8 december 2000

Calamiteitenteam helpt schooldirecteuren in te spelen op rampen

Hulplijn voor noodsituaties

Door L. Vogelaar
Een schietpartij in de schoolgangen, vermissing van een leerlinge, een ongeluk tijdens een schoolreisje, een geval van zelfdoding. Plotseling krijgt een school te maken met gebeurtenissen die het schoolleven ontwrichten en een schokeffect bij leerlingen, personeel en ouders teweegbrengen. Sinds kort is een calamiteitenteam oproepbaar dat schoolleidingen helpt op de juiste manier te reageren op zo'n onverwachte situatie.

”Als een ramp de school treft”, heet de brochure die de onderwijsadviseurs van KPC Groep uitbrachten bij de oprichting van het calamiteitenteam in oktober. In Enschede heeft het gemeentebestuur naar aanleiding van de vuurwerkramp van 13 mei besloten alle scholen in de stad deze brochure cadeau te doen. In korte tijd was de eerste druk, duizend stuks, uitverkocht. Een herdruk is in voorbereiding.

Op het calamiteitenteam is inmiddels al meermalen een beroep gedaan. „Nog lang niet elke school is goed voorbereid op onverwachte gebeurtenissen. Soms worden we gebeld door een schoolleider die volledig in paniek is”, zegt KPC-adviseur drs. I. Spee.

Calamiteitenlijn
Het adviesbureau in 's-Hertogenbosch hield de afgelopen jaren congressen en deed publicaties het licht zien over rouwverwerking op school. Regelmatig komen er op het kantoor telefoontjes binnen van schoolleiders die te maken hebben gekregen met een calamiteit en snel advies willen. De adviseurs van het bureau zijn echter een groot deel van de week op pad en daardoor niet beschikbaar. Daarom heeft KPC Groep nu een telefoonnummer (073-6247233) ingesteld waarop van maandag tot en met vrijdag twaalf uur per dag advies gevraagd kan worden aan een van de drie telefonistes die speciaal daarvoor zijn opgeleid.

„Scholen bellen niet bij de eerste paniek”, zegt Spee. „Ze gaan eerst aan de slag. Als ze daarna even gaan zitten, bellen ze ons. Daarom hoeft het team ook niet 24 uur per dag beschikbaar te zijn en is één dagdeel rond de weekwisseling, de zondagmiddag, voldoende. Scholen hebben vaak veel capaciteit in huis, maar er heerst dikwijls onzekerheid over de te nemen maatregelen. Wij bieden hun ruggensteun.”

Draaiboek
Het Bossche bureau verzamelde eerst informatie via enkele bijeenkomsten van schoolleiders die met calamiteiten waren geconfronteerd, zoals de moord op een leerlinge (Sybine Jansons in Maarn), het omkomen van scholieren tijdens een padvindersreis naar Zweden, het verongelukken van een bus met kinderen die op weg waren naar een skioord, de moord op een heel gezin waarvan diverse kinderen op dezelfde basisschool zaten en het omkomen van een onderwijzer en enkele leerlingen door een lawine, waardoor twee gezinnen op een school werden gehalveerd.

„We stimuleren scholen draaiboeken te maken, zodat ze voorbereid zijn op dergelijke calamiteiten. Inmiddels heeft 70 procent van de scholen een dergelijk draaiboek. Andere scholen hebben wel iets klaarliggen voor het geval er een leerling overlijdt, maar een plan voor andere gebeurtenissen is er niet.”

Adviseurs
De telefonistes verwijzen naar hulpverleningsinstellingen in de regio van de school, maar kunnen ook een beroep doen op twaalf mensen, verspreid over het hele land, die een school bezoeken om er de leiding te helpen bij het treffen van de juiste maatregelen. Het betreft onder meer gepensioneerde KPC-adviseurs en anderen met veel onderwijservaring.

Het telefonische advies is gratis, evenals de eerste anderhalf uur dat een adviseur op bezoek is. „We doen dat omdat we dit als maatschappelijke verantwoordelijkheid zien. Het zou ook wel een beetje cru zijn om iemand die in paniek belt, eerst te moeten uitleggen dat de kosten 1000 gulden per dagdeel bedragen.”

De adviseurs wijzen de schoolleiding op aspecten die soms over het hoofd gezien worden. Alle aandacht richt zich vaak op de opvang van de leerlingen en het te woord staan van ouders en de pers. Maar wie let er op de leerkracht? Het is ook belangrijk één perswoordvoerder te benoemen en de rest van de schoolbevolking van de media af te schermen, zegt Spee.

De dienstverlening van het team richt zich in eerste instantie op het voortgezet onderwijs. „We moesten ergens beginnen. We hadden ook geen idee hoe het zou gaan lopen. Als het te behappen is en we erin slagen meer medewerkers aan te trekken, wordt de service uitgebreid naar de andere onderwijstakken. En als een basisschool nu al belt, helpen we wel.”

Angst
Sinds de opening van de lijn kwam er gemiddeld één keer per week een hulpvraag binnen. Het betrof onder meer een buurschool van de school van Jasmina, het Marokkaanse meisje in Utrecht dat vermoord werd teruggevonden op een vuilnisbelt. „Jasmina's school had direct hulp gekregen van de GGD, maar op de buurscholen waren ook kinderen met heel veel angst.

We kregen ook een hulpvraag van een school waar een leerling op het toilet was gestikt. Ook op een andere school was een kind overleden. Die school had nooit een rouwprotocol gehad waarin is vastgelegd hoe de ouders worden geïnformeerd, hoe de school omgaat met rouwadvertenties, welke werkvormen in de klas worden toegepast, of er rouwplekken in de school moeten komen, hoe je in de toekomst administratieve blunders voorkomt, hoe je een rouwproces afrondt en op welke wijze je er –wat heel belangrijk is– enige tijd later weer eens op terugkomt om te zien hoe het verwerkt is, want je weet niet wat er in die hoofdjes allemaal gebeurt. Als je een rouwproces goed vormgeeft, kun je leerlingen voor de rest van hun leven iets heel waardevols meegeven.

Leerkrachten moeten heel zorgvuldig met dit soort zaken omgaan. Bij zelfdoding is er het gevaar dat er zo veel aandacht aan de overledene wordt besteed dat andere leerlingen het gaan zien als een manier om veel aandacht te krijgen. Een leerkracht moet dus vooral het gruwelijke ervan onderstrepen.”