Het jaar 1998

Steven: Het leek net alsof hij het slachtoffer was en ik de dader

Geweld is meer dan drie dreunen

Door Mariska Wolters
Een jongen van zeventien geeft niet graag aan vrienden toe dat-ie bang is. Voor Steven Post zit er dan ook niet veel anders op dan z'n angst te overwinnen. De jongen die hem twee jaar geleden zonder reden het ziekenhuis in sloeg, loopt nog gewoon rond in Stevens woonplaats, Pijnacker, en gedraagt zich alsof er niets gebeurd is. „Voor hem is het misschien verleden tijd. Voor mij nog lang niet”.

Zinloos geweld. In het afgelopen jaar heeft het begrip vele keren de krant gehaald. Dat het meeste geweld sowieso zinloos is, doet even niet terzake. Ook aan de cijfers die rond geweldsdelicten aan het licht zijn gekomen, gaan we even voorbij. Lees je die, dan zou je bijna vergeten dat achter ieder cijfertje een verhaal zit. Een verhaal dat niet ophoudt bij een dreun of een steek in je buik. Neem nu Steven. Wat er met hem gebeurde? Drie vuistslagen veranderden zijn leven.

Nog iedere dag denkt de jongen aan wat hem twee jaar geleden overkwam. En niet alleen overdag, ook 's nachts is hij nog vaak met het voorval bezig. Dan kan hij niet slapen van de pijn in zijn hoofd. Of maakt hij zich zorgen over de toekomst, zijn schoolwerk, dat maar niet vlotten wil sinds hij in elkaar geslagen is.

„Niet alleen lichamelijk, ook geestelijk heb ik een klap gehad. Concentreren gaat niet meer goed, met als resultaat dat ik ben blijven zitten op de havo en later naar de mavo ben gegaan. Ook van het selectieteam van korfbal moest ik afscheid nemen. Dat lukt niet meer omdat er een aantal zenuwen in m'n nek bekneld is geraakt en het kraakbeen is verbrijzeld”.

Heel onverwacht
Het gebeurde na een schoolfeest. Wanneer Steven op het station z'n fiets wil pakken, spreekt een jongen hem aan. „Is die fiets van jou?” vraagt hij. Steven kent de knul van gezicht. Het is een jongen uit z'n woonplaats, zoon van de eigenaar van de snackbar en ongeveer drie jaar ouder dan hij.

Steven vindt het een beetje een merkwaardige vraag die aan hem gesteld wordt, maar verder slaat hij er geen acht op. Maar de ander doet dat wel. En nog wel heel letterlijk. „Het gebeurde binnen een paar seconden. Heel onverwacht. Ik kon absoluut niks doen”. De jongen geef Steven een kopstoot en daarna nog drie vuisten in het gezicht. Amper beseffend wat er was gebeurd, krabbelt hij op en pakt zijn fiets. Een politieauto kruist zijn pad. „Met sirene en al gingen we terug naar het station. Maar er was natuurlijk niemand meer...”.

De vader van Steven schrikt heel erg wanneer zijn zoon met een bebloed en opgezet gezicht thuiskomt. Samen brengen ze een bezoek aan de EHBO. „M'n neus was ingescheurd en later bleek dat er ook nog een stuk van m'n tand was afgebroken”.

De volgende dag doet Steven aangifte op het politiebureau. De jongen wordt opgepakt en bekent later. Het verslag dat de jongen doet, verschilt echter nogal met het verhaal van Steven. „Hij vertelde de politie dat hij iemand hoorde schelden. Denkend dat ik die persoon was, kwam hij op me af. Toen struikelde hij over een stoeprand en raakte me”.

Veertig uur
Die val kwam dan kennelijk wel erg hard aan. Momenteel is Steven namelijk nog onder behandeling in het ziekenhuis. Hij heeft veel hoofdpijn en is al vier keer aan zijn nek geopereerd. „Toch had ik het hem kunnen vergeven als hij echt spijt had gehad”, vertelt hij. De excuses die de dader –volgens Steven op aandringen van z'n vader– binnen een week maakte, maakten bij Steven even wat los. „Ik dacht dat hij het meende, maar toen ik hem een paar weken later tegenkwam, schold hij me uit. Zijn neef vertelde me dat ik het niet moest wagen een rechtszaak te beginnen”.

Dat gebeurde wel. Zo verscheen de toen nog veertienjarige Steven voor het eerst van zijn leven bij Justitie op de stoep. „Ik ben drie dagen voor die tijd ziek geweest van spanning. Toen werd ik een paar uur van tevoren opgebeld. De jongen was op vakantie en zou niet aanwezig zijn. De zaak werd uitgesteld”. Aan de uiteindelijke rechtszaak hield Steven een verwarrend gevoel over. „Ik zat naast hem op een bankje. Het leek net alsof hij het slachtoffer was en ik de dader”.

Uiteindelijk kreeg de jongen veertig uur dienstverlening. Volgens Steven een belachelijke straf. „Een weekje een vakantiebaan en je bent ervan af”. De dader vond het ook een belachelijke straf, alleen dan omgekeerd. Hij vond dat hij ten onrechte zo zwaar was behandeld en ging in hoger beroep. Dat was niet echt slim, want het uiteindelijke vonnis was twee keer zo zwaar.

Bij de boksring
Steven is via Stichting Zinloos Geweld met zijn verhaal in de openbaarheid getreden. Dat vindt hij belangrijk. Niet omdat hij het nu zo leuk vindt het gebeuren steeds te vertellen. Hij wil eerder duidelijk maken dat mensen het geweld niet moeten accepteren. „Omstanders beseffen niet hoe diep zo'n gebeurtenis je leven kan veranderen. En de daders? Die weten helemaal niet wat ze doen”.

Of Steven een oplossing voor het geweld op straat weet? Hij hoeft er niet lang over na te denken. Als het aan hem ligt, zou iedereen die zomaar een ander neerslaat een veel en veel hogere straf moeten krijgen. „Het is absurd dat je een weekje moet werken omdat je iemand neerdreunt. Zo kun je het risico nog wel nemen. Zou je tien weken moeten zitten, dan bedenk je je wel”.

Ook de opvoeding speelt volgens Steven een grote rol in het voorkomen van geweld. „Ik zou, zelfs al zou ik heel wat biertjes ophebben, er niet aan denken om zomaar iemand neer te slaan. Je krijgt waarden en normen van je ouders aangeleerd. Die neem je mee”.

De jongens die zich schuldig maken aan geweld, zijn volgens Steven van een bepaald soort. „Je ziet ze tijdens de kermis bij de boksbal staan”. Als hij diep in zijn hart kijkt, heeft de scholier zelfs nog medelijden met hen. „De meeste van die jongens hebben iets van een minderwaardigheidscomplex. Ze zitten in ieder geval absoluut niet lekker in hun vel. Anders doe je zoiets niet”.

Meer blauw op straat? „Wel leuk”, vindt Steven, „maar niet dé oplossing. Het gebeurt in een zo klein ogenblik dat een agent natuurlijk nooit op die plaats aanwezig is”. Wel zegt Steven het belangrijk te vinden dat omstanders niet zomaar blijven rondkijken. „Bij mij stonden er ook wel wat mensen op het station. Op het moment zelf konden ze misschien niets doen, maar ze hadden zich toch op z'n minst kunnen melden als getuigen. Bovendien hebben ze er niet aan gedacht om me bijvoorbeeld naar huis te brengen”.

Niet normaal
De jongerenwereld kan door zulke incidenten in een verkeerd daglicht komen te staan. „Sommige ouderen denken dat alle jongeren criminelen zijn. Daar ben ik het dus absoluut niet mee eens”, vertelt Steven. „Natuurlijk is het niet normaal dat een ander je zomaar een klap verkoopt. Kijk maar eens naar mijn vriendenkring. Daar zou niemand zoiets doen”.

Of je na dit verhaal bang moet zijn om naar buiten te gaan? Steven zelf heeft het er nog steeds moeilijk mee, vooral als hij op het station loopt of als hij de jongen die hem neersloeg tegenkomt in de stad. „Zeker in het begin stond ik op die momenten helemaal te trillen”. Hij raadt echter iedereen aan toch gewoon naar buiten te gaan. „Thuisblijven is geen optie. Dan geef je de criminelen vrijspel. Bovendien is er als je naar buiten gaat ook altijd een kans dat je aangereden wordt. En om dat te voorkomen, blijf je toch ook niet binnen?”