Onderwijs 13 april 2001

Nieuwe pabo-diploma toetst totale functioneren als christelijke leerkracht

Godsdienst steeds meer een echt vak

Door L. Vogelaar
Een christelijke school die een onderwijzer benoemt zonder te informeren of hij beschikt over het diploma christelijk basisonderwijs. Elders een middelbare school die godsdienst gebruikt als roostervulling voor docenten die met hun eigen vak niet aan hun uren komen. Twee zaken die de Besturenraad voor het protestants-christelijk onderwijs een doorn in het oog zijn. De organisatie is volop bezig voor het vak godsdienst de kwaliteitseisen te bewerkstelligen die ook voor andere vakken gelden.

Twaalf hogescholen in Nederland, van Groningen tot Vlissingen, gaven hun pa- en later pabo-studenten naast het gewone diploma tot voor kort ook een diploma bijbelonderwijs (DBO), als bewijs dat ze toegerust zijn om bijbelverhalen te vertellen. Het DBO ontstond enkele tientallen jaren geleden uit een initiatief van protestantse kerken en de Besturenraad. De examens werden afgenomen door gecommitteerden van buiten de school, vaak predikanten.

De veranderingen in het hoger beroepsonderwijs leidden ertoe dat het DBO in 1998 op de helling ging. Toezicht van buiten het instituut tijdens examens is niet meer van deze tijd, zegt drs. S. W. Frouws, beleidsmedewerker van de Besturenraad. „De scholen zijn nu zelf verantwoordelijk voor hun kwaliteit, zonder dat alles van buitenaf gecontroleerd wordt. Dat betekent dat de toetsing van buitenaf alleen de school betreft en niet de student. Die wordt getoetst door de school.”

Een bezwaar van het oude DBO was ook dat het vak en het diploma losstonden van de rest van het curriculum. De toetsing betrof alleen de kennis van het vak godsdienst, terwijl het verdere functioneren als christelijke leerkracht buiten beschouwing bleef.

Integratie
Om deze bezwaren te ondervangen, werd het DBO in 1999 vervangen door het diploma christelijk basisonderwijs (DCBO). Het bestrijkt niet langer alleen het vak godsdienst, maar is ingebed in het hele curriculum. De praktijk wijst overigens uit dat dat niet van de ene op de andere dag gaat, zegt Frouws. Meer en meer worden ook vakken zoals onderwijskunde, muziek en kennis van cultuur en maatschappij betrokken bij de criteria voor het diploma.

De twaalf pabo's die het DBO mochten uitreiken, waaronder De Driestar in Gouda, kregen automatisch een licentie voor het DCBO, zodat ze ook dat diploma mogen verstrekken. De voorwaarde dat de licentiehouders lid van de Besturenraad moeten zijn, verviel, en daardoor hebben nu bijvoorbeeld de pabo Breda van Hogeschool Brabant en pabo De Eekhorst in Assen, onderdeel van Hogeschool Drenthe, een voorlopige licentie gekregen.

De veertien hogescholen krijgen dat papiertje niet cadeau. Eens in de vier jaar kunnen ze bezoek van een visitatieteam verwachten. Vier visitators praten dan een dag lang met directie, docenten, studenten, ex-studenten en stagescholen. De commissie DCBO beslist vervolgens over verlenging van de accreditatie en over verbeteringen die zo nodig als voorwaarde worden gesteld.

Variatie
Zoals het vanouds op een deel van de pabo's onmogelijk was om zonder DBO af te studeren, en bij andere scholen wel, is er ook nu weer variatie genoeg tussen de veertien pabo's. Sommige verstrekken uitsluitend het DCBO, terwijl op pabo's met diverse levensbeschouwingen een keuze gemaakt moet worden: studenten kiezen voor de O-stroom (gericht op het openbaar en neutraal bijzonder onderwijs), waarbij ze een humanistisch certificaat krijgen, of voor de C-stroom, waarin ze een keuze maken tussen de protestants-christelijke en de rooms-katholieke versie. De meeste lessen van deze drie stromingen worden niet gezamenlijk gegeven.

Als basisscholen een leerkracht met een DCBO benoemen, krijgen ze iemand die niet alleen bijbelverhalen kan vertellen, maar ook een bijdrage kan leveren aan het vormgeven van de hele identiteit, zegt Frouws. „Dat is belangrijk, want als je christelijke school heet maar als zodanig nauwelijks herkenbaar bent, ondergraaf je je bestaansgrond.” Met het DCBO wil de Besturenraad een bijdrage leveren aan de profilering van het christelijk onderwijs.

Sommige schoolbesturen vroegen niet eens of een sollicitant het DBO had, zegt Frouws. „Daarom ben ik nu bezig aan een voorlichtingscampagne. Vragen naar het DCBO moet normaal worden.” De Besturenraad vestigt de aandacht ook op het diploma door, samen met de Unie voor Christelijk Onderwijs, elk jaar een prijs uit te loven voor een DCBO-werkstuk.

Kwaliteit
Met de strenge criteria waaraan pabo's moeten voldoen voordat ze het diploma christelijk bijbelonderwijs mogen verstrekken, probeert de Besturenraad ook te bereiken dat aan het vak godsdienstige vorming dezelfde kwaliteitseisen worden gesteld als aan andere vakken. „De voorwaarden zijn niet mis, maar we willen geen situatie waarin het allemaal niets voorstelt”, zegt Frouws.

Ook in het basis- en voortgezet onderwijs streeft de raad daarnaar. Daarom zijn in 1999 kerndoelen voor godsdienstige vorming in het basisonderwijs geformuleerd. Vorige maand is daaraan een handreiking toegevoegd voor discussie in het team. Die is naar 2800 scholen verstuurd. „Gezien het aantal ingevulde vragenlijsten dat we terugkrijgen, leeft het onderwerp nogal.”

In het voortgezet onderwijs verzamelt Frouws momenteel een aantal schoolleiders om de tafel die het vak godsdienst een examenstatus willen geven. Daarover zouden met de landelijke overheid afspraken gemaakt moeten worden.

Daarnaast wil de Besturenraad komen tot een landelijke bevoegdheidsregeling. „De overheid stelt geen eisen aan het vak. Een bestuur mag de eerste de beste violist van de hoek van de straat plukken en voor de klas zetten. Dat zou dus niet moeten kunnen. Godsdienstleraren in basisvorming en vmbo moeten volgens ons een theologische opleiding op hbo-niveau hebben, terwijl voor lesgeven in de Tweede Fase een universitaire studie vereist zou moeten zijn.”

Door het imago van het vak op te vijzelen, hoopt de Besturenraad niet alleen de kwaliteit te verbeteren, maar ook het lerarentekort te verkleinen. „Op de lerarenopleiding studeert men nog maar voor één vak. Dat gaat vaak ten koste van godsdienst. Het is momenteel echt een probleem. Ik ben er stellig van overtuigd dat door het opkrikken van het imago –godsdienst is niet een uurtje keten, maar een serieus vak– weer meer mensen voor dit vak zullen kiezen.”