Voornamen in het buitenland 27 augustus 1998

Doreen Gerritzen: Externe invloed bij naamgeving sterk overschat

Hillary heeft een te duidelijk imago

Door Marie van Beijnum
Het belang van de voornaam zal in de toekomst aanzienlijk toenemen. Mensen zullen zich steeds meer identificeren met hun individuele voornaam. Maar het is niet zo dat idolen of soapsterren de naamgeving annexeren. Hoe bekender iemand is, hoe minder vaak zijn of haar naam juist wordt gebruikt. Zo heeft Hillary een veel te duidelijk imago gekregen, was Adolf al uit de mode voordat Hitler aan de macht kwam en werden er nauwelijks meer kinderen Boris genoemd toen tennisheld Becker glorieerde.

Voornamen winnen aan gewicht nu achternamen meer en meer op de achtergrond raken omdat de omgangsvormen informeler worden. Verder zorgt de tegenwoordige rol van de vernoemingsgewoonte ervoor dat de familieband steeds minder in de persoonsnaam tot uitdrukking komt. Dit is een van de conclusies die neerlandica en naamkundige drs. Doreen Gerritzen trekt op grond van een onderzoek naar zowel historische als moderne aspecten van de naamgeving van kinderen. Zij schreef daarover een proefschrift (”Voornamen. Onderzoek naar een aantal aspecten van naamgeving in Nederland”) dat zij op 3 november hoopt te verdedigen aan de Universiteit van Amsterdam.

Een persoon kan verschillende voornamen hebben. Bij de burgerlijke stand staat hij of zij ingeschreven met de officiële naam en in het doopboek met de doopnaam. In het dagelijks leven wordt de roepnaam gebruikt, die dezelfde kan zijn als de officiële naam of de doopnaam, maar ook een verkorting van die naam kan zijn. De roepnaam hoeft niet per se een relatie te hebben met de officiële of doopnaam. Vaak houden mensen er een vleinaam op na (die je beter kunt hebben dan een bijnaam) of een brabbelnaam. Voorbeeld van een brabbelnaam die uitgroeide tot een officiële naam, is Wendy (van het Engelse friend en friendy).

Met smaak dist Doreen Gerritzen enige anekdotische voorvallen op. „Ik hoor om me heen dat ouders lijstjes maken en wegstrepen en samen tot een compromis komen. Soms gebeurt het dat de naamkeus wordt bepaald als het kind net is geboren en de man alsnog de vrouw haar zin geeft omdat zij daar uitgeteld ligt. Echt opmerkelijk is dat sommige ouders de naam pas weten als ze het kind zien en uitroepen dat dat nu écht een Joost is”.

Interpretatie van de wet
In haar klassiek aangeklede woning in Nijmegen doet Doreen Gerritzen enthousiast verslag over het onderwerp van haar studie. Ze werd als naamkundige geraadpleegd door de advocaat van een Utrechtse moeder die haar kind de letter F als tweede voornaam wilde geven. Dat werd aanvankelijk bij de burgerlijke stand geweigerd. De ambtenaar maakte er Ef van. Uiteindelijk wenste de moeder zich daar niet bij neer te leggen en diende een verzoek tot naamswijziging in om er F of Frans van te maken (als vernoeming naar haar broer Frans die F werd genoemd). Doreen Gerritzen wijst op het, overigens zeldzame, gebruik in Amerika om een letter als middle name te geven waar geen naam 'achter' zit, zoals bij Harry S Truman.

„Ik maakte de autoriteiten duidelijk dat het moeilijk is vol te houden wanneer iets geen voornaam is. In de officiële afwijzing van de naam F stond dat het geven van een letter als voornaam ongebruikelijk is. Dat is waar, maar de naamwet verbiedt geen ongebruikelijke namen. Het is bijvoorbeeld toegestaan een willekeurige lettercombinatie als naam te geven – een voornaam hoeft geen bestaande naam te zijn”, aldus de Nijmeegse onderzoeker, die onder meer meewerkte aan het Spectrum Voornamenboek. „Mensen mogen ook namen verzinnen: omdat willekeurige lettercombinaties zijn toegestaan. Toen is F alsnog geaccepteerd, waarbij de rechter benadrukte dat de naam zonder punt moest worden geschreven. Dit om verwarring te vermijden, want bij de aangifte mogen geen afkortingen worden gebruikt”.

Doreen Gerritzen (voluit Theodora Johanna Maria) vindt de naamwet in Nederland (1970) niet waterdicht en voor verbetering vatbaar. Vaak leidt de interpretatie van de naamwet tot problemen. Het hangt dan van de inventiviteit van de ouders af hoe creatief ze met die wet omgaan. In 1975 kreeg Anthon Bel van een Vlaardingse beambte tot zijn teleurstelling te horen dat de beoogde naam van zijn dochter Matrona Antonovna (naar een Russische grootmoeder) niet door de beugel kon. Matrona Antonovna zou „geen naam” zijn. Anthon Bel legde zich bij de uitleg van de wet neer en noemde zijn dochter Matrona.

Maar de tijden veranderden. Aan het absolute gezag van de naamwetgeving werd openlijker getwijfeld. Het moet in de jaren negentig zijn geweest dat de vader van Miracle of Love contact zocht met Doreen Gerritzen. Miracle of Love botste met de smaak van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hij vond die naam bespottelijk en weigerde de boreling als zodanig in te schrijven. „Een naam mag worden geweigerd als deze ongepast is of als het een bestaande achternaam is die niet als voornaam gebruikelijk is”, licht Doreen Gerritzen toe. „Naar de aard zou Miracle of Love geen voornaam zijn”, luidde de schriftelijke afwijzing. Er volgde een procedure waarbij ten slotte duidelijk werd dat Miracle of Love niet zozeer genant of onbehoorlijk werd bevonden, maar werd geweigerd omdat de eenheid van de naam niet in tot uitdrukking kwam. Uiteindelijk werd de naam toegestaan met koppeltekens ertussen: Miracle-of-Love.

Geen beeldenstorm
Tot 1970 gold in Nederland een naamwet die op Franse leest was geschoeid, althans sinds de invoering van de burgerlijke stand in het begin van de vorige eeuw. Voor die tijd hadden de kerken een regulerende werking. Volgens de Franse wet waren alleen namen uit de oude geschiedenis en heiligenkalenders waren geoorloofd. In 1915 werd de wet versoepeld met de bepaling dat namen mochten worden gegeven die hier van ouds voorkwamen. “Welke aan overoude tijden aldaar in de onderscheiden provinciën en landschappen of bij sommige geslachten gebruikelijk en algemeen als voornamen erkend zijn geweest”. De voornamenvoorraad werd als het ware gefixeerd. Overigens mag het opmerkelijk heten dat pas in 1934 wettelijk werd vastgelegd dat kinderen de achternaam van hun vader zouden krijgen. Voordien gebeurde dat gewoontegetrouw.

In het verleden gold als algemene regel dat kinderen werden vernoemd. „Op het moment dat een paar ging trouwen, was min of meer bekend hoe de kinderen zouden heten”, stelt Gerritzen. Al in de Middeleeuwen werd de naamgeving bepaald door vernoeming naar familieleden. Toch werd toen in een relatief korte tijd het bestaande systeem volkomen onderuitgehaald door de gewoonte kinderen heiligennamen te geven.

De naamkundige onderzocht op welke wijze deze revolutie in de naamgeving zich kon voltrekken. Het bleek dat de hogere sociale groepen voorop liepen bij innovaties en dat andere groepen volgden. Toen de heiligennamen waren ingeburgerd en vernoeming een conserverende dieptewerking had uitgeoefend op de namenvoorraad, zorgde de Reformatie niet voor een beeldenstorm in de naamgeving. Bij hen bleven de heiligennamen, die al lang hun 'heiligheid' hadden verloren, favoriet. Dat verklaart waarom er zo weinig namen uit het Oude Testament voorkwamen bij protestanten.

In de afgelopen decennia werd voor de tweede keer drastische gebroken met het bestaande namensysteem, wat wederom tot een vernieuwing van de namenvoorraad leidde. De traditionele naamgeving leek te wijken voor modieusheid en rages. Toch was het beslist niet zo dat mensen opeens massaal voor namen van de tv en boeken gingen kiezen. „Die externe invloed wordt enorm overschat en de vernoeming naar idolen is beperkt”, zegt Doreen Gerritzen met grote overtuiging. „Vernoeming naar idolen is maar verantwoordelijk voor een paar procent van de naamgeving. Dat blijkt ook uit onderzoek in andere landen. Soms is zelfs een omgekeerd effect te verwachten. Toen Clinton tot president werd gekozen en zijn vrouw Hillary bekendheid kreeg, verdween de naam Hillary uit beeld. Datzelfde gebeurde in Duitsland met de naam Boris (naar Boris Becker). Naarmate de drager van een naam scoort, daalt als het ware de algemene populariteit voor die naam. Een naam heeft dan een te duidelijk imago gekregen. Hoewel veel vrouwen positief over Hillary oordeelden en zij een inspiratiebron zou kunnen zijn, bleek het omgekeerde op het gebied van naamgeving. Als er een te duidelijke koppeling is tussen de naam en de persoon, verliest zo'n naam de aantrekkingskracht”.

Wel speelt het loslaten van de strenge vernoemingsgewoonte een cruciale rol in het huidige namenpatroon. Vernoeming wordt minder strikt gehanteerd dan in het verleden. „Esthetische overwegingen vormen het belangrijkste motief bij de naamkeuze. Een naam moet mooi zijn en leuk klinken”, aldus Doreen Gerritzen. „Het zijn deze esthetische motieven die ook doorslaggevend zijn voor de populariteit van bijbelse en dan vooral oudtestamentische namen. De top-100 van populaire voornamen in Nederland bestaat de laatste jaren voor ongeveer 10 procent uit oudtestamentische namen. Bij de meisjes zijn Naomi, Eva, Esther, Sarah/Sara, Suzanne, Judith, Rachel en Tamara in trek en bij de jongens Daan en Daniël, Ruben, Bram, David, Sam (Samuel) en Job. Dat is uniek in de geschiedenis van de Nederlandse naamgeving, want vroeger waren dit soort namen zeldzaam. Wellicht is er sprake van invloed vanuit Amerika, want daar behoren oudtestamentische namen tot de traditionele namenvoorraad”.

Ongrijpbaar
Naamgeving is een ongrijpbaar verschijnsel. Zo plaatst Doreen Gerritzen nog vraagtekens bij het feit hoe en waarom bepaalde namen (zoals Jeroen) populair worden en dat al of niet blijven. Is dat een kwestie van mond-tot-mondreclame? Verspreiden namen zich alleen via de media? Tijdens de Middeleeuwen trok de naamswijziging van zuid naar noord en van de stad naar het platteland. Anno 1998 gaat dat niet meer op. Wie veronderstelt dat de Randstad toonaangevend is op het gebied van de naamgeving, heeft het mis. In Duitsland brengen niet de grote maar de middelgrote steden de naamvernieuwingen op gang.

Doreen Gerritzen verwacht niet dat de Nederlandse naamgeving zal worden beïnvloed door etnische minderheden in de samenleving. Dat is te verklaren door de sociale status van de meeste allochtonen, want zij vormen nu eenmaal geen toonaangevende groep in de maatschappij. Hooguit raken onze normen op naamgebied een beetje 'opgerekt' door het horen van al die exotische namen. Ook bij allochtonen is er waarschijnlijk nauwelijks sprake van 'integratie' als het gaat om de naamgeving. De indruk bestaat dat zij nog sterk vasthouden aan de naamgevingsgewoonte uit hun land van herkomst. Daarom zal er op korte termijn in Nederland eerder sprake zijn van een gescheiden dan van een 'multiculturele' naamgeving.