Het jaar 1998

Dr. P. van Nunen over de 'Nederlandse' nuchterheid in Rusland

Sta je al onder water in Maastricht?

Door drs. B. Belder
”Ineenstortend Rusland”. De titel van het jongste boek van Nobelprijswinnaar Alexander Solzjenitsyn. Somberder kan het toch nauwelijks. „Rusland in opbouw eerder, denk ik, zij het met vallen en opstaan”, kaatst dr. P. van Nunen, directeur van het Maastrichts Centrum voor de Russische Taal en Cultuur, spontaan terug. Sprankjes licht na een duister jaar voor de Russische Federatie.

Even vooropgesteld: Van Nunen is een realist. De opeenstapeling van negatieve maatschappelijke ontwikkelingen op Russisch grondgebied wuift hij niet luchtig weg. Er gebeurt in het Oosten echter meer dan de westerse media melden. En dan laten we de correctheid van die beeldvorming nog buiten beschouwing.

„Misschien is het een te positieve kijk”, relativeert Van Nunen enigszins, „maar naar mijn mening heeft Rusland geen andere keuze dan opbouw. De problemen die nu breed worden uitgemeten in de pers, zijn de gebruikelijke onvolkomenheden van een samenleving in ontwikkeling”.

Aan deze situatie ligt de opkomst van een ongebreideld kapitalisme, sinds vijf jaar, ten grondslag. Geen reden om te wanhopen. „De eigenlijke machthebbers, de zogenoemde nieuwe rijken, zullen hun doorgaans illegaal verworven geld en goederen juridisch willen beschermen. De toekomst voor de Russische bevolking is derhalve een passende wetgeving. Uiteindelijk zal haar samenleving na enige generaties ietwat beginnen te lijken op die van ons”.

Is Rusland het afgelopen crisisjaar dan soms te zwart afgeschilderd in de buitenlandse media? Neem bijvoorbeeld de vérgaande politieke apathie onder de massa. Nunen: „Russen zijn misschien lamgeslagen door de reeks ernstige tegenvallers. Desondanks zijn zij over het algemeen wel degelijk geïnteresseerd in een goed draaiende maatschappij. Wie je momenteel ziet en hoort, is niet de doorsnee burger”.

Deels treft het Westen mogelijk schuld aan de huidige Russische crisis: „Wij wilden zo graag dat het land in onze pas ging lopen. Misschien waren de eisen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) voor allerlei hulpprogramma's in eerste instantie te zwaar. Er zijn dus zaken fout gegaan. Blijf je die almaar belichten, dan schep je vanzelf een uiterst donker beeld van Rusland”.

Misleidende beelden
Doet dat de Russen pijn? „Ze vinden dat het Westen niet goed met Rusland omgaat. „We doen alles wat jullie willen, tóch gaat alles fout en dat wordt vervolgens slecht afgeschilderd door jullie”, klinkt het vaak”.

Van Nunen diept uit zijn geheugen een tweetal relativerende reacties op alle negatieve westerse publiciteit op: „Wanneer kampte Nederland ook alweer met hoog water? Zo'n anderhalve maand geleden, geloof ik. Op hetzelfde ogenblik ging het al slechter met Rusland. Een van onze studenten kwam juist terug: „Ja, er zijn wel wat winkels dicht, maar grosso modo gaat het niet zo slecht als onze correspondenten vanuit Moskou berichten”.

Hoe moet ik dan die televisiebeelden uit Moskou interpreteren? vraag ik kritisch door aan die student. Per slot van rekening zie ik weer zo'n veertig mensen in een rij. „O, maar die rij was ook niet langer!” repliceert hij meteen. „Precies op maat voor een pakkende nieuwsflits”.

Welnu, ik bel naar een van mijn Russische vrienden, professor Arkadi Makarov, en informeer naar de toestand. „Hebben jullie nog te eten? Moet er opnieuw een hulpprogramma komen? Zoiets van “Help de Russen de winter door”. „Welnee! Hoe is het trouwens in Maastricht? Ben je al overstroomd?”

Arkadi kent Maastricht. Hij weet dat wij hoog wonen en dus niet het gevaar lopen van wateroverlast. „Bij ons op de televisie lieten ze gisteren”, vertelde hij, „zien dat Nederland blank staat. Klopt dat? Nee natuurlijk, maar ze filmen één boerderij die onder water staat”. Van zulke Russische nuchterheid valt te leren”.

Failliet door hulp
Zijn Russen dan zo apathisch? Zijn ze echt murw geslagen? Vragen die Van Nunen zichzelf hardop stelt. Zijn antwoord illustreert hij weer met een praktijkvoorbeeld. „Tien jaar geleden –de Sowjet-Unie bestond nog– bezocht ik Rusland. Op straat hield ik iemand aan om voor een dag mijn taxichauffeur te zijn. De man heette Waleri, een bloemenhandelaar. Ik weet nog goed dat hij twee jaar later failliet ging.

Waleri profiteerde eind jaren tachtig van de kleine ruimte die aan particuliere handelaren werd gelaten. Zijn moeder bezat een datsja buiten de stad Moskou. Zij kweekte daar Waleri's bloemen. De buurvrouw, de overbuurvrouw plus een tante hielpen allemaal mee. In Moskou dreef Waleri een kiosk waar hij veldboeketjes aan de man bracht. Het leverde een bescheiden salarisje op.

Na verloop van tijd begon Waleri ook wat in groente te handelen. Van zijn bedrijfje konden inmiddels makkelijk twee personen leven. Het ging goed totdat, en nu zeg ik het maar wat simplistisch, de Nederlandse politici zo nodig Rusland de winter door moesten helpen. Dankzij die aanvoer van westerse levensmiddelen ging Waleri in elk geval over de kop. Drie weken lang bleef hij immers met zijn bederfelijke waren zitten.

Logisch dat zo'n Rus zegt: „Ik wil helemaal niet dat jullie helpen! Dat betekent mijn bankroet”. Aan zijn lot moest ik dezer dagen sterk denken bij de Europese politieke discussie over voedselhulp aan Rusland”.

Het nadelig effect van zo'n actieprogram is evident, weet Van Nunen. „Kijk, van officiële zijde zou daarom gevraagd zijn. Maar als je Nederlanders in Rusland spreekt, hoor je: „Absolute onzin. Er is genoeg spul hier op de markt. Mochten er westerse goederen worden gezonden, dan krijgt de Russische productie zonder meer een geduchte knauw. En dat juist op een tijdstip dat die gelukkig aantrekt. Zo raken we andermaal een halfjaar tot een jaar achterop”.

Russen met economisch inzicht zien westerse voedselhulp in wezen als een (onbedoeld) ontmoedigingsbeleid voor de inheemse productie? „Zeker. Daarom acht een Russische collega Camdessus van het IMF zijn persoonlijke vijand. „Die maakt dat wij nooit verder komen. Want als we een keer een stap vooruit zetten, dan zegt het IMF: „Goed zo jongens! Hier heb je een premie”. Met als gevolg dat iedereen weer een week lang gaat zitten, niets nuttigs uitvoert”.

Opleidingen
Het hoofd van de Maastrichtse opleding tolk/vertaler twijfelt overigens geen moment aan de zin van westerse hulpverlening aan de Russische Federatie: „Er is sowieso veel hulp nodig in Rusland, maar níet dit soort weggeefhulp”.

Welke dan? „Structurele hulp. Investeringen. Nederlandse bedrijven moeten in Rusland investeren op de lange termijn, om daar de productie op te krikken. De Europese Unie moet haar overschotten aan melk, boter en vlees niet dumpen op de Russische markt.

Structureel hulp bieden wil zeggen: opleidingen verzorgen. Heel veel opleidingen. Managementopleidingen, economische en fiscale cursussen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in Heerlen bijvoorbeeld verricht in dit opzicht uitstekend werk. Idem het Europees Instituut voor Bestuurskunde in Maastricht. Russen gewoon leren wat nodig is om te functioneren binnen een geïndustrialiseerde, technologisch vergevorderde maatschappij. Maar dingen geven, moet je niet doen”.

„Rare jood uit Parijs”
Valt tegenwoordig het woord “Rusland” in een westerse discussie, dan doemen allerlei gevaren respectievelijke verfoeilijke verschijnselen op. Al jaar en dag ressorteert hieronder het zogenoemde “rood-bruine” gevaar. Dat bedenkelijke mengsel van Russisch revanchisme, ultranationalisme en antisemitisme. Opgekropte frustraties over de ontgoochelende teloorgang van Moskous status van wereldmogendheid.

Van Nunen geeft tegengas: „Het “rood-bruine” gevaar... Nee, de Russen weten wel degelijk wat democratie is. Ze willen ook democratie. Wat echter in Rusland nu voor democratie doorgaat, wijzen zij af. En daar zijn wij het in het Westen in feite allemaal mee eens. Ze hebben alleen niet de kracht, de macht, de mogelijkheden om aan die situatie direct wat te veranderen. Waarschijnlijk doorloopt elk land deze 'normale' fase bij de overgang van een dictatoriaal naar een democratisch systeem. Dan ontkom je moeilijk aan wat politieke uitwassen.

Over het “rood-bruine” gevaar gesproken: tijdens mijn laatste bezoek aan Rusland stond ik met een collega bij wat boeken- en tijdschriftenkraampjes op straat. Een vaste gewoonte van me. Puur uit interesse, omdat ik kranten verzamel voor mijn instituut. Bovendien wens ik op de hoogte te zijn van de excessen van de Russische maatschappij.

Je ontmoet op zulke verkooppunten fascisten, antisemieten. Ze maakten mij uit voor „een rare jood uit Parijs”. Ze gebruiken daarbij niet het gewone Russische woord voor “Jood”, maar hanteren het woord “jid”. Met één zwaai kreeg ik een stapel lectuur voor niks aangereikt. Zo in de trant van: Lees dit maar eens, dan weet je gelijk met wie je te maken hebt”.

Niet de grote monden
Van Nunen is van deze publieke “rood-bruine” manifestatie allerminst onder de indruk. „Hoeveel lieden denken zo in Rusland? Als de Nederlandse televisie vijf minuten zendtijd besteedt aan het fenomeen Janmaat of het verschijnsel Glimmerveen en dat wordt later in Rusland vertoond, dan zeggen ze daar ook niet dat Nederland zó facistisch is.

Naar mijn idee vormen die zogenoemde rood-bruinen niet zo'n groot gevaar. Sterker nog, de meeste Russen zijn mijns inziens helemaal zo anti-Joods niet. Toegegeven, in Oost-Europa is sprake van een grotere antisemitische traditie dan in het Westen. Het zou natuurlijk helemaal niet mogen voorkomen. Maar dat de Joden nu van alle maatschappelijke tegenslagen de exclusieve schuld krijgen, wil er bij mij niet in.

Laat ik daarvoor één steekhoudend argument aanvoeren: op grond van de jongste Russische opiniepeiling over potentiële presidentskandidaten zal premier Primakov Jeltsin gaan opvolgen. Primakov is een Jood! Zouden de Russen indien het antisemitisme onder hen zo sterk leeft, toch massaal op Primakov stemmen? Of prefereren ze hem omwille van zijn imago van politieke gematigdheid?”

De Russische bevolking is veel stiller dan de grote monden van links en rechts zouden doen vermoeden. „Een Zjirinowski krijgt geen voet aan de grond. Toen zijn ster rijzende was, riep de westerse pers onmiddellijk een waar schrikbeeld op. Stel dat hij het voor het zeggen krijgt in Moskou, dan staan de Russische laarzen zo in de Indische Oceaan. Hij werd het echter helemaal niet!

Wat je in feite zag, was voortzetting van de bestaande politieke machtsverhoudingen in de persoon van Tsjernomirdin. Hetzelfde zie je thans met premier Primakov. Extreme figuren zijn er wel, maar uiteindelijk worden zij niet in het Kremlin gekozen”

Het gedachtegoed van Solzjenitsyn is evenmin representatief voor de Russen. „Dat is zijn grote tragedie én frustratie. Hij is na zijn terugkeer door heel Rusland gereisd. Een vergeefse missie, want de bevolking wil niet terug naar het negentiende-eeuwse Moedertje Rusland van Solzjenitsyn.

En al helemaal niet wil zij terug naar het twintigste-eeuwse communisme van tien, twintig jaar geleden, hoewel iedere Rus zal beweren dat het twintig jaar geleden beter was. Economisch kan dat kloppen, maar bijkans niemand verlangt terug naar die tijd waarin je niets mocht zeggen. Politieke deformatie alom. Dat wenst niemand meer. Lieden die om Stalin roepen, begeren slechts rust, orde. Ze willen veilig over straat kunnen lopen, maar geen werkelijke terugkeer van een dictatuur à la Stalin”.

Ideale mix
Lichtpuntjes in deze Russische crisistijd ontwaart de kenner uit het zuiden evenzeer in het culturele leven en het onderwijs. „De gevestigde literatuur gaat nog steeds over de toonbank. Toegegeven, Russen lazen vroeger waarschijnlijk veel meer, zij het beperkter. De staat bepaalde tenslotte welke manuscripten voor publicatie in aanmerking kwamen. Desalniettemin bleef er nog veel lezenswaardig over. Nu kun je alles lezen. De groep die echt geïnteresseerd is in hoogstaande literatuur, is naar mijn idee wel gelijk gebleven en heeft daar ook het geld voor over”.

Hoog geeft Van Nunen op over het Russische onderwijssysteem. „Dat is tot nu toe nog niet in elkaar gezakt. Het onderwijssysteem is zéér goed. Jongeren van zestien kennen de Russische klassieke literatuur én weten die te waarderen.

Nederlandse middelbare scholieren die gaan studeren, zijn dikwijls veel handiger in van alles en nog wat vergeleken met hun Russische leeftijdgenoten. De laatsten weten daarentegen veel meer. Het nadeel is evident: de zelfwerkzaamheid is minimaal.

Dat neemt niet weg dat hun kennis heel groot én breed is. Het komt dus vooral aan op het bevorderen van de toepassing van die kennis. Ideaal is een mix van Nederlandse handigheid, daadkracht en Russische kennis, wetenschap”.