jonge en aankomende ouders vooral. „Veel ouders van middelbare leeftijd zijn nauwelijks nog te beïnvloeden. Dan kun je wel op je kop gaan staan, maar hun denkbeelden hebben zich al grotendeels vastgezet”.

Kloppenburg verwijst opnieuw naar het Brabantse Lieshout. „De initiatiefnemers daar hebben een boekje uitgegeven met hoofdstukken voor diverse leeftijdsgroepen. Elk hoofdstuk schetst een aantal dilemma's. Zo wordt 13-, 14-jarigen de vraag voorgehouden wat ze doen als klasgenoten in de pauze snoepgoed 'jatten' bij een supermarkt. Als ze meedoen, horen ze bij de groep. Als ze hun rug recht houden, blijven ze trouw aan hun eigen uitgangspunten”.

Kar trekken
Het is overigens niet Kloppenburgs bedoeling om met zijn stichting actief ouders te gaan benaderen. Hier ziet hij een taak voor de landelijke overheid, die via het op te richten “Platform bestrijding zinloos geweld”, voorgezeten door de Haagse burgemeester Deetman, „de randvoorwaarden moet scheppen om plaatselijke initiatieven tot hun recht te laten komen en bekendheid te geven”.

Hoewel Kloppenburg op zich blij is dat dit platform er zal komen, vindt hij het op zijn zachtst gezegd merkwaardig dat het zo lang geduurd heeft. „Het is toch niet normaal dat ik als burger op de noodzaak van zo'n platform heb moeten wijzen?”

Inmiddels heeft politiek Den Haag voorbereidingen getroffen om de strafmaat bij bepaalde gewelddelicten te verzwaren. De PvdA-kamerleden Kalsbeek en Van Heemst hebben een initiatiefwetsvoorstel gemaakt dat ertoe strekt daders van geweldmisdrijven zwaarder te straffen als ze iemand mishandelen die een ander te hulp schoot. Kloppenburg wil dat initiatief niet afkeuren, „maar het is de vraag of dit in de praktijk veel verschil maakt”. Meer uitgesproken is hij in zijn oordeel over het wetsvoorstel van minister Peper dat beoogt daders van groepsdelicten beter te kunnen straffen. „Die wet moet er komen. Het is voor ons rechtsgevoel toch niet te verteren dat een Meindert Tjoelker wordt doodgeschopt maar dat de daders met lichte straffen wegkomen?”

De afgelopen tijd is Nederland weer opgeschrikt door verschillende uitingen van geweld op straat. Heeft de ontroering over de moord op Meindert Tjoelker, nu ruim een jaar geleden, niets blijvends uitgewerkt? Wat heeft de politiek sindsdien ondernomen om herhalingen te voorkomen? Terugblik op een jaar geweldbestrijding.