Het jaar 1998

Schulte Nordholt: Ik wéét wat er aan agressie in de samenleving zit

Indonesië na Soeharto verscheurd
tussen oud en nieuw

Door A. Jansen
Zeven maanden na het vertrek van Soeharto lijkt alles geregeld en gepland: volgend jaar mogen de Indonesiërs naar de stembus voor de eerste vrije verkiezing van het parlement. Maar de kerken en moskeeën branden en de onvrijheid neemt weer toe. Als dat zo doorgaat worden er helemaal geen verkiezingen gehouden.

Hij was dit voorjaar meermalen op de televisie. En wie halverwege de maand mei de radio aanzette en iemand gepassioneerd hoorde praten over „krachten op de achtergrond” wist dat Nico Schulte Nordholt ondervraagd werd. In de roerige weken rond het gedwongen vertrek van president Soeharto was de politiek antropoloog uit Heemstede een welkome gids en vraagbaak. En altijd was er die geheimzinnigheid in zijn uitleg. Dat suggereren van „onzichtbare krachten”. Het verried zijn deskundigheid als ingewijde bij uitstek. Schulte Nordholt (58) is immers geboren en getogen in het land dat later zijn studieobject zou worden. Zijn studieplék ook, want vele jaren heeft hij met vrouw en kinderen op Java gewoond. En als hij niet heen en weer reist tussen zijn huidige woon- (Heemstede) en werkplek (Enschede), zit hij wellicht in het vliegtuig naar Jakarta. Is het een wonder dat deze kenner ook gepassioneerd praat over Indonesië –temeer nu het aan geweld en ontreddering lijkt te zijn overgeleverd?


Dr. N. Schutte Nordholt
In de woonkamer van zijn Heemsteedse huis creëert de inrichting een onvervalst “tempoe doeloe”-sfeertje. Maar het staat in schril contrast met de zorgelijke vooruitzichten die er, zeven maanden na het vertrek van Soeharto, zijn voor de nabije toekomst van Indonesië.

„Wat me benauwt, is dat ik wéét wat voor krachten er los kunnen komen, wat er aan woede en agressie verscholen zit”, zegt Schulte Nordholt. „Amok is niet voor niets een Indonesisch woord! Als dát naar boven komt, is niemand meer veilig”.

Te midden van deze chaos weten gematigde hervormers zich geroepen om na te denken over hoe het nieuwe Indonesië er moet gaan uitzien. Bepaald geen baantje om jaloers op te zijn. „Ze willen verandering, maar tegelijkertijd beseffen ze dat die zo'n dynamiek kan krijgen dat alles oncontroleerbaar wordt. Naarstig zoeken ze naar een beheerste aanpak, maar daarmee riskeren ze te worden “overruled” door hen die uit zijn op restauratie, op herstel van de oude orde zoals die onder Soeharto bestond. Aan de andere kant worden de gematigde hervormers opgejaagd door degenen die koste wat kost veranderingen willen doordrukken – met alle risico's van nog meer bloedvergieten en anarchie”.

Kerken
De kerken behoren nadrukkelijk níét tot de groep van opinieleiders. „De christelijke leiders hebben geen visie, geen duidelijke lijn”. Een tragische misser, vindt Schulte Nordholt. „Tien jaar geleden was daar nog een dominante figuur als generaal T. B. Simatupang. In 1953 is hij uit het leger gestapt en daarna heeft hij bewust gekozen voor een actief lidmaatschap van de Indonesische Raad van Kerken. Maar je ziet dat onder zo'n 'reuzenboom' geen nieuw kruid groeit. Men was onder Soeharto's Nieuwe Orde eigenlijk ook wel tevreden. Zeker tot de jaren '90 genoot men immers als minderheid bescherming. Nu juist minderheden in Indonesië het moeilijk lijken te gaan krijgen, is het zorgelijk te zien dat de kerken bij de opinievorming achterblijven”.

Schulte Nordholt: „Met name de conventionele kerken –zeg maar de kerken die voortkomen uit 'de zending'– zijn onderling sterk verdeeld over de te volgen koers. Zo zijn er die zich achter het leger, als de beschermer van minderheden, verschuilen. Anderen beseffen dat de toekomst wordt bepaald door de moslims, in het bijzonder door het debat tussen de gematigden en de radicalen binnen de islam. Hun redenering luidt: „Als christenen spelen we de moslimradicalen in de kaart wanneer wij ons agressief opstellen of ons binnen onze vesting terugtrekken. Het enige wat we kunnen doen, is proberen de positie van gematigde moslims helpen versterken””.

Jeruzalem
Maar er bestaat, los van deze 'zendingskerken', nog een andere groep protestantse christenen: de evangelicals. Daartoe behoren tal van kleine geloofsgemeenschappen, met vooral veel Chinese leden. „Deze kerkjes krijgen veel financiële steun uit Amerika, maar ze krijgen ook –en dat is het tragische– complete preekteksten toegezonden. Die worden letterlijk vertaald in het Indonesisch en zo vanaf de kansel uitgesproken, zonder enige aanpassing. Wat me afgelopen zomer ter ore kwam in West-Java, was een preek over Openbaring waarin Jeruzalem letterlijk werd uitgelegd als het Jeruzalem van nu. Dus elk gebouw dat de Israëlische premier Netanjahoe bij het huidige Jeruzalem betrekt, wordt gezien als het dichterbij komen van het Koninkrijk Gods. In de oren van moslims is dat zo'n gruwel, waarvoor ze “de christenen” –want zo stereotiep werkt dat– verantwoordelijk houden”.

De thema's waarover de hervormers zich het hoofd breken zijn volgens Schulte Nordholt „ongelooflijk fundamentele kwesties”. Het probleem is echter dat ze in Indonesië niet in alle rust besproken kunnen worden, omdat ze verweven zijn met argwaan en nijd over en weer.

Een van die kernonderwerpen is de vraag naar de grondslag van de staat. En nauw daarmee verbonden: de staatsvorm. Door enkele islamitische partijen, rechtstreeks voortkomend uit het gedachtegoed van de radicale Masjumi-beweging, wordt nu openlijk de Pancasila –de huidige ideologische grondslag van de staat– afgeschreven. Hun tegenstanders verstaan dat als het willen oprichten van een islamitische staat. In Oost-Indonesië wordt als reactie daarop nu openlijk verkondigd dat men zich wil afscheiden. Nu zou het inderdaad kunnen dat Oost-Indonesië zich losmaakt, en dat het overige deel van het land een islamitische staat wordt. Maar die ontwikkeling is bijna niet denkbaar zonder Bosnische toestanden van geweld en etnische zuivering.

Strijdkrachten
Is het leger, dat vanouds de Pancasila hoog in het vaandel heeft, dan niet meer geschikt om de eenheid van Indonesië te bewaren? Nee, zegt Schulte Nordholt, want ook het leger is allang niet meer een bolwerk van eenheid. De spanningen die Soeharto zelf bewust heeft opgewekt zijn daar grotendeels debet aan. „Om aan de macht te blijven heeft hij jarenlang bewust tegenstellingen op verschillende niveaus in het leger gecreëerd, zodat hij vervolgens als bemiddelaar nodig was. Soeharto is dan wel weg, maar die tegenstellingen zijn niet met hem verdwenen”.

Als voorbeeld noemt Schulte Nordholt de 20.000 man tellende Strategische Reserve, met daarbinnen weer een soort Republikeinse Garde van 7000 man elitetroepen. „Die 7000 man van de Kopassus, zoals dit elitekorps heet, vormen de slagkracht van het leger, maar er zitten ontzettend veel maffiose elementen in. Ze zijn ingezet bij alle vuile karweitjes, zoals in Oost-Timor, Aceh en Irian. Met hun brute optreden hebben ze het imago van de strijdkrachten flink in diskrediet gebracht. Vandaar dat de generaals van de reguliere troepen, zoals de territoriale commandanten, zich schamen voor het gedrag en de reputatie van deze collega's”.

Daar komt bij dat Soeharto ook een ideologisch conflict binnen het leger heeft ingebracht, namelijk toen hij in 1990 de organisatie van moslimintellectuelen ICMI oprichtte (met Habibie aan het hoofd) en deze club zich mocht gaan bemoeien met het promotiebeleid van hoge officieren. Dat benoemingsbeleid gebeurde vervolgens onder het motto “90 procent van de burgers is moslim, dus 90 procent van de officieren moet moslim zijn”.

Moslimgroepen rond ICMI eisen nadrukkelijk ook de benoeming van Kopassus-leden voor zich op. De eenheid die, zoals gezegd, bij uitstek de slagkracht van het leger bepaalt, wil men koste wat kost in (islamitische) handen houden.

Daartegenover staat dan de groep rond generaal Susilo Bambang Yudonthono –tot voor kort hoofd van de sociaal-politieke tak van het leger. „Die man heeft nauw contact met ten minste vijf generaals die allemaal voor geleidelijke terugtrekking van het leger uit de samenleving zijn. Daarmee sluiten ze aan bij gematigde hervormers zoals Megawati en Aburrachman Wahid (beter bekend als Gus Dur). Zij beseffen: de tijden zijn veranderd en we moeten als militairen onze bakens verzetten. Maar in de militaire structuur is deze groep natuurlijk uiterst kwetsbaar. De opperbevelhebber kan hen op elk moment overplaatsen of ontslaan”.

Democratie
De ideologische grondslag van de staat, de Pancasila, is omstreden. Haar belangrijkste beschermer, het leger, is dat ook en bovendien onderling verdeeld. Zijn er dan alternatieve staatsvormen voorhanden die Indonesië een nieuwe vreedzame toekomst kunnen binnenloodsen? Schulte Nordholt gelooft stellig van wel. „Je komt uit dat dilemma wanneer de samenleving democratischer wordt. Je hebt dan die Pancasila niet meer zo nodig omdat de democratie waarborgen biedt voor gelijkwaardigheid”.

Daar komt bij dat dankzij de moderne communicatiemiddelen het volgens hem ook niet meer nódig is om alles vanuit het centrum (lees: Jakarta) te regelen. „Die grote archipel zou zich dus kunnen ontwikkelen in de richting van een federatieve staat. Daar wórdt ook concreet over nagedacht. Ook binnen het leger, maar men durft het nu niet –in de huidige crisisomstandigheden– naar voren te brengen. Dat is steeds weer het grote probleem: hoe kun je zoiets in een beheerst proces realiseren, zonder dat je struikelt over een conflict en de zaak alsnog uiteenvalt, of er terugkeer naar repressie plaatsvindt”.

Democratie als hoogste goed voor Indonesië dus. Maar in de praktijk zitten ook daaraan flinke haken en ogen. Schulte Nordholt wijst er met klem op dat wanneer in een land democratische procedures worden gevolgd, zoals verkiezingen, er niet per definitie een democratische samenleving uit hoeft voort te komen. „Het Westen is naïef om enkel naar die procedurele kant te kijken”, zegt hij.

Veel belangrijker is de vraag hoe hoog het democratisch gehalte is. Als voorbeeld noemt Schulte Nordholt de mate waarin het rechtsbewustzijn in een samenleving is ontwikkeld. „In hoeverre je in wezenlijke zin democratisch bent, bijvoorbeeld of je na verkiezingen kunt 'laten leven' wat niet gewonnen heeft. Dat is iets wat in die 32 jaar Soeharto nauwelijks ontwikkeld is”.

Een tweede zwakke plek is het tijdstip. Er is sprake van een ernstige economische crisis, de nieuwe politieke partijen zijn onervaren, hebben nauwelijks een achterban en zijn zwak georganiseerd. Onder zulke omstandigheden zijn verkiezingen zeker geen garantie voor een democratische uitkomst.

Moslimstaat
Welke partijen in staat zijn om de verkiezingen van volgend jaar in ondemocratische zin om te buigen? In de eerste plaats zijn er de moslims die uit zijn op verdere islamisering van de samenleving.

Schulte Nordholt: „Door eerst een coalitie aan te gaan om voldoende stemmen te krijgen, en vervolgens de coalitiegenoot eruit te drukken, zouden radicale moslims hun ideaal van een moslimstaat langs democratische weg kunnen realiseren. Er is in Indonesië reële angst voor dit scenario. Temeer omdat de ministers van binnenlandse zaken, van voorlichting en van coöperatie tot de moslims van de ICMI-groep behoren. Zij kunnen hun ministerspositie uitbuiten bij de verkiezingen. Zetten ze vervolgens de zaken naar hun hand, dan is hen niets te verwijten. Voor het oog van de wereld zijn ze legaal aan de macht gekomen.

Samenwerking met de Golkar loont zeker de moeite. Deze machtige regeringspartij van Soeharto heeft onder meer als enige haar tentakels tot op dorpsniveau uitgespreid.

Tegenover zo veel overmacht staan oppositieleiders zoals de gematigde moslimleider Gus Dur met zijn NU, Megawati Soekarnoputri van de PDI en Amien Rais, met zijn Partij van Nationaal Mandaat (ook wel de Regenboogcoalitie genoemd). Hoe democratisch zijn zíj eigenlijk, en wat zijn hun kansen bij de komende verkiezingen? Schulte Nordholt beschouwt Guzdur als een echte democraat, maar de man heeft twee keer een beroerte gehad en is dus niet in staat tot krachtig leiderschap. De dochter van Soekarno, Megawati Soekarnoputri dan? Ook zij ontbeert ervaring en de nodige financiële middelen. Verder betwijfelt Schulte Nordholt of ook zij de kans krijgt om vrij campagne te voeren. „Nu al zijn er twee televisieprogramma's verboden omdat er openlijk in gediscussieerd werd. De duimschroeven van de censuur worden weer aangedraaid”.

Geen democraat
Belangrijk is ook dat de in westerse kring populaire Megawati niet als democraat kan worden gezien. „Zij zal het niet aandurven buiten de paden van haar vader te treden. En nu kun je van Soekarno van alles zeggen, maar hij was zeker geen democraat”.

Hetzelfde moet gezegd van die andere 'lieveling' van het westerse publiek, Amien Rais. De man werpt zich luidruchtig op als pleitbezorger van de democratie, maar ingewijden zijn ervan overtuigd dat hij zijn sympathie voor de radicale moslimbeweging Masjumi nooit heeft verloochend. Ook Schulte Nordholt wantrouwt hem: „Ik hoor Rais in het Bahasa Indonesia heel andere dingen zeggen dan wanneer hij in het Engels (lees: voor westerse camera's en microfoons) het woord voert”.

Is het een wonder dat andere hervormers zich van dit zogenaamd democratisch proces afwenden en revolutie prediken? Zoals de 80-jarige socialist professor Sarbini? De in het rood uitgedoste brochure die Sarbini onlangs publiceerde, draagt als veelzeggende titel “Revolusi '98”. De man is ervan overtuigd dat alleen langs die weg democratie en democratisch leiderschap naar voren zullen komen.

Kan chaos dan enkel goede vruchten voortbrengen? Schulte Nordholt is bang van niet. Ook hij houdt er ernstig rekening mee dat als de ongeregeldheden in Indonesië aanhouden, er van bovenaf zal worden ingegrepen. Maar niet door ”democratische krachten”! Te vrezen is dat een ingreep zal leiden tot het voortijdig afblazen van de verkiezingen. “Restauratieve krachten” –onder wie Habibie en legerleider generaal Wiranto– zouden in dat scenario wel eens kerk- en moskeeverbrandingen kunnen gebruiken als alibi. Om vervolgens in de geest van Soeharto's Nieuwe Orde verder te regeren.