Opinie 27 april 2000

De grote Aannemer
bouwt bruggen

Een brug bouwen over de kloof die er is tussen kerk en wereld is geen gemakkelijke opdracht. Toch is het de moeite waard aan deze brug te werken, stelt E. van Hell. „De grote Opdrachtgever gaf in Zijn Woord de opdracht om „een licht in deze wereld” te zijn.”

Nadenkend over de kloof tussen kerk en wereld moeten we onderscheid maken tussen de bijbelse en de sociologische benadering van het probleem. Het feit dat er een kloof bestaat tussen christenen en niet-christenen is een bijbels gegeven. Immers, het gaat uiteindelijk over een kloof tussen enerzijds volgelingen van Christus en anderzijds vijanden van Christus. „Wie met Mij niet is”, zegt Jezus „is tegen Mij.” Met de Nederlandse Geloofsbelijdenis belijden we dat de kerk is „een heilige vergadering van ware Christ-gelovigen, al hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest” (art. 27). Hier is sprake van een diepe kloof: voor of tegen... volgeling of vijand! Een kloof die zich ook binnen de christelijke gemeenten aftekent. Het feit dat er christenen zijn die naamchristen, dus vijand van Christus, zijn, is nauwelijks uit te leggen aan niet-christenen. Juist dit maakt het denken en spreken over de kloof zo ingewikkeld en complex.

Interne verdeeldheid
In sociologisch opzicht zouden we christenen kunnen zien als een groep van mensen die iets te maken hebben met het christelijk geloof. Zo zien de niet-christelijke mensen in het algemeen de christenen. Een kenmerk is dat deze groep mensen 's zondags naar de kerk gaat.

Gaan we de kerkmensen verder ontleden, dan komen we erachter dat deze groep naar allerlei verschillende kerken gaat. De groep christenen valt uiteen in allerlei subgroepen. Tussen deze subgroepen liggen weer allerlei kloven. De ene kloof is dieper dan de ander, maar het blijven kloven. Het gevolg hiervan kan zijn dat de kerk zich meer bezighoudt met de interne verdeeldheid dan met een ”zoutend zout” in deze wereld te zijn.

Voor niet-christenen is de verwarring compleet. De onderlinge verdeeldheid, de kerkstrijd enzovoorts zijn niet alleen moeilijk te begrijpen, maar vooral onaantrekkelijk voor hen. De kloof wordt er groter door.

Het lijkt erop dat de verwarring groot is. Maar met het schetsen van het probleem is de oplossing nog niet in zicht. Daarom is het van belang dat we onszelf de vraag te stellen wat er gedaan kan worden om de kloof te overbruggen. Een vraag die iedere christen moet bezighouden.

Pasklare antwoorden kunnen niet worden gegeven. Wel is het van belang dat we ons in de eerste plaats voor honderd procent bewust zijn van onze persoonlijke verantwoordelijkheid. Ik ben bang dat veel christenen deze verantwoordelijkheid niet willen inzien, die niet ervaren of deze verantwoordelijkheid niet aandurven. Ik pleit ervoor om te bouwen aan een brug over deze geweldig grote kloof tussen kerk en wereld.

Schipperen, nee!
Het bijbels spreken moet het vertrekpunt zijn. Dus, in de eerste plaats gaat om de vraag: Ben ik een Christen in de bijbelse zin van het woord? Ben ik een volgeling van Christus of ben ik een vijand van Christus? Er is geen sprake van een kloof tussen kerkmensen die vijand van Christus zijn en de wereld. Er zijn meer overeenkomsten dan verschillen tussen deze twee.

Wanneer er wel sprake is van een kloof, is dit een bijbels gefundeerde kloof. In wezen kan deze kloof niet worden overbrugd. De kloof overbruggen betekent ”schipperen”, of aan de ene kant of aan de andere kant. Met andere woorden: of we proberen de radicaliteit van Christus' boodschap wat aannemelijker te maken, of we gaan pogingen aanwenden om de mensen wat aannemelijker te maken voor de boodschap van Gods Woord. Beide is mensenwerk en dus levensgevaarlijk.

Op grond van Gods Woord moeten we zoeken op welke wijze de Christen ”het zout der aarde” en ”het licht der wereld” kan zijn. Ik ben me bewust dat dit een weg is van vallen en opstaan. Het is een weg die bewaart voor een hoogmoedige uitstraling en leidt tot bewogenheid met deze wereld in nood en diepe afhankelijkheid van Christus. Hij was het Die in deze wereld Zijn lijdensweg is gegaan. Wanneer we in diepe afhankelijkheid de christelijke weg mogen gaan, betekent dit dagelijks bidden: „O, Zoon, maak ons Uw beeld gelijk.”

Praktische suggesties
Tevens wil ik een aantal praktische suggesties doorgeven die mijns inziens van belang zijn in de omgang tussen christenen en niet-christenen.

Laten we interesse tonen in de belevingswereld van de ander. Paulus heeft interesse getoond in de belevingswereld van degene die in Athene woonden. Dit blijkt wel uit zijn toespraak, die hij begint met de woorden: „Gij mannen van Athéne, ik bemerk, dat gij alleszins gelijk als godsdienstiger zijt.”

Hoe moeten we interesse tonen? Door informatie in te winnen. En dan niet over de ander, maar van de ander. Het is gemakkelijk over de ander te schrijven en te praten en duidelijk te maken hoe vervallen deze godloze wereld is. Laten we echter zo schrijven en spreken dat de ander altijd mee kan luisteren en mee kan lezen. Er zijn al heel wat discussies met bewoners gevoerd over artikelen die in onder ons bekende bladen verschijnen. Want bij ons leest die ander mee... De medewerkers van Ontmoeting staan voor de moeilijke taak om uitleg te verschaffen. Er zijn mensen (ik denk alleen maar aan sommige brieven uit de rubriek ”Opgemerkt”) die het voor het personeel in Epe soms erg moeilijk maken.

Laten we openstaan voor andere meningen, ook als het gaat over verschillen in geloofsovertuiging. Accepteren is iets anders dan ermee instemmen. Wanneer we de andere mening niet accepteren, is er sprake van een ongelijkwaardig gesprek. In de toespraak van Paulus op de Areópagus is het opmerkelijk hoe hij aansluit bij de belevingswereld van de ander. Hij begint niet te wijzen op het overtreden van het eerste of tweede gebod, maar hij sluit aan bij het afgodsbeeld met het opschrift ”De onbekende god”.

Een gesprek met een niet-christen is niet pas geslaagd wanneer er over de eigen geloofsovertuiging is gesproken. Er zal een basis van vertrouwen gelegd moeten worden alvorens op gelijkwaardig niveau gesproken kan worden over de geloofsovertuiging. De Heere Jezus begint het gesprek met de Samaritaanse vrouw met een eenvoudige vraag naar drinken. Jezus staat er niet boven, maar Hij heeft net als de vrouw drinken nodig, want Hij was vermoeid van de reis.

Wederzijds vertrouwen
Laten we in de contacten met niet-christenen er actief aan werken om deze basis van wederzijds vertrouwen te leggen. Dit kan een lange weg zijn, maar het is de moeite waard. Vooral door het praktisch christen zijn zal er vertrouwen gaan ontstaan.

Laten we tonen medemens te zijn die op dezelfde hoogte staat als de niet-christen. Christenen kunnen arrogant overkomen, terwijl zij dit niet bedoelen. Laten we hiervoor waken door op gelijke hoogte medemens te zijn. Gods Woord zegt: „Er is niemand rechtvaardig.” Laten we deze belijdenis in praktijk brengen, zodat de ander zelfs niet het gevoel heeft dat een christen boven hem of haar staat.

Vraag voortdurend of de Heere een geopende deur wil geven om op de juiste tijd en de juiste wijze te spreken over Gods boodschap voor een wereld in nood. Soms kan er een lange tijd overheen gaan alvorens er zo'n gesprek plaats kan vinden. Paulus stelt niet voor niets de vraag of de gemeente hiervoor wil bidden (Kol. 4:2 en 3). Wanneer het spreken over Gods boodschap niet uit het hart komt, maar een verplichting is, merkt de ander haarscherp dat er sprake is van schijnheiligheid.

De grote Aannemer
Laten we als christenen ons niet terugtrekken in het veilige huis van het isolement. Wanneer we dit gaan doen, ligt in het isolement onze zwakte. Laten we naar buiten gaan, ieder op zijn of haar wijze, en in afhankelijkheid gaan bouwen aan de brug.

Aan de bewoners in Epe is gevraagd wat wij (inclusief bewoners) kunnen doen om de kloof te overbruggen. De volgende antwoorden werden gegeven:

„Er moet wederzijds begrip komen.” „Eerlijk en oprecht zijn.” „Christenen moeten niet altijd direct over God beginnen. Je moet het als het ware kunnen merken dat de ander christen is.”

Een van de bewoners gaf het antwoord: „Ga naar de aannemer en vraag of hij een brug wil bouwen.” Ik besef dat de bewoner het anders heeft bedoeld dan dat ik het nu ga uitleggen. Bij nader inzien vond ik het een prachtig antwoord. Christenen moeten inderdaad naar de grote Aannemer gaan en vragen of Hij een brug wil bouwen. Vervolgens moeten we in diepe afhankelijkheid van Hem beginnen met het bouwen van de brug, wetend dat een brug niet in één dag wordt gebouwd. De grote Aannemer heeft de opdracht gegeven om onberispelijk en oprecht te zijn, „kinderen Gods zijnde, onstraffelijk in het midden van een krom en verdraaid geslacht, onder welke gij schijnt als lichten in de wereld” (Filippenzen. 2: 15).

De auteur is directeur van de Stichting Ontmoeting.