Dominee in de politiek 31 mei 1999

Apostel van de arbeiders hield het 3 jaar uit

Domela Nieuwenhuis:
„Onze verlosser”

Door B. J. Spruyt
Ondanks zijn verschijnen in deze serie, was Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) geen dominee in de politiek. Pas nadat hij de kerk had afgezworen, kwam hij in de Tweede Kamer. Maar de religieuze inspiratie bleef zijn leven lang onverminderd. Met een Christusbeeld op zijn bureau begon de tot het anarchisme bekeerde predikant een strijd die hem in de herinnering van zijn bewonderaars nog steeds als „ús ferlosser” doet voortleven.

Domela Nieuwenhuis behoorde tot de idealisten, en hij was er een van de meest absolute soort. Hij was een rusteloze, altijd op zoek. Hij verafschuwde de „halven” en verlangde naar heelheid en radicaliteit. De zoon van een gematigd orthodoxe hoogleraar in de lutherse theologie ontwikkelde zich zo tot modernist, agnost en atheïst. Een man met zulke radicale standpunten koos er als vanzelf ook voor om vegetariër en geheelonthouder te worden. De vrijdenker, afkomstig uit de Amsterdamse elite, wilde de voorman van de arbeiders worden. En als die hem vergeleken met de Messias, deed hij weinig moeite om dat beeld te corrigeren. Toen hij eens onschuldig naar de gevangenis werd afgevoerd, herhaalde hij de woorden die Christus sprak op de weg naar Golgotha.

Die radicalisering is uit Domela's levensloop goed te verklaren. Als student in de theologie (1864-1868) viel hij al voor de wetenschappelijke bijbelkritiek. Persoonlijk lijden deed de rest: het dreef hem van God af en in de armen van de arbeiders. Zijn grote liefde, Johanna Lulofs, overleed in 1872 in het kraambed bij de geboorte van hun tweede zoontje. Zijn tweede en derde echtgenotes overkwam hetzelfde. Pas zijn vierde vrouw, de 20 jaar jongere Bertha Godthelp, zou hem overleven. Domela schreef zelf dat zijn geloof in God door al dit leed steeds zwevender werd en dat hij erdoor naar zijn lijdende medemens werd toegedreven. „Juist mijn eigen lijden is een der oorzaken, waardoor ik mij gedrongen voel mijn krachten te wijden om het lijden der menschheid te verminderen.”

Portret
Als apostel van de armen was Domela Nieuwenhuis vooral in Friesland, en dan in het bijzonder in het straatarme veendistrict Schoterland rond Heerenveen, ongekend populair. Hij is het er tot op de huidige dag. De 78-jarige Hinke de Groot-van den Berg uit Tijnje kijkt iedere morgen even naar zijn portret. Dat hangt al 70 jaar op een ereplaats in het huis van haar en haar 99-jarige moeder. In een documentaire die in het nieuwe Domela Nieuwenhuismuseum te zien zal zijn, zegt Hinke de Groot: „Elke dag kijk ik Domela aan. Hij inspireert nog altijd mijn doen en laten. Dat is gek, maar het is zo. Als het portret weg is, zou ik direct onwennig zijn.” Haar vader kende de strijder goed en verkocht reproducties van Domela's portret onder de arbeiders.

Dat portret is ook op andere plaatsen in Friesland nog altijd te zien. In café De Brêge in Nij Beets bijvoorbeeld hangt het boven de tapkast. Het moet er blijven hangen, want zo staat het in de koopakte beschreven. In de zomer komen er nog steeds pelgrims op af, vertelt de uitbaatster.

De mythe van de bebaarde voorman leeft in Friesland voort, waar ouden van dagen zich nog herinneren hoe hun vaders en grootvaders door de ideeën van Domela werden gegrepen. De 98-jarige Trijntje Hooft-Giessen uit Leeuwarden weet nog hoe zij met haar vader meeging naar bijeenkomsten waar Domela een toespraak hield. Vanaf een boerenkar sprak hij dan het arme werkvolk toe. Domela was een „waar mens” en „onze afgod”, vertelt ze. „De heren waren bang voor oproer, maar er gebeurde niks.” Haar broers weigerden dienst omdat Domela tegen het militarisme preekte. De drank zworen zij af. En ze gingen ook niet stemmen. Dat doet mevrouw Hooft nog steeds niet. „Omdat dit erachter zit”, zegt ze, terwijl ze met haar duim over haar wijsvinger wrijft. „Het kapitaal, het geld, moeten wij niet.”

Domelamuseum
In het centrum van Heerenveen staat een oud schoolgebouw, dat nu onderdak biedt aan het Willem van Harenmuseum. Daarin is een speciaal museum voor Domela ingericht, dat op 12 juni zijn poorten voor de bezoekers opent. Het museum stond aanvankelijk in Amsterdam. Domela is nu als het ware thuisgekomen in de hoofdstad van het district dat hem in 1888 naar de Tweede Kamer afvaardigde.

Uit onvrede over „halve” standpunten had hij in 1879 zijn ambt als evangelisch-luthers predikant neergelegd. „Ik preekte feitelijk een paar jaar lang socialisme in de kerk met verwijzing meestal naar Jezus”, schreef hij zelf later. De kerk was slechts een belemmering in de strijd die Domela wilde voeren. Hij koos voor het socialsime en richtte in 1881 de Sociaal-Democratische Bond op. In de Tweede Kamer was hij een eenzame figuur. Hij sprak er regelmatig, maar de overige kamerleden meden hem en negeerden zijn voorstellen. Toch waren dat voorstellen die inmiddels ingang hebben gevonden, zoals de achturige werkdag, zwangerschapsverlof, nationalisatie van De Nederlandsche Bank en de instelling van een Centraal Bureau voor de Statistiek.

Maar Domela geloofde uiteindelijk toch niet in het (sociaal-democratische) principe van hervorming door parlementaire besluiten. In 1891 verliet hij de Kamer alweer. Parlementaire machtsvorming, geloofde Domela, zou onvermijdelijk tot een sterke staat leiden. Dat betekende dat de overheersing van mensen langs die weg toch niet zou worden afgeschaft. De strijd voor het socialisme, concludeerde hij, moest daarom via buitenparlementaire acties worden voortgezet.

Centen en stuivers
In het museum in Heerenveen zwaait Ad Geerdink de scepter. Aan de hand van een maquette laat hij de permanente tentoonstelling zien. Er zijn drie ruimtes ingericht. De eerste is Domela's studeerkamer, waar het (oorspronkelijke) bureau met het Christusbeeld staat. Verder een sofa, een boekenmolen en vooral veel boekenkasten. Daarin staan Domea's talloze eigen publicaties („Hij schreef veel om ingewikkelde problemen voor de gewone man toegankelijk te maken”) en een representatief deel van zijn bibliotheek, onder andere ”Das Kapital” van Karl Marx, voor Domela gesigneerd door diens vriend Friedrich Engels.

De inventaris is afkomstig van het Domela Nieuwenhuis Fonds. Dat fonds, gevoed door de centen en stuivers die de arbeiders uit dankbaarheid stortten, was opgericht om Domela Nieuwenhuis een onbezorde oude dag te bezorgen. Hij was rijk geweest, maar had verkeerd geïnvesteerd en te veel geld weggeven. Uit dankbaarheid liet hij het fonds zijn bibliotheek en bezittingen na.

Er is ook een vergaderzaaltje ingericht van het slag waarin socialisten rond 1900 optraden. Er is een podium, een katheder en er staan rijen stoelen. Vanuit een luidspreker spreekt Domela de bezoekers toe, terwijl op een scherm tegen een van de muren de thema's worden uitgebeeld die hij in die toespraken behandelt. In het midden van de zaal staat een grote vitrinekast met originele documenten met betrekking tot Domela's publieke carrière.

Het laatste zaaltje is ingericht als volksherberg. Je hoort er mensen over Domela praten, zijn portret en andere parafernalia hangen aan de muur. Naast het privé-leven in zaal 1 en het publieke in zaal 2 wordt in het museum dus ook het voortleven van Domela als mythe belicht. Op een video wordt daarvan verslag gedaan. Geerdink verwacht veel bezoekers. „Dit jaar en volgend jaar zit Domela in het eindexamen geschiedenis voor havo en vwo.”

Inspiratiebron
Bovendien denkt Geerdink dat zijn museum „de maatschappelijke slinger mee heeft. De mensen keren zich vermoeid van het materialisme af en zoeken weer inspiratie. Bovendien zijn de socialistische experimenten mislukt, terwijl Domela altijd al voor de dictatuur van de partij heeft gewaarschuwd. Het failliet van de sociaal-democratie valt hem dus niet aan te rekenen. Zo gezien zou Domela weer een nieuwe inspiratiebron voor veel mensen kunnen worden.”

Na de laatste decennia van zijn leven onvermoeibaar actief te zijn geweest als schrijver en prediker, overleed Domela op 18 november 1919 in Hilversum. Zijn begrafenis was een ongelooflijke gebeurtenis: het was de grootste tot dan. Of beter, zijn crematie, want hij was een van de eerste Nederlanders die gecremeerd werden. De Amsterdamse anarchistische beweging verzorgde zijn uitvaart. De stoet telde meer dan 10.000 mannen en vrouwen, onder vertegenwoordigers van zo'n 150 organisaties. Havenarbeiders droegen de kist. Op het stationsplein rees een woud van rode vlaggen boven de duizendkoppige menigte uit.

De treinreis ging naar crematorium Westerveld. Daar was de plechtigheid sober. Het werd een afscheid zonder woorden. Ook dat was geheel in zijn geest, want van hem zijn de bekende woorden afkomstig: „Hier liggen de doden en liegen de levenden.”