Dossier Oostenrijkse verkiezingen 11 februari 2000

Prof. Rood vindt dat EU strategie van deëscalatie moet volgen

„Isoleren van Oostenrijk
is niet verstandig”

Door drs. A. A. C. de Rooij
Deden veertien EU-landen er verstandig aan maatregelen af te kondigen tegen Oostenrijk? Prof. dr. J. Q. Th. Rood van Instituut Clingendael beantwoordt die vraag met „nee.” „Je dient te bedenken dat als je een lidstaat gaat isoleren, je wellicht in je eigen voet schiet, doordat die opstelling consequenties kan hebben voor de voortgang van de gemeenschappelijke besluitvorming.”

Tussen de partners van de Europese Unie heerst momenteel verdeeldheid over hoe ze de nieuwe regering in Wenen zullen benaderen. Er zijn geen bilaterale contacten op politiek niveau meer, lieten zij gezamenlijk weten, nog voordat de onderhandelingen over de vorming van de gewraakte coalitie van de conservatieve ÖVP en de extreem rechtse FPÖ waren afgerond. Moeten we die harde lijn daadwerkelijk doorzetten of is het misschien beter wat gas terug te nemen? Die vraag ligt thans binnen de EU voluit op tafel.

Portugal besloot als huidige voorzitter Oostenrijk in ieder geval wel uit te nodigen voor de informele vergadering die de ministers van Sociale Zaken 11 februari hielden in Lissabon. De Franse bewindsvrouw negeerde haar collega uit het alpenland en verliet de zaal toen zij het woord voerde; dezelfde tactiek die Tweede-Kamerleden ooit toepasten als Janmaat van de CD een bijdrage leverde aan een debat. België is er eveneens voorstander van openlijk afstand te nemen.

Nederland daarentegen kiest voor een meer gematigde koers. Minister De Vries schudde mevrouw Sickl, die behoort tot de partij van Jörg Haider, gewoon de hand. „Onbeschoftheid heeft nog nooit iets opgelost”, meent hij.

Overhaast
„Ik heb de indruk dat er tot dusverre geen duidelijkheid bestaat over de te volgen strategie”, constateert ook Rood. Hij is hoofd van de afdeling onderzoek van Clingendael, de in Den Haag gevestigde Nederlandse 'denktank' voor onderwerpen in de sfeer van de internationale betrekkingen. De verwarring verbaast hem niet. „Kijk, als ik hoor dat zelfs de diplomaten in Brussel, die toch het dichtst bij het vuur zitten, verrast waren door de daadkrachtige stappen vanuit de veertien hoofdsteden, dwingt dat tot de conclusie dat er vooraf geen zorgvuldige consultaties zijn geweest.”

„Het besluit van zo'n tien dagen geleden kwam tot stand tussen de staatshoofden en regeringsleiders. Om welke redenen zij het nodig vonden zo overhaast te reageren, daar valt alleen naar te gissen. Maar dat het wat te snel is gegaan en dat onvoldoende de eventuele gevolgen voor de langere termijn zijn afgewogen, die stelling durf ik zonder aarzelen aan.”

„Het hangt er nu vooral van af welk vervolg zij geven aan hun sanctiebeleid. Zullen zij de daad bij het woord voegen, zijn zij bereid het spel echt hard te spelen? Of zoeken ze naar een omgangsrelatie met Oostenrijk waarbij ze aan de ene kant steeds weer benadrukken dat ze niet gelukkig zijn met de situatie daar en dat ze de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten houden, maar waarbij ze aan de andere kant het contact niet mijden?”

„Als ze belangrijke vormen van overleg achterwege laten, dan raakt Oostenrijk natuurlijk geïsoleerd binnen de EU. Dat doet pijn, dat is zonneklaar. Dat zal ook een negatieve uitstraling hebben naar buiten, naar de internationale positie van dat land in het algemeen.”

„Maar tegelijk lijkt het onwaarschijnlijk dat de regering in Wenen onder die omstandigheden nog loyaal zal meewerken aan allerlei besluiten. En dan herinner ik eraan dat er enkele grote projecten wachten: de uitbreiding en de intergouvernementele conferentie over institutionele hervormingen. Op die terreinen is unanimiteit vereist en dus dreigt dan het gevaar dat Oostenrijk de Unie in gijzeling houdt en niet omgekeerd. Ik ben bang dat van een aanpak die resulteert in een isolement, niemand veel wijzer wordt.”

Bezorgdheid
Rood voelt zich, zo beaamt hij, beter thuis bij de benadering van de Europese Commissie dan bij die van de lidstaten. Prodi en zijn college maakten wel gewag van hun bezorgdheid, maar zij deelden tevens mee dat zij een gewone werkrelatie handhaven ten aanzien van het kabinet van kanselier Schüssel. „Een heel verstandige reactie”, vindt Rood.

„Natuurlijk geeft de gang van zaken aanleiding tot ongerustheid. Het is zonder meer gerechtvaardigd dat de Europese Unie dat uitspreekt. Zeker ook tegen de achtergrond van de naderende uitbreiding. Als we kijken naar de landen die straks toetreden, moeten we vrezen dat ook daar rechtsradicale politieke krachten aanwezig zijn. Evenmin mag je uitsluiten dat de oude communisten er ooit weer eens aan de macht komen en dat die opvattingen vertolken die niet stroken met de waarden die de EU hanteert.”

„Dus dien je ook met het oog op de toekomst scherp te reageren als een huidige lidstaat een regering krijgt met deelname van een extremistische partij, in die zin dat je zonder reserves aangeeft dat je dat een slechte ontwikkeling vindt. Vervolgens acht ik het echter tamelijk prematuur als je Oostenrijk meteen zou isoleren. Dan schep je een precedent en dan zul je een volgende keer precies eender moeten handelen.”

Daden
Maar kun je als je een regering als zodanig afkeurt, toch met de vertegenwoordigers ervan aan tafel zitten en met hen gewoon zakendoen? Rood: „Ik ben geneigd te zeggen dat zolang zij instemmen met de beginselen die als grondslag fungeren van de EU, over democratie, mensenrechten, rechtsstaat, minderheden, et cetera, en zolang zij zich ordentelijk gedragen, we dat inderdaad niet moeten schuwen. Laat maar blijken dat je grote zorgen hebt over de coalitie waarvan zij deel uitmaken, maar als zij geen regels uitvaardigen die bijvoorbeeld buitenlanders discrimineren of die vallen onder de noemer antisemitisch, zie ik geen belemmering om de gebruikelijke werkzaamheden voort te zetten.”

De betrokken regering beoordelen op haar daden, luidt de opvatting van Rood. Het Verdrag van Amsterdam bepaalt dat bij „ernstige en voortdurende” schending van de EU-principes haar het stemrecht kan worden ontnomen. Het voorziet niet in de mogelijkheid van de uiterste stap: het royement van een lidstaat. Rood: „Doel van de Unie is naties bij elkaar te brengen en samenwerking te bevorderen. Ik begrijp dat vanuit die filosofie de optie van eruit gooien buiten beeld blijft, dat men heeft gedacht dat van het middel van schorsing voldoende afschrikkende werking zal uitgaan.”

Soevereiniteit
Een ander aspect betreft de nationale soevereiniteit van de lidstaten. De vraag rijst of het de partners past zich te mengen in de vorming van een coalitie elders, als dat laatste geschiedt volgens volstrekt democratische spelregels. Rood merkt daarover op: „De suggestie van een duidelijk onderscheid tussen binnenlandse en buitenlandse kwesties lijkt me binnen de EU van vandaag de dag wat achterhaald. Dan praat je toch op z'n minst over iets wat vloeiend is. De Europese integratie heeft zich diep vervlochten in de participerende landen en raakt nu eenmaal hun soevereiniteit. Daarom onderschrijf ik niet de stellingname die je hier en daar hoort dat het een puur interne aangelegenheid betreft waarmee we ons niet mogen bemoeien. Het ligt mijns inziens wat genuanceerder.”

„Het eenwordingsproces berust op een aantal beginselen. Daaraan zijn de EU-leden gebonden. Als er dan een groepering aantreedt, zij het langs democratische weg, waarvan de standpunten op gespannen voet staan met die beginselen, vind ik het volkomen terecht dat daarover bezorgdheid wordt geuit. Maar nogmaals: verdere maatregelen treft je in mijn visie pas als zij in de praktijk ook daadwerkelijk een beleid voert dat veroordeling verdient.”

Nadelige gevolgen
Concluderend: betekent een geharnast optreden van de veertien lidstaten een versterking van de EU, omdat het aantoont dat zij uiterst waakzaam is tegen een aantasting van fundamentele waarden, of valt het eerder aan te duiden als juist een bedreiging voor de Unie? „Als Oostenrijk zich netjes gedraagt en de overige landen hun afkeer van de regering daar niet op de spits drijven, zal er geen sprake zijn van schade”, aldus Rood.

„Echter, als het de andere kant opgaat, zullen we in tweeërlei opzicht nadelen daarvan ervaren. Dan loop je het risico van een radicalisering in Oostenrijk zelf, met groeiend verzet tegen bijvoorbeeld de uitbreiding en met nog meer stemmen voor Haider, en bovendien zal dan de besluitvorming binnen de EU stagneren. Maar ik heb het gevoel dat wordt geprobeerd de zaak te deëscaleren en dat lijkt me ook veruit de beste weg.”