Ridder in de Orde van Oranje–Nassau, met de zwaarden:
kol. E.G.M. Otterloo, dienstvak aan– en afvoertroepen, 's–Gravenzande; maj. J.A.P. van den Beemt, Kon.luchtm., Breda; lt.–kol. J.M.W. van de Garde, Kon. luchtm., Breda; eerste–luit. B. van der Graaff, Kon. luchtm., Rotterdam.

Ridder in de Orde van Oranje–Nassau:
F. Hoefsloot, Woerden.
ir. F.W. de Jong, Empe.

Lid in de Orde van Oranje–Nassau, met de zwaarden:
lt.–kol. W.J.M. de Kruiff, wapen der infanterie, Ermelo; majoor M. van Pelt, wapen der artillerie, Apeldoorn; adj.–onderoff. S.C. Tolsma, wapen der artillerie, Harderwijk; kol. J. Brandenburgh, wapen der genie, Breda; lt.–kol. F.A. Schuering, Kon. luchtm., Zeist; adj.–onderoff. C. Smid, Kon. luchtm., Enschede.

Lid in de Orde van Oranje–Nassau:
P. van der Burg, Driebergen; G.I. Gordinou de Gouberville, Arnhem; K. Merkelbach, Apeldoorn; drs. B.C. Nagtglas, Castricum; J.L. Schlebaum, Soest; P. Pols, Den Helder.