Dossier Orgaandonatie 24 januari 1998

Dochter Elly kon gangbare dialyse niet meer verdragen

Ds. Maas geeft nier aan dochter

Door W. G. Hulsman
”De enige mogelijkheid die overbleef was transplantatie van een nier van een familielid. Elly kon geen nier van buitenaf krijgen; bijvoorbeeld van iemand die een auto-ongeluk had gehad. Als je je kind dan zo ziet lijden, maak je er helemaal geen punt van. Zonder nieren mis je het leven en dat leven kon ik haar nu als het ware teruggeven”.

Een jaar geleden stond ds. J. Maas uit Oud-Beijerland een nier af aan zijn dochter Elly Non-Maas, nu 34 jaar. In 1997 kregen in Nederland 91 mensen een nier van een familielid; in 1996 81. Omdat de cellen van familieleden veel overeenkomsten hebben, slagen 97 van de honderd transplantaties binnen die relatie.

Elly Non-Maas werd na een periode van dokteren eind 1995 plotseling opgenomen in het Merwedeziekenhuis in Dordrecht. Haar nieren werkten niet meer. Elly: “Ik was er zeer slecht aan toe. Mijn aders zaten bijna dicht en mijn bloed was als stroop. Ik werd direct overgebracht naar het Refaja-ziekenhuis in Dordrecht om een hemodialyse te ondergaan”. Bij een hemodialysebehandeling wordt het bloed van de patiënt door een kunstnier gezuiverd van de slechte stoffen die de nier normaal uitscheidt. Zonder deze behandeling treedt bloedvergiftiging op. “Ik kon niet tegen deze behandeling: ik had veel hoofdpijn en was misselijk, daarom ben ik in januari 1996 overgegaan op buikspoeling”. Bij deze methode wordt vocht in de buikholte gebracht waar het slechte stoffen uit het bloed aan zich bindt. Vier- of vijfmaal per dag moet dit vocht worden ververst. Ook deze dialysemethode gaf bij Elly veel problemen.

Wonderlijk
Toen werd in maart 1996 de vraag aan familieleden gesteld of zij over nierdonatie zouden willen nadenken. Uiteindelijk heeft haar vader zich die zomer bereid verklaard. Tussen de beslissing van vader Maas om een nier af te staan en de transplantatie zat ongeveer een halfjaar. De nu 54-jarige predikant: “Er volgden veel onderzoeken, naar het hart, de longen en de nieren. Alles was gelukkig goed”.

De weken voor de transplantatie gaven veel spanning. “Voor iedereen, maar vooral voor Elly en haar gezin. We hebben veel meeleven gehad en er is veel voor ons gebeden. Maar je staat persoonlijk voor de operatie. Goedbedoelende mensen zeiden: Geef het maar over aan de Heere. Maar op zo'n moment komt de vraag op je af hoe je dat overgeven eigenlijk doet. Als het van je áfgenomen wordt, dan gaat het goed. En het wás goed”. De transplantatie op 17 december 1996 in het Academisch Ziekenhuis Rotterdam Dijkzigt verliep naar wens. De nier van haar vader sloeg al aan toen de wond nog open was.

Elly: “Toen ik na de operatie bijkwam, voelde ik slangetjes in mijn neus. Ik dacht: het is gebeurd. Ik kon niets meer en moest overal bij geholpen worden. Het was een zware operatie. Na twee dagen was ik stabiel. De artsen waren trots en verbaasd. Heel langzaam is alles na die tijd weer bijgekomen. Na negen dagen mocht ik naar huis”. Ook haar vader doorstond de operatie goed. “Op dinsdag werd mijn nier er uitgehaald en vrijdag mocht ik naar huis. De wond was dicht. Ik had gerekend op een week tot tien dagen. Ik zie het als een wonder. Ik kan het allemaal niet begrijpen en dat wil ik ook niet. In de weken rond de transplantatie was het vaak: Zo wij sterk zijn, daarvan hebt Gij alleen de eer”.

Gezond
Een maand na de transplantatie preekte de hervormde predikant al weer in Oud-Beijerland. “Ik voelde me gezond en wilde doorzetten. Achteraf gezien had ik twee maanden moeten wachten. Dan had ik waarschijnlijk geen terugslag gehad. Mijn lichaam moest zich toch aanpassen.

De artsen zeiden dat het verwijderen van een nier vrijwel geen consequenties zou hebben voor het functioneren, maar dat is niet zo. Ik voel me nu 'driekwart'. Ik was nooit moe, maar sinds de transplantatie moet ik er om de zoveel tijd even tussenuit. Ik merk nu pas hoe zwaar preken is”.

Elly: “Na een maand of negen voelde ik me echt gezond. Ik kom nu fris uit bed en kan gelijk aan het werk. Heerlijk. Voor de transplantatie deed ik er een halfuur over om de tafel te dekken, al besefte ik dat zelf niet. Nu dank je de Heere elke dag dat je gezond bent”. Al hebben de dokters tegen mevrouw Non-Maas gezegd dat de nier niet zal worden afgestoten, toch zijn medicijnen nodig. “Ik slik nu Cellcept, het beste medicijn dat er is, en Prednison”. Het laatste medicijn heeft als nadeel dat het de gebruikers een opgeblazen uiterlijk geeft.

De principiële afweging heeft voor ds. Maas geen rol gespeeld. Mensen die afwijzend staan tegenover orgaandonatie en transplantatie zijn volgens hem vaak onwetend. “Ze hebben er zelf niet mee te maken en weten niet wat het is een nier te missen”. De predikant ziet wel een begrenzing en wijst transplantatie van persoonsgebonden organen zoals de hersenen af.