RD-actie Kind in Israël

Jeremia's boodschap op vliegveld Ben Goerion

Een kind in de straten
van Jeruzalem

Door J. van 't Hul
Op de HaZanhiem, vlak bij de Damaskuspoort, hipt hij op kreupele benen onverschrokken tussen de auto's door. Een vies blauw shirt, een kapotte blauwe broek, blote voeten. Hij lijkt slechtziend en voedt zich met de uitlaatgassen van Arabische taxi's. Een vragende jongenshand opent een stukgegane wereld van leed. Achteloos geschonken sjekels moeten zijn leed verzachten. De volgende morgen zoeken we hem tevergeefs. Hij is weg, het verhaal van zijn treurige leven meenemend in de donkere steegjes van het oude Jeruzalem.

Jeruzalem. Stad van de vrede: sjalom! Stad vol Arabieren, joden en christenen. Maar, hier zijn ook kinderen. In deze verdeelde hoofdstad, waarvan iedere zucht de wereldpers haalt, in dit religieuze wespennest, worden ze opgevoed, hier gaan ze naar school, hier zien ze uit over de heuvels van Judea. Hier worden de jongens nog besneden, hier worden ze man zodra ze op hun dertiende plechtig Bar Mitswa hebben gedaan. Dan is de jeugd voorbij.

De kinderen van Jeruzalem, allemaal sociale wezens, mensen in de kiem nog, bloemen in de knop, wier geest nog moet rijpen, wier lichaam zich nog moet ontplooien. Meestal verloopt dat proces probleemloos. Soms ook niet.

Wandkleed
Het is, altijd weer, een opwindende ervaring, dat zomaar vrijblijvend door de lucht te zweven. Na ruim een uur of vier is daar, vanaf Schiphol gerekend, Ben Goerion, Tel Aviv, Israëls internationale luchthaven. “Welkom in Israël”, staat buiten boven de ingang. Binnen (alsof het zo moet zijn!) hangt boven de honderden bagagekarretjes een enorm wandkleed, qua stijl een groot contrast met de moderne beschildering.

Het handwerk laat zien hoe mensen tussen korenschoven en fruitbomen onder een stralende zon optrekken naar een stad op een berg. Jeruzalem! In de hoek is de afkorting van een (uiteraard oudtestamentische) tekst geborduurd. Jeremia 31:17. „En er is verwachting voor uw nakomelingen, spreekt de Heere; want uw kinderen zullen wederkomen tot hun landpale”.

Bergen rondom
Het is nog drie kwartier, van Ben Goerion naar Jeruzalem. Jeruzalem is een hooggebouwde stad, liggend op de heilige bergen van Judea (Psalm 87). Toch valt de stad pas van zeer dichtbij op het netvlies. Want de stad is niet alleen op bergen gebouwd, maar ook omgeven door bergen (”Rondom Jeruzalem zijn bergen”, zegt Psalm 125).

Zo geeft het oude Salem zich stukje bij beetje bloot. Achter iedere kromming van de weg valt een nieuw stukje stad open. Uiteindelijk ligt zij daar, verheven, schoon, als een aardse pleisterplaats voor dolende pelgrims, heilig verklaard door christenen, joden en mohammedanen.

Hier is veel leed geleden, veel strijd gestreden en vele malen veranderde Salems stad en tempelhof in een walmende vlaspit, in een rokende puinhoop. Hoeveel as is hier bijeengeveegd, hoeveel doden hier begraven, hoeveel wonden verbonden, hoeveel puin geruimd?

Oud en nieuw
De nieuwe stad is wat gewoontjes, niets bijzonders: hier en daar een provinciaals busstation, overal ordinair toeterende auto's en vreselijk veel taxi's. En de onverdraagzaamheid is, net als overal ter wereld, groot. Duizendmaal kan een mens zich afvragen waarom de wereld zich over deze stad zo druk maakt.

Het oude Jeruzalem daarentegen gaat je in het bloed zitten. Als geen enkele andere stad. Om dit stukje grond zitten ze elkaar onophoudelijk in de haren, christenen, joden en moslims. En de wereld kijkt mee, dag en nacht.

Jeruzalem. De navel van de aarde. Het oog van de wereld. De benamingen liggen voor het oprapen. De gouden stad. Jebus. Sion. Salem. Urshalem. Yerushalayim. Stad van de vrede. Dat juist hier de vrede veelal ver te zoeken is, deert nu even niet. Want hier zijn ook kinderen. Kinderen van de hoop.

Beraadslagingen
Kinderen vol met zorgen, die zijn er in Israël ook zat. Net als in ieder westers land plegen ook hier jongeren in schrikbarend groten getale zelfmoord. De burgerlijke overheid opende daarom onlangs een telefonische hotline, zodat tieners hun problemen kunnen delen met leeftijdgenootjes die daarin zijn getraind.

Israël, het oog van de wereld, het heilige land van drie wereldreligies, de lichtende achtergrond waartegen de heilsgeschiedenis zich heeft afgespeeld. Maar ondanks al dat schoons is de onderhuidse armoede, hoewel ze niet direct op straat ligt, groot. Veel Israëli's leven onder de armoedegrens. De meesten van hen wonen in Jeruzalem. Het drugsprobleem is groot. De criminaliteit niet gering. In de nauwe steegjes zitten zedenbedervende drinkwinkeltjes avond aan avond vol met kaartende mannetjes die beraadslagen over oorlog en vrede. Tussen jongeren gaat het er dan heftig aan toe. Maar aan het einde van de avond wordt er altijd vrede gesloten, waarna ieder dronken zijns weegs gaat. Beminden om der vaderen wil zijn óók geen lieverdjes.

RD-actie
Het Reformatorisch Dagblad richt zijn najaarsactie op Israël. Juist in dit jaar viert het land het vijftigjarig bestaan als zelfstandige staat. Tallozen bieden de jarige cadeaus aan. We willen daarin niet achterblijven (het is het land waar Hij Zijn voetstap zette!), maar zoeken wel onze eigen weg. We zoeken naar “Het kind in Israël”.

Twee projecten zijn het waaronder we de komende maanden de schouders willen zetten. In de eerste plaats is dat “Shalva”, een activiteitencentrum voor gehandicapte kinderen aan de rand van Jeruzalem. In de tweede plaats is dat het Israëlisch Bijbelgenootschap, in het centrum van Jeruzalem. Het kind in Israël heeft van alles en nog wat nodig, maar vooral Bijbels, ook Nieuwe Testamenten. Vandaar dat bijbelgenootschap. U mag de knip wel vast openen.

Krullen en keppels
Jaffa Road. Vrijdagmiddag. Bijna sabbat dus. Jongens sjorren, op weg naar de synagoge, hun gebedsmantels een beetje vaster om zich heen om onbelemmerd steentjes te kunnen trappen. Met pijpenkrullen langs de slapen en een keppel op het hoofd krioelen ze door de straten. Meisjes met vlechten zijn aan het touwtjespringen of jagen op een duif. Alsof je in een boek van Ot en Sien bent aangeland.

Ooit (1893) was er iemand (Lawrence Hutton) die schreef: „Er is geen vreugde of leven in Jeruzalem. Niemand zingt. Niemand lacht. Zelfs de kinderen spelen er niet”. Maar Lawrence Hutton had dan ook zijn ogen in de zak. Hoewel, Israëlische kinderen zijn voor kinderen wel ernstig, alsof ze stuk voor stuk een pakje zorg meedragen, verdriet in het hart, over de pijn van hun verdeelde land, over de nooit ophoudende dreiging in deze moeilijkst te besturen stad ter wereld.

Oost en west
Het is bijna avond. Bij de Klaagmuur is het weer een bont allegaartje van mensen. Een mengeling tussen Oost en West. Toeristen –blote knieën, grote mond, petjes op– kwetteren de ernst weg. De grijze muren van de oude stad baden zich in een zacht, zilveren licht. Een wonderbaarlijke plaats, dit plein bij de achttien meter hoge Klaagmuur, een plaats die hoog naar de hemel reikt.

Dicht tegen de muur (het laatste overblijfsel van de tempel van Salomo) staan de orthodoxe joden, compleet met hoed en zwarte jas. Ze zingen hier hun klaagliederen over de verwoesting van de tempel. Hier slaan ze hun dromen als een mantel om zich heen, om er diep in weg te schuilen.

Aan de voet van deze tempelmuur worden veel joodse jongens godsdienstig meerderjarig verklaard. Een dag na hun dertiende verjaardag worden ze Bar Mitswa, zoon van het gebod. De joodse jongen wordt vanaf dat moment als volwaardig lid van de godsdienstige gemeenschap beschouwd. Hij is dan zelf verantwoordelijk voor het nakomen van alle godsdienstige verplichtingen. Hij gaat meetellen als een van de tien mannen die vereist zijn voor het opzeggen van bepaalde gebeden. Bij het traditionele ochtendgebed doet hij ook de gebedsriemen om. Hij belooft ijverig in de thora te zullen studeren en zich in alle opzichten als man te gedragen. Dan is de jongen man geworden.

Wonder
Israël is een wonder, vinden velen. Dat zal waar zijn! Maar de kinderen van Israël zijn het grootste wonder van dit land dat zo veel wonderen voor zijn ogen heeft zien gebeuren.

Bij de Town of David bedelt een jodin met een slaperig kind op schoot. Vlak bij de Habad-synagoge, even buiten het stadsgewoel, proberen twee jongens een ezel, beladen met brood, vooruit te krijgen. Op de Misgav Ladach Road blaast een kleine Russische immigrant op een gebroken trompet. Schoolkinderen dalen, in licht- en donkerblauwe uniform, met de drinkfles over de schouder, de trappen af van de oude stad. Het is ruim 40 graden. Het licht valt met bakken tegelijk omlaag.

Het kind in het straatbeeld, dat is mooi. Mooier dan al die soldaten die hier in het straatbeeld ook heel gewoon zijn. Allemaal hebben ze een wapen op de rug en een mobiele telefoon aan het oor. Het wapen is voor de vijand. De telefoon is voor de vriend. Hoe eindeloos tegenstrijdig.

Israël is een moderne staat geworden. Vroeger wilden de kinderen van Israël allemaal op de foto, koste wat het koste. Maar ook dat is voorbij. Het was wel aardig, toen. In een uiterst korte zin vatten ze hun theoretische opvattingen over een foto samen: „Tsalem'oti” (Maak een foto van mij!). Soms werd dat tot een grote ritmische, sterk bedelende dreunzang verheven: „Tsalem'oti”. Maar het kind in Israël heeft genoeg op de foto gestaan.

Uitzicht
Ze zat op een steen bij de Damaskuspoort. Een schattig kind, een jaar of twaalf, lange zwarte haren, haar huid een cappuccinokleurtje. Verlegen wroette ze met een voet in de grond.

Of ze van Jeruzalem hield? „Kén”, zei ze, ten langen leste. „Ja, van het uitzicht op de bergen”.

En toen, alsof er iets te verontschuldigen was: „Hier heb ik altijd gewoond”.

Het is twaalf uur. De klokken van Jeruzalem slaan. Eens slaan juist deze klokken voor het laatst.

Het Reformatorisch Dagblad vraagt uw hulp. Voor het kind in Israël. Dit najaar is er een actie voor de gehandicapte kinderen van Shalva in Jeruzalem.

Stort u alstublieft uw gift op gironummer 29.70.700 of op bankrekeningnummer 65.32.60.008 (ING Bank) van stichting Draagt Elkanders Lasten te Apeldoorn.