Dossier Orgaandonatie 7 februari 1998

”Levenskwaliteit is het eigendom van Jezus Christus te zijn”

Ds. Schreuder over orgaandonatie

Door G. Roos
”De gruwelspecialist”. Zo luidt de bijnaam van neurochirurg Robert White. De Amerikaan denkt het centrum van iemands persoonlijkheid, het hoofd, op andermans lichaam te zetten. Om een ongeneeslijk zieke kankerpatiënt aan een nieuwe body te helpen. Lichamelijk welvaren en levensverlenging schijnen in onze samenleving het hoogst te bereiken doel. A. Schreuder, voorheen arts, nu predikant, is niet tegen orgaandonatie. Maar hij koestert een de medische wetenschap overstijgende visie. “Je leest erover in de Catechismus. Het eigendom van Jezus Christus te zijn: dat is pas levenskwaliteit”.

De predikant van de gereformeerde gemeente te Beekbergen spreekt geen kwaad over de diversiteit aan mogelijkheden in de gezondheidszorg. Integendeel. Toch is ds. Schreuder ervan overtuigd dat het hier en nu daarin te veel centraal staat. “De eeuwigheid telt in het denken van veel mensen niet meer mee. Maar bijbels beschouwd heeft het begrip “kwaliteit van leven” een andere betekenis dan in de geneeskunde. Een werkelijk goed leven kent “ de enigetroost” met het oog op het sterven”.

Daarmee is de Beekbergse predikant geen verklaard tegenstander van orgaandonatie. Hoewel hij terughoudendheid bepleit en het afstaan niet voor elk orgaan aanvaardbaar acht. Maar het uitzicht van de Heidelberger doet de betrekkelijkheid inzien van een mogelijk felle discussie tussen voor- en tegenstanders. De pastor wijst er bovendien op dat uiteindelijk slechts een kleine minderheid van de bevolking daadwerkelijk als donor fungeert.

De Bijbel
Er gebeurt heel wat. Robert White heeft wilde plannen met en in het hoofd. De inkt in het rapport van de Gezondheidsraadscommissie, dat transplantaties van dier naar mens “ethisch acceptabel” acht, lijkt nauwelijks droog. De joodse rabbijn drs. R. Evers betoogde recent in NRC Handelsblad dat klonen “niet per definitie onethisch” hoeft te heten. In de artsenij blijkt steeds meer mogelijk. Waar leiden al die medische technieken en mogelijkheden de mensheid heen? Is het niet hoog tijd om Gods Woord te raadplegen?

Helaas: de Bijbel zwijgt over het al of niet aanvaardbare van orgaandonatie, zo bevestigt ds. Schreuder. “Ik kom zoiets niet tegen. Er staat geen woord over in de Bijbel. Als dat wel zo zou zijn, waren we er gauw uit. Van veel zaken op het gebied van de wetenschap geldt dat je niet rechtstreeks kunt zeggen: in dat bijbelboek, op die plaats, staat precies wat we moeten”.

Heeft de Heere ons niet voor een erg moeilijke opdracht geplaatst? Met eerbied gezegd: Had Hij het ons niet wat gemakkelijker kunnen maken? “De mens komt in zijn ellende terecht door zijn zonden. Dat is eigen schuld. Dus eisen moet je maar niet stellen. Gods Woord trekt echter wel duidelijke lijnen hoe je tegenover ziekte en lijden hebt te staan; en betreffende de betekenis van leven en dood. Dat zijn de kaders waarbinnen je je vragen kunt stellen. Soms kom je dan tot heldere en een andere keer tot voorzichtige uitspraken. Zo is leven in de Bijbel geen norm in zichzelf. Gods Woord tekent het in zijn verhouding tot de Heere en in het perspectief van de eeuwigheid”.

Niet normatief
Genesis 50 vertelt dat Jozef Jakob balsemde. Die procedure behelsde tevens de verwijdering uit het lichaam van de meest bederfelijke organen. Biedt zo'n tekst niet enig houvast voor een schriftuurlijke visie op orgaandonatie? Ds. Schreuder is stellig in zijn ontkenning. “Met dr. W. J. op 't Hof ben ik van mening dat deze geschiedenis geen normatief gezag in zich heeft. Het gaat hier bovendien niet om levende, maar over dode organen”.

Ook een door prof. dr. J. Douma in zijn “Medische ethiek” genoemde tekst als Romeinen 5: 7 biedt de Beekbergse predikant geen perspectief. De apostel schrijft daar over het “nauwelijks sterven voor een rechtvaardige” en over een “mogelijk bestaan te sterven voor de goede”. “Ik ben erg huiverig om een bijbelgedeelte dat het unieke lijden en sterven van Christus betreft, te betrekken op de discussie over orgaandonatie. Paulus poneert de mogelijkheid. Voor een vriend stel je wellicht een goede daad. Maar onbegrijpelijk is het dat Christus voor zondaren wilde sterven. Ik durf uit die context niet de overstap te maken naar of iets af te leiden terzake van orgaandonatie”. Het leven stellen...Met betrekking tot 1 Johannes 3:16 blijkt dat fundamenteel anders te liggen. De apostel schrijft aan zijn “kinderkens”: “wij zijn schuldig voor de broeders het leven te stellen”. “Dat wil zeggen”, aldus ds. Schreuder, “dat je als er een vraag komt, een beroep op jou van je naaste -en dat is heel breed-, niet zomaar zeggen mag: “Ga heen en word warm”. Die opdracht is in haar concreetheid verstrekkend. Dan kan het zijn dat een christen verder moet en mag gaan dan iemand die niet vanuit die achtergrond spreekt.

”Je leven stellen” kan in de praktijk betekenen: jezelf totaal verloochenen en wegcijferen. Of je letterlijk voor hem moet gaan staan op het moment dat iemand hem wil neerschieten? Dat mag je niet zomaar beweren. Je kunt echter, deze passage in de Bijbel lezende, evenmin zeggen dat orgaandonatie je niet aangaat. Of je daadwerkelijk moet toestemmen, is iets anders. Maar deze tekst ligt er als het ware naast. Hij kan ermee te maken hebben. Anderzijds: toen Johannes deze brief schreef, dacht hij stellig niet aan het afstaan van organen. Bovendien: als je er iets uit wilt afleiden, mag je het er niet eerst inleggen. Want het in deze tekst beschreven leven geven is een bewuste actieve daad van een op dat moment levende. Dat ligt bij de orgaandonor anders. Hij is overleden”.

Schuldige plicht?
De predikant wijst op een citaat uit de “Medische ethiek” van prof. dr. J. Douma dat eerlijk het “tevergeefs” toegeeft van een zoektocht in de Bijbel naar concrete aanwijzingen. Moeite heeft de Beekbergse dominee met de vermelding dat “de altijd blijvende opdracht tot liefde jegens de naaste in orgaantransplantatie een moderne toepassing vindt”. Ds. Schreuder: “Hier maakt de geleerde auteur een sprong die erg kort door de bocht is. Er is geen sprake van een verbod; maar stellig ook niet van een schuldige plicht. Bij het afstaan van organen praat je over de integriteit van het menselijk lichaam. Ieders bestaan is uniek. Daar mag je niet zomaar inbreuk op plegen. Je moet er argumenten voor hebben.

Wel draagt omgekeerd de beslissing om het orgaan van een ander te aanvaarden verplichtende consequenties. Daarover hoor je niet discussiëren. Wie echter nooit bezwaar maakte tegen persoonlijke acceptatie van andermans orgaan, moet heel voorzichtig zijn met afwijzende uitlatingen over het afstaan”.

Naastenliefde
Is naastenliefde dan niet een goed argument vóór orgaandonatie? “Heel wat mensen hanteren dat begrip. En omdat het een bijbels begrip is, geldt zoiets als een voorzichtige aansporing. Daar ligt voor mij echter een zeer principieel punt. Als het afstaan voor transplantatie een kwestie zou zijn van naastenliefde, is het geen vrijblijvende zaak meer. Want dan gaat het om een bijbelse opdracht: een taak die voor ieder mens verplichtend is. Daarmee zou je het probleem van wat wel en niet mag hebben opgelost. Want naastenliefde moet altijd. Niet in deze situatie wel en in de andere niet. Naastenliefde is een plicht die strijdig is met vrijwilligheid.

En dan is er nog iets. In hoeverre kan een dode naastenliefde betrachten? Dat is onmogelijk. Je kunt zeggen: Hij heeft dit of dat in zijn leven uitgesproken. Maar in het licht van de Bijbel kan een overledene geen enkele goede of kwade daad meer verrichten. Niet haten, maar ook niet liefhebben. Je moet toch juist in dit verband het aangrijpende van de dood niet bagatelliseren. Het gaat om een ontzaglijke werkelijkheid. Je moet ervoor oppassen door gewenning eerbied en ontzag voor het sterven te laten varen. Voor de dood moet je als schepsel terugwijken. En dan mag je nooit mensen klemzetten en in een gevoelig ethisch conflict laten belanden door het afstaan van organen als naastenliefde en dus als schuldige plicht. Naastenliefde is een slecht argument voor orgaantransplantatie”.

Genadetijd verlengen
Het afstaan van een orgaan is een mogelijkheid om iemands genadetijd te verlengen. Dat argument hoor je geregeld. “Feitelijk is dat wel zo. Ons leven is een van God gegeven goed. Dat moet je hoog waarderen. Ons aller leven is genadetijd. Maar of je daar in het algemeen mee zou mogen werken? Wel in de concrete situatie binnen een familie:donatie ten behoeve van een ouder, broer of zus. Dan kan dit argument zeker meewegen.

Maar of je als je niet weet bij wie een orgaan terecht komt ook zo mag redeneren? Dat is iets anders. In elk geval vormt donatie vanuit dit motief iemands persoonlijke verantwoordelijkheid. Wat doet hij of zij met die 'toegevoegde' genadetijd? Als zo iemand gewoon voortleeft zonder God en zonder bekering leidt het tot verzwaring van zijn oordeel. Of een donor daar iets meekan? Je zou je kunnen voorstellen dat iemand het verlengen van de genadetijd als positief argument hanteert”.

De Beekbergse predikant antwoordt niet zonder meer met “ja” of “neen” op de vraag of het niet uiterst onpastoraal is om tegenover een lid van de gemeente terughoudendheid te bepleiten ten aanzien van orgaandonatie. Stel dat zo'n man of vrouw voor een beslissing staat waarmee zijn of haar leven gemoeid is. Kan een pastor dan iets anders zeggen dan: “Ogenblikkelijk doen?” Ds. Schreuder: “Er vallen niet zoveel situaties aan te wijzen die à la minute een beslissing vereisen. Voor de aanschaf van een nieuwe auto lopen mensen stad en land af. Om te kijken wat de beste is. In de spreekkamer van een dokter laten mensen zich daarentegen soms verleiden tot een beslissing in drie minuten. Terwijl er in de meeste gevallen wel enige ruimte bestaat om over de medische mogelijkheden na te denken. Al is het maar enige uren of een dag. Dus je moet niet handelen vanuit primaire gevoelens. Bij wie niet eerder heeft nagedacht, rijzen achteraf vragen. Als het enigszins kan, moet iemand de ruimte zoeken om van tevoren helderheid te krijgen.

Mensen voelen zich erg afhankelijk als de dokter een heel ingrijpende ingreep voorstelt. En zij delen dan in het gesprek gelijk hun beslissing mee. Beter is om te zeggen: Het is heel helder wat u bedoelt; hoe lang geeft u ons de tijd om erover na te denken? Zo'n tussentijd biedt tevens ruimte voor pastoraat. Om je gevoelens naast de bijbelse normen te leggen. Daar kun je later op terugvallen. Voor wie spontaan beslist, is dat onmogelijk”.

Denkkaders
Vormt de menselijke nood het uitgangspunt van uw pastoraat? “Je staat in onze tijd voor vragen van mensen die gebruik maken van de medische wetenschap waar je vroeger geen notie van had. De behandelmogelijkheden waren voorheen veel geringer. En wat de dokter zei was goed. Je kon je overgeven. Maar anno 1998 dwingen de ontwikkelingen ons tot bezinnen. Wat mag terwijl er zoveel kan?

De positie van de arts is aan verandering onderhevig. Voorheen was er sprake van een vertrouwensrelatie. De grote lijnen van het denken van een christen over het aanvaardbare rond leven en dood lagen, ook waar het een niet-christelijke arts betrof, goeddeels in elkaars verlengde. Zonder de medische wereld in diskrediet te willen brengen, moet je toch zeggen dat deze algemene aanspreekbaarheid veranderde. Hun denkwerelden lopen zodanig uiteen dat je als patiënt die leeft vanuit een bijbelse achtergrond, bij ingrijpende zaken eerst het bewijs wilt zien dat je elkaar kunt vertrouwen. Blijken moet of de denkkaders bij elkaar aansluiten.

Daarmee hangt samen dat een gemeentelid steeds vaker min of meer zelfstandig in zijn geweten voor Gods aangezicht tot een beslissing moeten komen. Hij moet zelf een besluit nemen op de vraag waar de grens ligt. Dat werkt geweldige onzekerheid in de hand. Het brengt een ambivalent gevoel teweeg”.

Uitgangspunt pastoraat
”Op zo'n moment kan het pastoraat gaan functioneren. En de taak daarbij bestaat eigenlijk alleen maar in gewetensvorming. Je probeert mensen in allerlei omstandigheden handvatten te geven. Niet in de zin dat zij dit of dat concreet moeten doen. Maar zo: Denk ook aan deze of gene bijbelse aspecten. Soms gebeurt dat via een telefoongesprek. In andere gevallen via heel intensieve pastorale aandacht.

Daarbij is Gods Woord het beginpunt, en niet de menselijke nood. Het aanbieden van handvatten wil niet zeggen dat je de oplossing hebt. Maar het wil iemand helpen om voor Gods aangezicht tot een gewetensvol overwogen antwoord te komen. De noodzaak hiervan zal in de komende jaren alleen maar toenemen. Het verschaffen van regels die niet in Gods Woord zijn terug te vinden, brengt ons in de lijn en de casuïstiek van de Rooms-Katholieke Kerk”.

Medische wetenschap
Schrijft de medische wetenschap de kerk in haar ethische bezinning niet te veel de wet voor? “Dat mag je nooit accepteren. Anderzijds heeft de kerk het nu eenmaal niet in de hand dat zich in de samenleving nieuwe vragen voordoen. De praktijk is dat zich eerst de mogelijkheid aandient en dat daarna pas bezinning op gang komt. Dat werkt situatie-ethiek in de hand: gedragsregels die zijn toegesneden op de toestand van het moment. Maar je moet eerst de mogelijkheid onder ogen zien of iets principieel op grond van Gods Woord kan of niet. Dat blijft weleens liggen. Maar het is een recht dat de kerk zich moet voorbehouden”.

In het verlengde van dat “de wet voorschrijven”: is het medisch criterium hersendood bijbels gezien aanvaardbaar als blijk van sterven waarna tot orgaandonatie kan worden overgegaan? Moeten wij ons niet meer concentreren op het verschijnsel van de hartdood in combinatie met lijkverkleuring en dergelijke?

”Prof. dr. W. J. Eijk schreef daarover een helder stuk in “Pro vita humana”. Hij zegt dat “het onomkeerbare verlies van de functie van de hersenstam correspondeert met het klassieke doodscriterium van de hart- en ademstilstanden daarom gelijk staat aan de dood van de betrokkene. Omdat de uitval van de hersenstam automatisch de uitval van de grote hersenen met zich meebrengt, wordt hier van totale hersendood gesproken. Dit criterium hang samen met de visie dat een levend wezen altijd een organisch geheel is waarvan de delen met elkaar zijn geïntegreerd. Valt bij de mens het bezielend beginsel van zijn leven weg, dan sterft hij”.

Ds. Schreuder: “Dat is een goed verhaal. En de arts moet in staat worden geacht een gefundeerde overlijdensverklaring af te geven als hij op grond van de wettig voorgeschreven diagnostiek moet concluderen dat de hersenen niet meer functioneren. Dat uit zich onder meer in een vlak elektro-encefalogram (EEG)”.

In welk perspectief?
Liever dan zich met een absoluut voor of tegen uit te spreken, benadrukt ds. Schreuder de vraag in welk perspectief iemands leven staat. “De mens van 1998 moet het van dit leven hebben. Maar als er iets mag zijn van een “hetzij dat wij leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heeren”, dan kan dit voor extreme standpunten behoeden. Die wetenschap doet enerzijds integer omgaan met het lichaam als een van God gegeven goed. Maar zij relativeert tegelijkertijd: het gave lichaam waarmee je alles kunt pakken wat je wilt. Lijf en leden zijn voor een christen niet het een en al.

Dat ziekte en dood door de zonde in de wereld kwamen, moet je nooit vergeten. Het is een aangrijpende werkelijkheid dat de mens door eigen schuld van God af viel. Desondanks is dit leven het einde niet. De laatste vijand is de dood. Tegelijk geldt dat iemand die mag weten het eigendom te zijn van een Ander, zich niet hoeft te laten verleiden om alles te focussen op het lichaam en de organen die daarvan deel uitmaken. Die hoeft zich niet te laten mangelen door de medische wetenschap tot een verengd denken.

Waar geloof in beoefening mag zijn, mag in het sterven worden gezien op Christus die kwam in onze ontluisterde, menselijke natuur, onderhevig aan de gevolgen van de zonde. En dan mag er wel eens een uitzien zijn naar de bedeling waarin Gods kinderen van de zonde en van dat ontluisterde lichaam en hun oude natuur worden verlost. In de nieuwe bedeling ontvangen zij een onverderfelijk lichaam. Daarin mogen zij doen wat ze hier niet konden: God en Christus lof en aanbidding schenken. Hij Die dat als het Lam van God waard is te ontvangen. Dan zullen zij het kunnen”.