Het jaar 1998

Kwaliteit woningen nieuwbouwlocaties onderwerp van discussie

Huizen verkopen als broodjes

Door drs. W. G. Hulsman
Vinex-locaties. Voor veel Nederlanders geen alledaagse kost. Toch zullen straks honderdduizenden landgenoten er wonen, werken en winkelen. Er is de laatste maanden veel kritiek op de kwaliteit van de woningontwerpen. De glimmende kleurenfolders van de projectontwikkelaars en makelaars blijven echter beloven dat het op de Vinex-locaties ideaal wonen is.

Dat laatste is ook het streven van de betrokken overheden. Vinex moet volgens hen staan voor: milieuvriendelijk bouwen, goed openbaar vervoer, veilige en groene openbare ruimte, aansluiting op de bestaande stad. Stuk voor stuk belangrijke uitgangspunten van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (Vinex) uit 1993. De nota waar de locaties hun naam aan te danken hebben.

Nu rijzen de huizen op tientallen Vinex-locaties in Nederland als paddestoelen uit de grond. De stad Utrecht krijgt er een complete stad van 60.000 inwoners bij: Leidsche Rijn. Houten –ooit een dorpje– verdubbelt voor de tweede keer. Het stadsgewest Rotterdam groeit met circa 53.000 woningen. De 'stad' Leidscheveen bij Den Haag heeft straks 6800 nieuwe voordeuren. Amsterdam legt een eiland in het IJmeer. Groningen en Leeuwarden werken mee, net als alle andere zichzelf respecterende grote steden.

Planning
Als alles volgens plan verloopt zullen in de periode 1995-2000 zo'n 425.000 nieuwe woningen zijn gebouwd. Tot 2015 volgen er nog ongeveer 500.000. De afgelopen jaren is vooral gemetseld op kleinere locaties in en aan de randen van de steden. Deze locaties van 500 tot 1000 woningen ondervinden weinig uitvoeringsproblemen.

De komende jaren zullen meer strubbelingen ontstaan. Dan krijgen de grote uitbreidingen, zoals Leidsche Rijn en IJburg, vorm. Deze locaties moeten de grote vraag naar woningen in de Randstad opvangen. Door hun omvang –bij de Utrechtse uitleglocatie gaat het om meer dan 20.000 woningen– ontstaan problemen met de planning en uitvoering.

Met het Vinex-beleid wil het ministerie van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu (VROM) de bouwactiviteiten concentreren en voorkomen dat het landelijk gebied hap voor hap door de woningbouw wordt opgeslokt. Niet elke plaats of kern mag haar eigen bouwlocatietje meer hebben. Dat “restrictieve beleid” wil minister Pronk van VROM voorlopig blijven handhaven.

Kleine kernen
Dat is niet tot ieders tevredenheid. De Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen trok inmiddels aan de bel. Zij ziet 'haar' dorpen leeglopen. Voorzieningen, zoals winkels, verdwijnen een voor een. Voor de jonge generatie zijn in het dorp geen woningen meer beschikbaar. Zij moet uitwijken naar grotere plaatsen in de buurt waar wel gebouwd mag worden.

Voor wie in de glossy folders van de projectontwikkelaars gelooft, is dat juist een voorrecht: in de grote nieuwbouwwijken te mogen wonen. En aan het gedrag van sommige woningzoekende Nederlanders te zien, is dat echt het geval. Zij staan –of liggen in een slaapzak– in de rij om hun droomhuis te kunnen bemachtigen. Pas over een tiental jaren zal blijken of hun droom echt werkelijkheid is geworden.

Wie op de vele kritische geluiden over de kwaliteit van de Vinex-locaties afgaat, houdt zijn hart vast. Zelfs in de Tweede Kamer zijn er vragen over gesteld. Critici van de grote bouwlocaties vrezen dat de nieuwe woonwijken over een paar jaar al weer op de schop moeten. Ze zijn geschrokken van de kwaliteit van de ontwerpen van de woningen en de wijken: „Te weinig aansprekende architectuur, te weinig variatie”. Ook de aansluiting van de wijken op de bestaande steden lijkt ondanks alle inspanningen, maar ten dele te gaan lukken.

Veel kritiek is er ook op de ontsluiting van de locaties door het openbaar vervoer. Het geld voor onder andere lightrail-verbindingen komt beperkt of pas laat beschikbaar. Gevolg: de auto wordt hét vervoersmiddel en de kans om bewoners dan alsnog in het openbaar vervoer te krijgen is veel kleiner. En dat was nu juist een van de doelstellingen van het beleid.

Bijlmer
In vaktijdschriften is de parallel tussen de Vinex-locaties en de Bijlmer al getrokken. Die Amsterdamse hoogbouwwijk werd destijds gebouwd volgens de toen geldende stedebouwkundige normen. Nog voordat de laatste, ruime, lichte flats waren opgeleverd, bleek de wijk al een mislukking van de eerste orde: leegstand, criminaliteit, een ontoereikend wegennet en monotonie. Andere vakbladen verwachten op de Vinex-locaties dezelfde problemen als in sommige wijken in groeisteden zoals Spijkenisse en Purmerend, waar sommige wijken als „onleefbaar” worden betiteld.

De kritiek leeft breed. Zelfs de verantwoordelijke minister Pronk vindt dat de „verstedelijking na de afronding van de huidige Vinex-locaties toe is aan een heroverweging”. Er zou „meer maatwerk en diversiteit” in de nieuwe plannen moeten worden gelegd. Minister Pronk wijst ook het 'plakwerk' aan de randen van steden af. Hij kiest voor „de aanleg van een compleet nieuwe, volledige stad”, zo zei hij enkele weken geleden tijdens een lezing voor geografen.

Makelaars
Als de schuldvraag over de slechte kwaliteit wordt gesteld, wijzen veel vingers naar de makelaars. Volgens de critici zien die te graag veel twee-onder-een-kappers met voor en achter een tuin.

Anderen wijzen naar de projectontwikkelaars. Die zouden de Vinex-locaties volstorten met veel van hetzelfde. De projectontwikkelaars zelf bestrijden dat. Zij zien zichzelf als een professionele bedrijfstak en als ondernemers die niet meer speculeren maar „bouwen voor de gebruikers”, zoals dat in hun verkoopjargon heet.

De discussie zal veel woningzoekenden koud laten. Zij willen een huis dat aan hun eisen voldoet –liefst aan het water– en de naam “Vinex” zal met de heipalen de grond in verdwijnen. Als de kopers kritiek leveren gaat het over de hoge dichtheden. Een groter kavel blijft het ideaal, maar juist daar wil minister Pronk nu weer niet aan.