Dossier MKZ20 april 2001

Kootwijkerbroekse huisarts: De Heere Jezus genas niet elke zieke

Als een olievlekje op de Noordzee

Slapen voor twee uur 's nachts lukt niet in deze tijd. Zó is hij bezig met de verhalen rond de ruiming wegens mond- en klauwzeer in zijn dorp. „Ik word zo boos van die verhalen”, zegt Dirk Kroon, huisarts in Kootwijkerbroek. „Negentigduizend dieren, voor niets afgemaakt. Daar kan ik als boerenzoon, maar ook als arts niet tegen.” Het interview zou gaan over evenwicht tussen gezin, geloof en carrière. Maar Kroon kan niet zwijgen over mkz. „Het hele dorp staat er bol van. En dan zou de dokter zich uitsluitend met timemanagement bezighouden?”

Door G. Wolvers

plattekstKootwijkerbroek. Het dorp ligt er rustig bij, deze dinsdagavond. Witte en zwarte schapen grazen rustig in de wei. Hun lammetjes dartelen. Nog wel. Wat dorpsjeugd dolt met elkaar. Niks controle om het dorp binnen te komen, zoals in de driehoek Apeldoorn-Deventer-Zwolle en de regio rond het Friese Ee.

„Dat is nu juist het vreemde. Er is hier nauwelijks een weg afgesloten geweest. Alleen op de dag van de ruiming aan de Kerkweg, waar de uitbraak zou zijn geweest. Maar al die dagen ervoor niet.” Kroon (43), vijftien jaar huisarts in Kootwijkerbroek, trekt heldere conclusies. „Als hier al besmetting met mond- en klauwzeer was, dan heerst het hier niet. Het virus is hier niet of niet meer. Anders had het zich verspreid. Tijdens de ongeregeldheden vorige week liepen boeren, journalisten en politiemensen overal: door de weilanden, over de wegen. Dan had je toch honderd keer een besmetting moeten krijgen? Maar er is geen beest ziek geworden.”

Minister Brinkhorst van Landbouw gaat uit van het tegendeel. Reden om in een straal 2 kilometer alle evenhoevige dieren te liquideren. Kootwijkerbroek kwam daartegen in verzet. Kroon voelt zich zeer betrokken bij de problemen van zijn dorp. „Vorige week had ik een bijscholingscursus in Zeeland. Toen ik uit het dorp vertrok, zag ik dat de koeien van een oudere boer werden geruimd. Het waren waarschijnlijk zijn laatste koeien. Ik had in de hele bijscholing geen zin meer.”

Negentigduizend beesten worden voor niets geruimd, zegt Kroon. „De incubatietijd van twee tot tien dagen was al verstreken toen hier met inenten werd begonnen. De andere koeien in de stal zijn in die tijd niet ziek geworden, de kalveren die het zouden hebben gehad, werden weer beter. De ervaring leert dat als er 's ochtends één dier ziek is, 's middags er meer ziek zijn en de volgende dag de hele stal ziek is. Hier is na een paar dagen wachten één dier ziek geworden. De rest niet. Dat is toch het bewijs dat het virus hier niet is?

Ik vergelijk de mkz-crisis in Kootwijkerbroek met een druppel olie op de Noordzee. Die wordt eruit gehaald. Vervolgens worden de zeevaart en de visserij gestopt, de stranden worden leeg gehouden omdat er kans is dat er olie kan aanspoelen. Die druppel is namelijk 100 procent olie! Het gaat er echter niet om of het olie is, maar of het gevaarlijk zou zijn voor de zeevaart, de visserij en de stranden!”

Kroon verwijst de verhalen over boer Theunissen als „fabeltjes” naar de prullenbak: dat hij een gevaccineerd kalf uit Polen zou hebben gehaald, dat er een geit uit Oene naar Kootwijkerbroek zou zijn gekomen. En ook het verhaal dat de zoon van ds. Niesing het mkz in Kootwijkerbroek zou hebben gebracht. „Die fabeltjes zijn veroorzaakt door de slechte informatie van het ministerie. Dat is zijn eerste grote fout. Geen enkel gezaghebbend beleidsorgaan heeft de feiten in het dorp fatsoenlijk uitgelegd, alleen de RVV en ID-Lelystad, maar dat zijn uitvoerende organen.”

De Kootwijkerbroekse huisarts verwijt dit minister Brinkhorst. „Als hij maar één beleidsmedewerker had gestuurd om uit te leggen waarom er in een straal van 2 in plaats van 1 kilometer werd geruimd, hoe groot het besmettingsrisico was, of alle kalveren van boer Theunissen antistoffen hadden, dan was het rustig gebleven. Nu blijft het gissen.”

Verder vindt Kroon de toonzetting van Brinkhorst ongerijmd. „De bewindsman heeft geen enkele voeling met de boeren. In een kranteninterview zegt hij dat hij alleen naar mensen gaat die echt in de put zitten. Bij ons zitten er 240 gezinnen in de put. De minister staat veel te ver van de gewone man af. Hij komt uit elitaire kringen. Hoeveel keer heeft hij bij een boer in de keuken koffie gedronken? Ik denk nog nooit.”

Ook de mobiele eenheid valt volgens Kroon het nodige te verwijten over de aanpak van het conflict op zaterdag 7 april. „De menigte was bijna weggepraat. De weg was bijna vrij, de RVV'ers konden lopend weg. De plaatselijke politie was erop tegen dat de mobiele eenheid zou komen. Toch kwam die. Vervolgens begon een kat-en-muisspelletje. De mensen gingen op straat zitten. De mensen waren boos. Dat is een fase in de verwerking van slecht nieuws. Eerst ontkennen mensen. Dan worden ze boos, vervolgens gaan ze twijfelen aan de onderzoeken. Ten slotte groeit de acceptatie.”

Moet je ondanks je boosheid toch niet de overheid gehoorzamen?

„De ME heeft de fout gemaakt de Kootwijkerbroekers als voetbalvandalen te behandelen. Terwijl je met boeren kunt práten! Ik dacht dat we in Nederland een poldermodel hadden. Maar er was bij de overheid zo'n vijandsbeeld ontstaan. De ME wilde zich niet terugtrekken omdat dat gezichtsverlies zou betekenen.”

Volgens Kroon gaat het in de mkz-crisis niet meer om de bestrijding van mond- en klauwzeer, maar om de bestrijding van gezichtsverlies. „Brussel wil niet toegeven dat het preventief ruimen en het non-vaccinatiebeleid niet effectief zijn, kijk maar naar Engeland. Dat ligt helemaal vol met kadavers. Brinkhorst zal nooit toegeven als blijkt dat er in Kootwijkerbroek geen mkz is geweest. Maar het kan niet. Anders had het gehele dorp, heel Gelderland mkz gehad.”

De overheidsdiensten werken door hun werkwijze zelf verspreiding van het virus in de hand, stelt Kroon. „De RVV zou je niet de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, maar de Rijksdienst voor de Verspreiding van Virussen moeten noemen. Er gaat zo ontzettend veel mis. De voertuigen die in besmette gebieden komen, kunnen nooit voor 100 procent worden ontsmet. Die rijden door heel Nederland. Dan moet je de besmetting wel ergens anders krijgen”, zegt hij, verwijzend naar de uitbraak van mkz in het topje van Friesland. Die is mogelijk veroorzaakt door de aanwezigheid van het destructiebedrijf dicht in de buurt, maar de minister ontkent dat stevig.

„In Kootwijkerbroek komt veel materieel en personeel uit het geruimde gebied: grijpers, laadbakken, ME'ers, honden, zelfs de bibliotheekbus. Ik was bij een ruiming. De ME'ers liepen zonder beschermende pakken op het erf en kropen zonder te ontsmetten weer bij elkaar in de bus.”

De omstandigheden in Kootwijkerbroek zorgen voor veel stress. Niet dat Kroon hierdoor veel meer mensen op zijn spreekuur krijgt. „Er is veel machteloze woede, frustratie. Buurkinderen kunnen niet meer komen spelen, de gebruikelijke sociale contacten van de boeren zijn onmogelijk geworden, hun familie kan niet meer komen, de buurtvisites zijn over. Ze hebben te veel biggen in een verkeerd hok, de schapen staan op een verkeerde plek. De wijkverpleging kan niet meer op het erf komen, van álles.”

Kroon ervaart de doorbreking van de sociale banden aan den lijve. Wegens besmettingsgevaar mag hij niet meer bij zijn ouders en zus en zwager komen die in Loenen aan de Vecht en Weesp boerenbedrijven hebben. „Mijn vader van 71 zorgt 's winters voor een paar dieren. Die gaan in de lente weer naar m'n zwager. Door het vervoersverbod moeten die nu bij hem blijven. Wellicht moet hij dus weer gaan melken en kalveren op de wereld helpen.”

Volgens de Kootwijkerbroeker hebben Brussel en Den Haag zich totaal niet gerealiseerd welke problemen het non-vaccinatiebeleid zou opleveren. „Dat alle boeren in de problemen komen, dat je kinderen niet meer op bezoek mogen komen, dat je psychische problemen krijgt, dat het gigantisch veel geld kost, dat de hele toeristenindustrie eraan gaat, dat supermarkten en andere winkels een omzetdaling krijgen. Ook hebben ze zich niet gerealiseerd dat als morgen een van de reeën op de Veluwe het krijgt, we er nog twee jaar aan vast zitten.”

De overheid is zo arrogant te denken dat zij het virus in de hand kan houden, zegt Kroon. „De toon van: de mens is de baas over het virus, wij winnen het wel. Brinkhorst zegt in datzelfde interview: „Ik kan de boeren het beste helpen.” Het tegendeel blijkt. Heel Engeland stinkt. Ik denk dat ze nu beter kunnen zeggen: We zijn kwetsbaar, laten we maar inenten. Net zo min als we de mazelen en de polio onder de knie hebben, hebben we dat met het mkz ook niet.”

Toch is er nog een lichtpuntje. Sinds de mkz-crisis overleggen de vier predikanten van Kootwijkerbroek, de tweede bonders, een gereformeerde en een van de Gereformeerde Gemeenten, regelmatig met elkaar over de pastorale nood die ze tegenkomen. „Terwijl ze elkaar voordien niet of nauwelijks kenden.”

Kroon heeft het goed naar zijn zin in Kootwijkerbroek. „Ik heb patiënten uit allerlei kerkverbanden. Doordat ik zelf kerkelijk meeleef en boerenzoon ben, voel ik de patiënten beter aan. Ik zou geen huisarts in Wassenaar kunnen zijn. Dat slag mensen zou ik niet aanvoelen.”

Kroon heeft een forse apotheekhoudende praktijk. Daarbij doet hij ook zelf bevallingen. Toch vindt hij dat de werkdruk wel meevalt. „Ik haal zo'n zestig uur per week. Als ik minder dan zes uur heb geslapen, bijvoorbeeld door een bevalling, ben ik de volgende avond niet zo fit meer. Ik werk die dag meer op de automatische piloot. Dat doe ik ook als ik 's nachts een sterfgeval heb gehad. Daar ben ik de volgende morgen tijdens het spreekuur in mijn gedachten nog mee bezig.”

Hoe combineert u zestig uur werken met uw gezin?

„Ik heb geen reistijden. En ik ben vaak in de praktijk aanwezig. Mijn vrouw werkt niet buitenshuis. In Kootwijkerbroek is het zo dat de mannen zestig tot tachtig uur per week werken en de vrouwen de public relations doen. Dat is bij ons ook zo. Het vak van de huisarts lijkt wel wat op dat van een boer. Beiden zijn met levende wezens bezig. Een huisarts heeft op een vaste tijd spreekuur, een boer heeft vaste melk- en voertijden. Als ik klaar ben met het spreekuur, ga ik eropuit. Dat geldt voor een boer ook. Ik heb heel veel dienst, boeren ook.”

Kroon onderschrijft de geldelijke claims die de Landelijke Huisartsenvereniging bij de overheid neerlegt. „We krijgen te maken met een huisartsentekort. Zo'n 55 procent van de huisartsen is tussen de 45 en 55 jaar oud. Een groot deel van hen stopt dus binnen tien jaar. Dat gat kan nooit worden opgevuld vanuit de opleiding. Bovendien heeft elke oudere huisarts een grote praktijk en werkt hij zestig uur per week. Het zijn vooral vrouwen die de opleiding voor huisarts volgen. Zij willen het werk combineren met hun gezin, bijvoorbeeld door 30 uur te werken in drie of vier dagen en in een kleine praktijk. Dat betekent dat voor iedere huisarts die stopt er twee of drie nieuwe nodig zijn.”

Daarbij komt dat veel studenten geneeskunde met de huisartsenopleiding geen huisarts worden. „Ik kan me dat goed voorstellen. Ze moeten een duur huis en een dure praktijk kopen. Er is meer geld nodig om het huisartsenberoep financieel aantrekkelijker te maken. Daardoor wordt misschien voorkomen dat de oudere artsen opbranden, zodat die nog even kunnen doorgaan.”

Het tekort was te voorzien geweest, constateert Kroon. „Maar mevrouw Borst is zo druk bezig geweest om euthanasie en andere discutabele medisch-ethische zaken erdoorheen te krijgen, dat ze zich nauwelijks heeft beziggehouden met de inhoud van de zorg.”

Kroon ziet de traditionele huisarts op termijn verdwijnen. „Er komt een dienstenstructuur met gezondheidscentra. De huisarts wordt een eerstelijnsarts die de mensen niet meer kent, niet meer weet of de kraamvaders koffie kunnen zetten.”

Wanneer stopt u met werken?

„Dat weet ik nog niet. Ik zou best over tien jaar een dag minder willen gaan werken. Maar ik denk dat er dan zo'n groot huisartsentekort is dat ik helemaal niet meer kan stoppen. Ik weet niet of ik het volhou. Alle zintuigen moeten scherp blijven.

Een mens moet voldoende tijd en rust nemen om zichzelf te zijn. Vervolgens moet hij kijken hoeveel tijd het gezin en de dagelijkse beslommeringen vragen. Pas in de derde plaats mag hij naar de ontwikkeling van z'n talenten kijken. Die mag niet ten koste van het gezin of van het geloof gaan.”

Ziet u uw beroep als roeping en hoe verhoudt de zelfverloochening daarin zich met de zelfontplooiing?

„Ik geloof voor het artsenberoep niet zo in roeping. Ik geloof wel in leiding. Ik denk dat ik door God ben geleid om in Kootwijkerbroek huisarts te worden. Maar ik weet niet of over vijf jaar die leiding een andere kant opgaat. God leidt het leven langs allerlei kronkelpaden. Soms gaat het leven anders dan je denkt.

Roeping is star: iemand roept je en je moet zelf maar zien dat je er komt. Leiding is dynamisch: er is Iemand die m'n hand vasthoudt en met me meeloopt. Dat is veel mooier. Dan kun je ook in afhankelijkheid vragen: Hoe moet het vandaag? Ik geloof niet dat het de bedoeling is dat je door je beroep eronderdoor gaat.

Jezus geeft Zelf het voorbeeld. Hij stuurt zijn discipelen eropuit. Als ze terugkomen, is er een grote schare. Hij zegt tegen de discipelen: Rust een weinig. Dan vertrekt Hij met hen in de boot. Terwijl de hele schare op Hem wacht. In een ander geval stuurt hij de schare weg als die met haar zieken komt. Maar Jezus geneest niet elke zieke. Hij stuurt ze weg en zoekt Zelf rust door te bidden. De volgende dag komt de zieke door het dak. Dan staat er: „En de kracht des Heeren was er om te genezen.” Jezus had weer kracht geput uit de rust van het gebed.”

„De Bijbel staat vol met ”rust”. In Genesis staat dat God wandelde in de hof. Dat staat in contrast met de onrust die er bij de mens is. In het boek Openbaring valt de rust in de hemel op. God loopt niet heen en weer, Hij zít op zijn troon, terwijl de anderen stáán. Wij zijn maar bezig, bezig, bezig. Dat staat haaks op wat God van ons vraagt. Hij wil ons rust geven. Dat kan door Zijn leiding te accepteren.

Ik heb meegemaakt dat ik bij een patiënt met geloofsproblemen kwam. Daar zat ik dan een uur te praten. Toen dacht ik: Hoe moet ik de rest van de visites ooit weer af krijgen? Toen bleek dat de volgende visites allemaal binnen tien minuten afgerond waren en ik op de normale tijd klaar was. Dat is leiding. God overvraagt ons niet. Als wij onszelf nalopen, hebben we meer kans om overspannen te raken. Als we oververmoeid zijn, moeten we ons afvragen of dat het gevolg is van Gods wil of van onze eigen wil.”

Kroon probeert deze theorie in praktijk te brengen. Hij was twee jaar ouderling van de hervormde gemeente Kootwijkerbroek. Dat stootte hij na twee jaar af omdat het te druk werd. Wel bleef hij voorzitter van de evangelisatiecommissie. Na acht jaar bouwt hij het bestuurslidmaatschap van het Lindeboom Instituut af. „Het wordt allemaal een beetje te veel.”

Bevorderen de media de onrust niet enorm?

„Af en toe heb je de media nodig om op de hoogte te blijven, zoals nu in deze mkz-tijd. Maar in de week van voorbereiding op het heilig avondmaal heeft ons gezin een televisieloze week. Dat is heerlijk rustig.

Maar het geloof raakt best wel eens in de knel. Gelukkig hebben we de zondag, de kerkdiensten. Mijn vrouw en ik hebben ook de gewoonte hier elke dinsdagmiddag met mijn assistente een bidstond te houden. Dan bidden we voor de patiënten, voor degenen die ernstig ziek zijn. Helaas hebben we er door drukte niet altijd tijd voor.

Eigenlijk ben ik tegenwoordig te druk. Zeker in deze tijd van mkz-crisis heb ik het gevoel dat ik wat overspannen ben. Ik word zo boos van al die verhalen die ik van de dorpelingen hoor. 's Avonds denk ik erover, waardoor ik niet voor twee uur slaap. Misschien ben ik wel te betrokken. Maar dat is het hele dorp. De verontwaardiging neemt wel af doordat er meer aanvaarding komt. Dat geeft rust.”

Wat betekent het geloof voor u?

„Ik ben van mezelf niet zo dapper. Ik ben blij dat er leiding is, anders zou ik geen arts kunnen zijn. Zonder geloof zou ik niet de verantwoordelijkheid durven te nemen die er van een arts wordt verlangd. God heeft me huisarts gemaakt, Hij zal verder ook wel voor me zorgen. Ik hoef alleen m'n best maar te doen. Dat maakt het makkelijker. Ik ben gestuurd.”