Onderwijs 19 oktober 2001

Rector Adri van der Ven: Ook een evangelische school is het Paradijs niet

Trouw aan je eigen passie

Door E. van Dijkhuizen
Halverwege het gesprek trekt hij een blik open. „We hebben hier een gemeenschappelijke pepermuntpot.” De rector van de evangelische school kijkt ondeugend. „Het is geen King”, zegt hij, doelend op het populaire snoepje tijdens reformatorische kerkdiensten. „Hier zit meer vulstof in.” Het geintje relativeert de kerkelijke gang van drs. Adri van der Ven: gereformeerd gedoopt, christelijk gereformeerd getrouwd, evangelisch ondergedompeld en sinds kort belijdend lid van de Nederlands Gereformeerde Kerk. „Mijn credo? Psalm 27 vers 7: Zo ik niet had geloofd dat in dit leven...”

Smalle witte bordjes wijzen de automobilist de weg naar het gebouw van De Passie, pal naast station Utrecht-Lunetten. Zelfs het logo van de school, een vlam in rood en geel, staat erop. Van der Ven (48) noemt de bordjes „een van de vele kleine en grote wonderen” rond De Passie. Dat die school er kwam, ondanks alle tegenwerking, is voor hem een bewijs dat God regeert.

De geboorte van de eerste evangelische school voor voortgezet onderwijs ging met veel weeën gepaard. Jaar op jaar wees het ministerie van Onderwijs de aanvraag af. Er zijn te weinig leerlingen en evangelische ouders kunnen hun kinderen net zo goed naar protestants-christelijke scholen sturen, redeneerde 'Zoetermeer'. De Raad van State moest eraan te pas komen om de knoop door te hakken. Die bepaalde dat evangelisch onderwijs als een zelfstandige richting beschouwd moet worden, naast de protestants-christelijke, de reformatorische en de gereformeerd vrijgemaakte. „Het gebed van velen werd verhoord”, reageert Van der Ven.

Op 23 augustus 1999 opende De Passie haar deuren in Utrecht. De school telde het eerste jaar 118 leerlingen, afkomstig uit heel Midden-Nederland. Inmiddels zijn dat er 400 en volgens de prognoses zal de school over vijf jaar rond de 1000 zitten. Van der Ven geniet van de groei, maar „het moet niet te snel gaan; 200 leerlingen per jaar erbij is het maximum.”

De rol van Van der Ven bij De Passie is een opmerkelijke. Al in een vroeg stadium had hij met de plannen voor een evangelische middelbare school te maken. Niet als ouder, maar als medewerker van de Besturenraad Protestants Christelijk Onderwijs in Voorburg. „Ik zag op kantoor de aanvraag binnenkomen. Die was overigens slecht: een lang verhaal over identiteit, zonder technische onderbouwing.”

Van der Ven vond het initiatief wel aardig, maar raakte pas echt enthousiast toen hij een brochure van de stichting Evangelisch Voortgezet Onderwijs (EVO) op het spoor kwam. Daar stond kort en krachtig in wat het bestuur voor ogen had. Vanaf dat moment offerde Van der Ven een groot deel van zijn vrije tijd op om mee te helpen de nieuwe school van de grond te krijgen.

Intussen bleef de Besturenraad, Van der Vens werkgever, ook met de zaak bezig. Vermenging van zakelijke en privé-belangen dreigde. Toch meent Van der Ven dat het allemaal eerlijk is gegaan. „Iedereen wist waar ik mee bezig was. Gelukkig voerde een collega van mij het overleg over het jaarlijkse Plan van Scholen, zodat ik niet hoefde te beslissen over plaatsing van de EVO-aanvraag op dat plan.”

Toen de Raad van State met zijn verlossende uitspraak kwam, op 19 januari 1998, werd Van der Ven snel daarna door het EVO-bestuur benoemd tot rector van de nieuwe school. „Vanaf dat moment heb ik mijn werk bij de Besturenraad afgebouwd en kwam ik geleidelijk meer in dienst van de EVO.”

initiaalVan der Ven, geboren in Hendrik-Ido-Ambacht, komt uit „een klassiek ARP-nest.” „Mijn ouders kerkten gereformeerd en mijn vader was voorzitter van het schoolbestuur.” Al vanaf de vierde klas van de lagere school wist Adri dat hij onderwijzer wilde worden. Daarom was het volstrekt logisch dat hij na zijn middelbareschooltijd naar de pedagogische academie, Merwederode in Dordrecht, ging. Hij had er „een geweldige tijd”, leerde er „uitstekend biljarten”, maar tegelijk ging zijn onderwijzersideaal in rook op. „Ik had het in de expressievakken niet al te breed, sporten kon ik wel goed, maar mijn handschrift was niet te lezen. Ik dacht: Zo'n onderwijzer, dat kun je kinderen niet aandoen.”

In de jaren op de pedagogische academie maakte Van der Ven kennis met het gedachtegoed van de Poolse priester Ivan Illich. Het raakte hem diep. „Illich werd door de roomse kerk naar Zuid-Amerika gestuurd en bestudeerde daar de samenleving. Hij kwam tot ontnuchterende ontdekkingen. Kerken, scholen en ziekenhuizen waren verworden tot instituten die zichzelf instandhouden. Ze verwisselden doel en middel. Bij de kerk ging het niet om het geloof maar om de macht; in het ziekenhuis niet om de patiënt maar om de dokter; op school niet om de leerling maar om de leraar. Het is bij ons, in het Westen, vaak niet anders.”

Na de PA meldde Van der Ven zich aan bij de sportacademie, maar werd afgewezen. „Ik was gewoon niet goed genoeg.” Ten langen leste ging hij maar lesgeven op een net begonnen vormingsinstituut in Ridderkerk. „Er was niks. Geen gebouw; we zaten in een kerkzaaltje. We hadden alleen leerlingen die niet wilden. De eerste die ik ontmoette, was een jongen met wie ik de avond ervoor op straat had gevoetbald. Ik was een jaar ouder. Toch sprak dat experimentele me aan.”

Na enkele jaren verkaste Van der Ven naar een pc-mavo „in een achterbuurt van Rotterdam.” Hij gaf daar geschiedenis en Nederlands en schopte het tot adjunct-directeur. „Een moeilijke, aangrijpende periode”, zegt hij. „Ik had met veertig nationaliteiten te maken. Er waren kinderen uit gezinnen met dezelfde moeder en drie verschillende vaders. Als ik 's morgens naar school ging, zag ik soms in alle vroegte een kind met een zak chips in een portiek zitten. Helemaal alleen. Het was ook een mooie tijd, vooral in geestelijke zin. De school was voor veel leerlingen de enige plek waar ze iets over de Bijbel, over Christus hoorden.”

In 1991 maakte Van der Ven de overstap naar de Besturenraad. „Een volmaakte tegenstelling: van de Rotterdamse achterbuurt naar het Voorburgse bolwerk met zijn monumentale kantoorvilla.” Daar raakte Van der Ven goed thuis in de onderwijswereld, met name in de bestuurlijke en de juridische kant ervan. „Als ik terugkijk, constateer ik dat God mij op plaatsen heeft gezet die een voorbereiding waren op mijn functie nu. Dat klinkt gedragen, maar ik bedoel het heel praktisch. In Rotterdam leerde ik samenwerken op basis van collegialiteit; je had elkaar hard nodig. Bij de Besturenraad deed ik veel contacten op. Beide zaken komen me nu, bij het leidinggeven aan een beginnende school, uitstekend van pas.”

Kerkelijk maakte Van der Ven een opvallende ontwikkeling door. Hij trouwde als gereformeerde jongen met een meisje van de gereformeerde gemeente uit Beekbergen. Het stel werd christelijk gereformeerd in Ridderkerk. „Dat was geen sommetje –zo van: gereformeerd plus gereformeerde gemeente delen door twee is christelijk gereformeerd– maar een bewuste keus.”

Van der Ven kwam in de kerkenraad, werd scriba, maar kreeg steeds meer moeite met het geestelijk klimaat, hoewel hij de christelijke gereformeerde kerk in Ridderkerk typeert als „een meer vooruitstrevende gemeente.” „Ik kon niet meer uit de voeten met de tradities zoals die daar gevormd waren.”

Toen in de kerkenraad een discussie ontbrandde over de vraag: Wat en hoe zingen we 's zondags?, was dat voor Van der Ven de bekende druppel. „Het maakte mij niet uit: een Liedboek-gezang voor of na de zegen.” Niet alle mannenbroeders dachten zo ruim als Van der Ven. „De discussie spoorde totaal niet met wat ik meemaakte aan geloofsvragen op de mavo in Rotterdam; de hele gezangenkwestie was voor mij peanuts.”

Van der Ven en zijn vrouw gingen aan het zwerven en belandden uiteindelijk in de volle-evangeliegemeente Nehemia in Zwijndrecht. Daar lieten ze zich in 1994 opnieuw dopen. Ze raakten betrokken bij de leiding van de gastenkringen, waar onkerkelijke mensen op een eenvoudige manier in aanraking met de Bijbel worden gebracht.

Met genoegen ziet Van der Ven erop terug. „We kregen nogal wat mensen uit De Hoop; verschrikkelijk wat die allemaal hebben meegemaakt. Het heeft mij geleerd mijn eigen zorgen en problemen te relativeren. Ik ben in die tijd zelf een poosje overspannen geweest. Ik zat thuis; had veel tijd om te lezen. In het bijzonder Jesaja 55 was voor mij een lichtende vlek: „O, alle gij dorstigen, komt tot de wateren.” Ik realiseerde me toen ook dat ik de tijd had om overspannen te zijn; een luxe. In Rotterdam kende ik jongens die de hele dag druk waren om een drugsshot te scoren.”

Inmiddels veranderde Van der Ven voor de derde keer van kerk. Hij is nu Nederlands gereformeerd in zijn nieuwe woonplaats Houten. „Het is een evangelische gemeente met een reformatorisch randje.” Glimlachend: „De kerkenraad draait het om.” Van gezwabber wil Van der Ven niet weten. „De kern is voor mij: Jezus Christus en Die gekruisigd. Niet de vraag bij welke kerk ik hoor, maar of ik een levende relatie met Christus heb, is belangrijk.”

Die vraag is ook de kern waar het op De Passie om gaat, aldus Van der Ven. „Hoe kunnen we onze kinderen leren een lichtend licht en een zoutend zout te zijn? Ze leven niet in het Paradijs, maar staan midden in de maatschappij. Ze worden geroepen totaal anders dan de wereld te zijn; te leven uit de Geest van Christus. Ze mogen feesten, naar de bioscoop gaan, dansen, naar muziek luisteren, mits ze kiezen op grond van wat Christus hen leert.”

Kan dat, als christen naar de bioscoop?
„Ik geef toe, een christen heeft er weinig te zoeken. De laatste keer dat ik er met mijn zoon ben geweest, was bij de film ”Pearl Harbor”. Wij hebben wel eens op vrijdagavond thuisbioscoop. Dan zakken we met z'n allen lekker onderuit op de bank en kijken we video's. Daarna praten we erover. Waar het mij om gaat, is dat christenen veel mogen, maar herkenbaar moeten zijn. In woord en daad. Het moet volkomen vanzelfsprekend zijn om ervoor uit te komen dat je christen bent. Ik maakte daar laatst nog een mooi voorbeeld van mee. Mijn zoon ging naar de schoonheidsspecialist – je weet wel, jeugdpuistjes. Toch niet de meest uitnodigende omgeving om over God te spreken. Maar hij deed het, vrijmoedig. Over Gods eigenschappen. Daar hadden ze het op school net over gehad.”

Van der Ven bestrijdt dat zijn ruime opvattingen ertoe leiden dat 'alles moet kunnen'. „Ik erger me eraan dat kinderen tegenwoordig zo weinig weerwoord krijgen. Ik heb nog wel eens een knetterende discussie over de vraag of iets wel of niet mag. Christen zijn betekent dat je positie kiest. Neem de eindeloze zuippartijen onder de jeugd, ook de evangelische en reformatorische jeugd. Ouders die hun kinderen daar niet op aanspreken, geven hun kinderen niet de ruimte, maar doen ze tekort. Dat leidt uiteindelijk tot maatschappelijk ongewenst gedrag.”

Hoe krijgt de identiteit van De Passie concreet gestalte?
„Elke dag beginnen we als collega's met een gezamenlijke opening. Daarna volgt het mentorkwartiertje met de leerlingen. Dan worden thema's als Gods namen, Gods eigenschappen en Gods spreken behandeld. Een vak als dans en drama wijzen we niet af, maar we geven er een eigen invulling aan. En een onderwijsvernieuwing als het studiehuis doordenken we kritisch. Hoeveel zelfstandigheid geven we de leerlingen? Wat maken we waar van Deuteronomium 6 en Psalm 78, waarin de Bijbel ons oproept om Gods daden te vertellen aan het volgende geslacht? Willen we waarden en normen overdragen, en hoe doen we dat dan?”

De reformatorische en de vrijgemaakte scholen voeren die discussies ook. Ze brengen doorwrochte nota's op de markt; doet u daar iets mee?
„Als bron zijn ze zeer geschikt, maar ik vind dat je als personeel die discussie zelf moet voeren. Het met elkaar doormaken van het proces is minstens zo belangrijk als de uitkomst, het product. Onze docenten komen overal vandaan en hebben heel verschillende achtergronden, ook kerkelijk. Dat betekent dat er allerlei persoonlijke opvattingen leven, die vertaald moeten worden in een schoolvisie en een schoolbeleid. De Passie heeft in dat opzicht nog een lange weg te gaan.”

De komst van De Passie is door velen als een gebedsverhoring ervaren. De school ging in augustus 1999 enthousiast en ambitieus van start. Inmiddels draait zij voor het derde jaar. Wat doet u om het 'heilige vuur' van de begintijd brandend te houden?
„Natuurlijk ervaren wij dat De Passie ook niet het Paradijs is. Er zijn tegenstellingen, frustraties onder het personeel. Die komen vanzelf openbaar. Toch moet ik zeggen dat het gemeenschappelijke ideaal, evangelisch onderwijs, de conflicten overstijgt. Hoe dat over vijf jaar zal zijn, weet ik uiteraard niet. Er zullen stollingsverschijnselen optreden. Ouders, leraren, leerlingen gaan het gewoon vinden dat er een eigen school is. De reformatorische en de vrijgemaakte scholen worstelen daar ook mee. Ik ben blij dat we nu ook in Rotterdam mogen beginnen; in Almelo zijn we ons aan het oriënteren. Als er meer evangelische scholen komen, ontstaan er meer loopbaanmogelijkheden. Dat bevordert de flexibiliteit van het personeel.”

Vooralsnog is Van der Ven erg tevreden over de inzet van zijn collega's. „We hebben vorig jaar zo weinig ziekte gehad, dat we geld terugkregen van het Participatiefonds: 2800 gulden. Daar kun je een aardig potje van bowlen met z'n allen. Wat de leerlingen betreft hadden we te maken met slechts één dag ongeoorloofd schoolverzuim. Cijfers waar ik trots op ben.”

Wat doet u om de ouders bij de school te betrekken?
„We hebben regionale resonantieraden. Die doen twee dingen: bidden voor de school en de dagelijkse gang van zaken bespreken. De ervaringen van deze raden komen bij het bestuur van de centrale resonantieraad, die tegelijk de oudergeleding in de medezeggenschapsraad is. Dat vinden we een betere structuur dan ledenvergaderingen. Wanneer komen de ouders daar? Alleen als er wat aan de knikker is.”

Andere scholen kunnen in dit opzicht van De Passie leren?
„Dat klinkt mij te arrogant. Ik ben een paar keer op het Driestarcollege in Gouda geweest, daar kunnen wij nog lang niet aan tippen. Ik zou wel meer overleg willen met de reformatorische en de vrijgemaakte scholen. Niet om de zuilen te slechten, maar om over praktische zaken te praten.”

Inmiddels bezoeken ook leerlingen uit reformatorische gezinnen De Passie, onder andere uit Houten. Zij vormen een kleine minderheid op een evangelische school. Andersom, een kleine minderheid evangelische leerlingen op een reformatorische school wil nog wel eens spanningen geven. Is dat in dit geval ook zo?
„Reformatorische ouders kiezen niet zomaar voor onze school. We zijn het over de kern met elkaar eens. Over bijzaken is er verschil van mening. Ik heb dat concreet gemerkt bij onze paasviering dit jaar. Die was vrij heftig, met toneel en muziek. De leerlingen voerden zestien thema's, van Jesaja tot Openbaring, uit. Ik vond het fabuleus, en velen met mij, maar ik kreeg ook vijf negatieve reacties. Die ouders vroegen mij: Waar was de eerbied? Ik heb met allemaal gesproken. Niet dat daardoor het verschil van mening verdwijnt, maar je kunt elkaars standpunten beter begrijpen.”

U bent nog steeds het enige directielid van De Passie. Is dat gezond?
Van der Ven begint te glimmen. „Op grond van het leerlingenaantal zou ik er driekwart conrector bij mogen hebben. Dat kost 95.000 gulden per jaar. Wat doet zo iemand als je niet oppast? Achter strafklanten aanlopen en dat soort zaken. Daar is-ie mij te duur voor. Ik besteed het geld liever aan het onderwijs en aan salaris voor leraren die extra taken doen.”

Wat voor soort rector bent u?
„Om eerlijk te zijn: meer taakgericht dan mensgericht. Ik heb een enorme drang om dingen aan te pakken. Ik ga snel, soms te snel, en zie wel eens voorbij aan de mens achter de leraar. Diplomatiek gezegd: Ik ben niet overdreven gevoelsmatig.”

Wat is voor u het belangrijkste in het leven?
„Trouw. Trouw gaat nog dieper dan liefde.” Met gevoel voor taalhumor: „Ik lees ook nog steeds Trouw, hoewel die krant niet erg trouw is aan haar oorspronkelijke identiteit.”