Onderwijs | 6 juli 2001 |
Van Lodenstein-directeur Van der Grond: alles met een kwinkslagTrouw aan het beroepsonderwijsDoor E. van Dijkhuizen Van der Grond, Udemans, Hoevelaken: jarenlang waren ze een drieling. Maar Van der Grond gaat over een week met vervroegd pensioen en de Udemans veranderde enkele jaren geleden al in de Van Lodenstein, hoewel de oude naam in de wandelgangen nog steeds met ere wordt genoemd. In 1980 haalde het toenmalige bestuur van de Van Lodenstein in Amersfoort Van der Grond binnen om een lts en een huishoudschool op poten te zetten. Een jaar later was het zover. De Udemans ging van start en Van der Grond werd het gezicht van de nieuwe school. Hoewel hij ambities genoeg had én heeft, bleef de directeur het lager beroepsonderwijs trouw. Als ik het over mocht doen, koos ik weer voor deze school. In de ruim twintig jaar als directeur maakte Van der Grond drie naamsveranderingen in het lager beroepsonderwijs mee. Hij begon met een lts en een huishoudschool, die schooltypen werden vervolgens samengevoegd tot voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) en tegenwoordig heet het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo). Hoe de deskundigen in Den Haag het ook noemen, van één ding is Van der Grond altijd overtuigd geweest: je moet leerlingen die liever met hun handen dan met hun hoofd werken, niet lastigvallen met kennis waar ze in de praktijk niets aan hebben. Bij de theorie van houtbewerking leerden de kinderen een paar jaar geleden nog twintig verschillende soorten beitels. Daar is flink het mes ingezet. Nu leren ze er nog twee of drie, maar die gebruiken ze dan ook echt. De wal keert het schip, ook in het onderwijs, weet Van der Grond. Vijf jaar geleden is de opleiding elektrotechniek behoorlijk verzwaard. In het programma moest ineens veel theorie, veel abstracte kennis. Het gevolg was dat het aantal leerlingen fors terugliep. Er ontstond een tekort aan elektrotechnici. Toen werd de verhouding tussen theorie en praktijk in het studieprogramma realistischer en wat zie je? De belangstelling neemt weer toe. Van der Grond, afkomstig uit Krimpen aan den IJssel, zat zelf ooit op een ambachtsschool, de voorloper van de lts. Hij deed metaaltechniek, de studierichting die hem zijn hele leven het meest na aan het hart lag. Daar hadden uw collega's van metaaltechniek in Hoevelaken zeker wel voordeel van? Van der Grond laat zich niet in de val lokken. Ik heb altijd gezegd: Alle afdelingen in het beroepsonderwijs zijn even belangrijk en even boeiend. Hij was pas vijftien toen hij aan de slag ging op de tekenkamer van het bekende staalconstructiebedrijf Lubbers/Hollandia. Ik weet nog dat op een gegeven moment het verhaal de ronde deed dat de zoon van de baas klaar was met z'n studie en bij ons kwam werken. Dat bleek Ruud Lubbers te zijn. Als jonge jongen had Van der Grond bepaald geen gemakkelijk leventje. Vijf dagen in de week werken en op zaterdagmorgen van negen tot één bijles in exacte vakken. Toch heb ik dat met groot plezier gedaan. Via avondstudies deed Van der Grond de mts, toen de hts. Met 24 jaar studeerde hij af. Militaire dienst wachtte. Ik had uitstel gekregen vanwege m'n studie. Eenmaal onder de wapenen kreeg Van der Grond serieuze belangstelling voor het onderwijs. Hij solliciteerde bij De Vaan, een protestants-christelijke lts in Rotterdam, en ging daar na zijn diensttijd aan de slag als leraar metaaltechniek en natuur- en scheikunde. Dat hield hij tien jaar vol. In die tijd werkte ik één dag per week voor uitgeverij Wolters-Noordhoff. Ik schreef lesboekjes en probeerde die in den lande te slijten. Van der Grond schiet een komisch voorval te binnen. Een van die boekjes werd vertaald in het Maleis. Ik kreeg daar het prachtige bedrag van 1 gulden 79 voor. Waarom ging u weg uit Rotterdam? Het maken van lesmateriaal beviel me wel. In die tijd vroegen ze bij de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) iemand voor dat werk. Ik heb gesolliciteerd, werd benoemd, ging wonen in Rijssen en werken in Enschede. In die tijd ben ik op veel verschillende scholen geweest. Ik vergaderde met directies en kreeg de kans achter de schermen te kijken. Dat was heel leerzaam. Eén ding beviel Van der Grond niet: De cultuur bij de SLO was in die tijd behoorlijk soft. Er werd eindeloos gepraat. Dat is tegenwoordig wel anders. Ze zijn nu veel concreter, resoluter. initiaalIn 1980 kwam Van der Grond in contact met ds. J. van Haaren, destijds voorzitter van het Van Lodensteinbestuur in Amersfoort. Ze zochten een adviseur die een lbo-school op poten wilde zetten. Aanvankelijk communiceerde Van der Grond alleen per telefoon met het Amersfoortse bestuur, maar de contacten werden zo serieus dat ik een brief schreef. Per vergissing kreeg Van der Grond jaren later zijn personeelsdossier in handen. Daarin zaten de aantekeningen van ds. Van Haaren over onze telefoongesprekken. Dat had natuurlijk nooit mogen gebeuren, maar ik heb er veel steun aan gehad. Uit die aantekeningen bleek dat ds. Van Haaren en ook de andere bestuursleden vertrouwen in mij hadden. In mei 1981 ging Van der Grond aan de slag in Amersfoort. Er was helemaal niks. Ik had drie maanden de tijd, tot aan het nieuwe cursusjaar, om een school te beginnen. De huisvesting vroeg als eerste de aandacht. Dat viel niet mee. Bouwen bij de Van Lodensteinschool in Amersfoort mocht niet. Toch wel wonderlijk, constateert Van der Grond achteraf, als je ziet dat er later een compleet nieuw pand is bijgekomen. De boodschap van het bestuur was simpel: Je zoekt maar wat. Van der Grond bezocht zo'n beetje alle plaatsjes in Amersfoort en directe omgeving en kwam ten lange leste in contact met mensen van de gereformeerd vrijgemaakte scholengemeenschap in de keistad. Hun oude gebouw aan de Lange Beekstraat kwam vrij, al kon iedereen zien dat het rijp was voor de sloop. Na een periode van keihard werken aan het verwaarloosde pand kon de Udemans, zoals de nieuwe school was genoemd, in augustus starten met zestien docenten en 270 leerlingen. Voor de tweede klassen werd onderdak gevonden in een vervallen fabriekshal in Nijkerkerveen. Van der Grond: Ik heb zelf de schetsen gemaakt voor de lokalen. Dat is makkelijk als je tekenaar bent geweest. initiaalDe Udemans groeide als kool, maar daarmee ook het huisvestingsprobleem. Intensieve onderhandelingen met de toenmalige staatssecretaris van Onderwijs, mevrouw Ginjaar-Maas, volgden elkaar snel op, maar liepen vast. Totdat Van der Grond een braakliggend terrein aan de Zuiderinslag in Hoevelaken ontdekte. Om de zaak te bespoedigen, maakte hij opnieuw eigenhandig een tekening van het toekomstige schoolgebouw. Gelukkig is het nooit zo uitgevoerd, zegt hij achteraf met een grijns. Aanvankelijk stuitte het plan op grote bezwaren, maar ineens kwam er toch toestemming van het ministerie. Wat er in Den Haag is gebeurd, weet ik nog steeds niet. Ik kan hooguit vermoeden dat Deetman, toen minister van Onderwijs, en de directeur vbo op het ministerie de knoop hebben doorgehakt. Er verrees in Hoevelaken een gloednieuwe school voor 1300 leerlingen, die al snel weer te klein was. Via een slimme constructie bleek uitbreiding mogelijk. We hebben naast de school een kantoor laten bouwen die in gebruik is als school. Daar had het ministerie geen moeite mee; wel met uitbreiding van het bestaande gebouw. Op de top van haar omvang telde de Udemansschool ruim 2100 leerlingen. Van der Grond: We waren blij dat onze zusterscholen in Apeldoorn en Kampen met vbo begonnen. Die afroming was zeer gewenst. Nu ook Kesteren als nevenvestiging van de Van Lodenstein meedraait, is het aantal vbo'ers in Hoevelaken gedaald tot 1500. Dat is nog veel. Toch kennen de meeste leerlingen Van der Grond wel. Laatst kwam er nog één naar me toe: Bent u nu meneer Van der Grond? U was veel met huisvesting bezig; kwam u wel toe aan het onderwijs zelf? De inhoud van het onderwijs is voor mij altijd dominant geweest, maar onderwijs ontwikkelen doe je niet alleen. Ik zag het als mijn voornaamste taak te ontdekken waar de capaciteiten van het personeel zitten. Dat was steeds een boeiende zoektocht. initiaalEen schoolleider hoeft niet alles zelf te regelen, maar moet wel overal van op de hoogte zijn, vindt Van der Grond. Het bestuur vroeg me laatst nog eens te vertellen hoe ver we zijn met de invoering van de leerwegen in het vmbo. Daarvoor ga ik de school in, praat met collega's en laat me informeren. Van der Grond gebruikt daarbij graag moderne technieken. Met een digitale camera en een laptop maak je de mooiste presentaties. Lachend: Na afloop vroeg het bestuur nauwelijks iets over de leerwegen, wel over de manier waarop ik de presentatie had gedaan. Wat vindt u een verkeerde ontwikkeling in het beroepsonderwijs als u terugkijkt? Het helemaal apart zetten van kinderen met leerproblemen in ivbo-klassen. Ik vind dat zoiets alleen mag voor de vakken waar ze moeite mee hebben; de rest van de tijd moeten ze in een gewone klas mee kunnen draaien. Een kind dat de hele week in een ivbo-klas zit, komt er meestal niet meer uit. Dat is voor leraren vaak weer een bewijs dat ze daar thuis horen, maar daarmee draai je de zaak om. Ik ben blij dat het vmbo geen aparte klassen voor probleemkinderen kent. We hebben nu wel leerwegondersteunend onderwijs. Dat is geen zelfstandige leerweg, maar een aanvulling op de basisberoepsgerichte leerweg. Van lts via vbo naar vmbo: wat is de rode draad? We zijn er langzaam maar zeker achter gekomen dat kennis alleen niet genoeg is. Andere zaken zijn ook belangrijk in het beroepsonderwijs. Communicatie bijvoorbeeld. Vroeger belde de monteur bij de klant aan, deed hij zijn werk en ging weer weg. Tegenwoordig zeggen de mensen: Nu u er toch bent, wilt u ook even naar dit probleempje kijken? Ze gaan in discussie: Zou het niet zus of zo kunnen zijn? De monteur moet planmatig en netjes kunnen werken. Klanten hebben er een hekel aan als hij z'n rommel laat liggen. Netheid en orde zijn belangrijker geworden. Dat begint op school. Onze lerares koken zegt altijd: Ik ben drie maanden bezig om de leerlingen netheid bij te brengen. Op verjaardagen hoor je vaak: De oude lts leverde vakmensen af, maar wat leren ze tegenwoordig nog? Ik durf te stellen dat de voorbereiding op hun toekomstige beroep nu beter is dan in 1956, toen ik begon. De leerlingen gaan bijna elke week op stage. Veel leerlingen kiezen na het vbo voor de beroepsbegeleidende leerweg in het mbo: vier dagen werken, één dag naar school. Ze blijven meer dan vroeger in de vakrichting die ze hebben gekozen. Is het lager beroepsonderwijs beter geworden? Dat hangt van het gezichtspunt af. Veel theorie wordt nu in de praktijklessen gegeven. Dat is positief. De leerlingen ervaren daardoor minder een kloof. Aan de andere kant hebben ze nog te veel verschillende leraren. We moeten in het vmbo naar kernteams: een paar docenten voor alle vakken. En we moeten nog meer elkaars lesstof benutten. Engels kun je uit een boekje geven, maar je kunt ook een Engelstalige handleiding van een of ander apparaat als leerstof gebruiken. Dan zien de leerlingen waar ze het voor nodig hebben. Na 35 jaar onderwijservaring komt Van der Grond soms weer dezelfde problemen tegen. Met een glimlach: Als je nog in evolutie gelooft, moet je maar in het onderwijs komen werken, dan ben je er zo van af. initiaalVan der Grond maakt er geen geheim van dat hij graag één reformatorische school voor vmbo in de regio Amersfoort wil. Dat is echter onmogelijk. Het Van Lodensteincollege in Amersfoort biedt de theoretische en de gemengde leerweg aan, de school in Hoevelaken de kaderberoepsgerichte en de basisberoepsgerichte leerweg. De handigste oplossing zou zijn dat de 'oude' mavo verhuist van Amersfoort naar Hoevelaken, zegt Van der Grond voorzichtig. Dat zullen ze in Amersfoort echter nooit willen. Landelijk gezien heeft 50 procent van de vmbo-scholen alle leerwegen onder één dak. Met spijt in z'n stem: Wij horen dus bij die andere 50 procent. De geografische scheiding in twee scholen geeft in de praktijk soms rare situaties, zegt Van der Grond. Wij krijgen er in de tweede klas altijd zo'n twintig leerlingen bij omdat die het in Amersfoort niet redden. Ze maken hier hun opleiding af en stromen dan meestal door naar het Hoornbeeckcollege. Daar komen ze weer naast hun voormalige klasgenoten van de Van Lodenstein uit Amersfoort te zitten. Uit onderzoek blijkt dat er niet eens zo veel verschil is. In de sector economie doen de Amersfoortse leerlingen het iets beter, in de sector zorg en welzijn onze leerlingen en in de sector techniek scoren ze hetzelfde. Schooldirecteuren zijn vaak vergadertijgers; kwam u nog wel eens in de klas? Af en toe liep ik bewust een lokaal binnen. Laatst nog bij een groep agrarische leerlingen. Ik zei tegen ze: Hoe vinden jullie dat nu? Zaterdag lekker de hele dag op de trekker gereden, het werk besproken met je vader of zelf je werk gepland, en dan nu op school een les met allemaal moeilijke dingen. Je had de gezichten moeten zien. Dat herkennen ze: die spanning tussen het werk thuis en de lessen op school. Zou u nog een lesje willen geven? Ik betwijfel of ik alle kneepjes van het vak nog beheers. Het 'oude' vbo werd wel restonderwijs genoemd, bedoeld voor leerlingen die echt niets anders konden. Wat deed dat imago u? Ik heb er nooit last van gehad. Het stimuleerde me alleen maar om me voor deze leerlingen extra in te spannen. We moeten eerlijk zijn: ook in reformatorische kring wordt werken met het hoofd hoger aangeslagen dan werken met de handen. Daar zit het klassiek humanistische kennisideaal achter. Ik heb hier op school geprobeerd de eigenwaarde van onze leerlingen te benadrukken. Ze zijn niet minder dan havo- of vwo-leerlingen, wel anders. Gaat de school onder uw opvolger, M. Floor, veranderen? Ik denk het niet. Hij heeft een zeer deskundige directie en een bekwaam coördinatieteam naast zich. Bovendien houdt hij er net als ik van om alles met een kwinkslag te doen. |
![]() |