Onderwijs 4 mei 2001

Het Cheider benadrukt acceptatie van Gods daden

De vragen van het Joodse volk

Door L. Vogelaar
Als er één bevolkingsgroep is die vanavond reden heeft om deel te nemen aan de Nationale Dodenherdenking, zijn het wel de Joden. Toch gingen er felle discussies vooraf aan het besluit om deel te nemen aan de activiteiten op 4 en 5 mei. Vandaag vertelden ook op de orthodox Joodse school Het Cheider in Amsterdam de docenten hun leerlingen over de oorlog, over degenen die omkwamen, over de waarde van de vrijheid. Ze beantwoordden ook vragen. Veel vragen.

„Hoe kon het gebeuren dat één man een volk voor zich won en vervolgens als een furie over de aarde ging en 6 miljoen Joden doodde? Hoe is het te begrijpen dat de geallieerden de spoorlijn naar Auschwitz nooit hebben gebombardeerd? Dat zijn vragen waar een mens geen antwoord op weet”, zeggen ambtelijk secretaris drs. J. H. Sanders en rabbijn S. Katz, adjunct-directeur van Het Cheider. „Dat 6 miljoen Joden de dood vonden, is niet uit te leggen. De waaromvraag en de geleden verliezen brachten na de oorlog onder de Joden veel psychische problemen teweeg. Een deel van hen keerde zich van de godsdienst af, omdat ze de gebeurtenissen niet konden rijmen met de Godsregering.

Het gaat om de acceptatie van Gods ingrijpen in het wereldgebeuren zonder dat wij alles kunnen doorgronden. Daarom laten we overlevenden aan de kinderen vooral vertellen hoe ze met hun geloof de oorlog zijn doorgekomen. God heeft een aantal van ons gespaard, zodat het Joodse volk niet uit Nederland verdween.”

Tegen de assimilatie
Het Cheider herbergt 250 kinderen in de leeftijd van vier tot achttien jaar. De meesten komen uit Amsterdam en Amstelveen, maar het voedingsgebied strekt zich uit tot Rotterdam en Amersfoort.

De school ontstond in 1974, toen A. J. U. Cohen –die tijdens de oorlog in het verzet zat en onlangs overleed– begon met vijf kleuters in een huiskamer. Het Nederlandse Jodendom was voor de oorlog zwaar aangetast door de secularisatie. Na de oorlog was niet alleen het Joodse volk, maar ook de Joodse inhoud gedecimeerd. Cohen wilde de assimilatie tot staan brengen. Daarom richtte hij een school op.

Toen de kamer in zijn flat te klein werd, kraakte Cohen begin 1975 een leegstaand schoolgebouw. „Er is gevochten om deze school van de grond te krijgen. Er waren tegenkrachten, en die zijn er nog”, zegt Sanders. Pas in 1979 werd Het Cheider bij Koninklijk Besluit goedgekeurd. Toen begon men ook met voortgezet onderwijs. Een jaar later werd een houten pand in gebruik genomen.

In 1993 kwam de school op de huidige locatie in de wijk Buitenveldert terecht. „Er was hier een kraakpand met hippies en afgebroken auto's. Een zweer in het oog van de buurt. Dus wij waren zeer welkom”, zegt Sanders. Op 2 februari 1994 opende prinses Margriet het nieuwe schoolgebouw.

In de jongenssynagoge wordt een treurgebed aangeleerd. De meisjes hebben hun eigen gebedsruimte. Vanaf groep drie hebben jongens en meisjes ook gescheiden les. De jongens dragen een keppeltje. Voor de meisjes is een rok of jurk verplicht. De mouwen dienen tot over de elleboog te reiken.

Een Afghaanse sikh brengt koffie binnen. Bombardementen verdreven hem uit Kabul. Als oudere asielzoeker was het moeilijk voor hem om in Nederland werk te vinden. Het Cheider bood hem een baan. De integratie verliep probleemloos.

Heftige discussies
Onnoemelijk veel leed kwam er tijdens de oorlog over het Joodse volk. Toch was deelname aan de Nationale Dodenherdenking en Bevrijdingsdag op 4 en 5 mei bepaald niet vanzelfsprekend, zeggen Katz en Sanders. Een deel van de achterban van de school stelt, mede op grond van een vermelding in een van de gebeden, dat één collectieve herdenkingsdag van de doden uit de achterliggende 2000 jaar genoeg is. Die dag ligt elk jaar rond 1 augustus. Het leren van de Joodse vakken mag ook zo min mogelijk door andere activiteiten onderbroken worden. Men zei ook: We hebben het hele jaar door dodenherdenking. Dezelfde groep wilde ook niet deelnemen aan de Nationale Bevrijdingsdag, omdat niet de bevrijding van het Duitse juk, maar het overdragen van de Joodse waarden aan de volgende generatie de hoogste vorm van vrijheid is.

De andere groep wilde wel deelnemen aan de nationale herdenkingen, uit respect voor degenen die de Joden tijdens de oorlog hulp boden. „Een gereformeerd gezin uit Hilversum redde het leven van mijn ouders”, zegt Sanders. „Waarom doet u dit? vroeg mijn vader eens. Omdat God u op mijn weg heeft geplaatst, was het antwoord.”

Geen trauma
Na heftige discussies besloot het bestuur van Het Cheider voortaan deel te nemen aan de herdenking op 4 en 5 mei. Veel ouders gaan nu met hun kinderen naar herdenkingen van de gevallenen. Het Cheider nodigt elk jaar een spreker op school uit die uit eigen ervaring vertelt over de concentratiekampen en vragen van de kinderen beantwoordt. Ook komt een historicus de hoofdlijnen van de oorlogsgebeurtenissen vertellen.

„De kinderen kennen de verhalen van hun grootouders. Die hebben zich na de oorlog op het leven gestort, maar krijgen naarmate ze ouder worden, vaak meer behoefte om erover te praten. Toch staat het behoorlijk ver van de kinderen af. Ze willen wel graag naar het Anne Frankhuis. We zijn ook wel eens met een klas in Westerbork geweest en we willen nog eens naar Auschwitz als we het geld ervoor hebben”, zegt Sanders.

„We willen de kinderen op de hoogte stellen zonder hun een trauma aan te praten”, vult Katz aan. „We hebben wel de boodschap dat lijden altijd een deel van het Joodse bestaan is geweest. De Tweede Wereldoorlog moet daarin niet als een los onderdeel worden gezien. Daarnaast willen we laten zien hoe religie tijdens de oorlog een rol speelde. Er waren mensen in het concentratiekamp die stukjes brood opofferden om een gebedenboek te kunnen lenen. Er was daar ook een man die om een mes vroeg. Om zich van het leven te beroven, dachten de anderen. Maar het was om zijn pasgeboren zoontje te kunnen besnijden. De mensen hielden, ook in het godsdienstige, stand ondanks de grote psychische druk die het Duitse bewind uitoefende.

We vertellen niet alleen de erge dingen, maar ook de mooie. Een van de latere oprichters van onze school zat in Haarlem ondergedoken. Hij moest echter uitwijken naar Amsterdam. Zijn gebedsriemen konden hem zijn leven kosten. Toch nam hij ze mee. Hij reisde per trein en liep daarna naar zijn nieuwe adres. Vijf keer werd hij door de Duitsers gecontroleerd. Vijf keer voelden ze aan de tas waarin de riemen zaten. Vijf keer ontdekten ze niets.”