Buitenland 5 augustus 1999

Etnisch geweld Albanezen houdt aan

VN verontrust over
Serviërs in Kosovo

Van onze buitenlandredactie
PRISTINA – De UNHCR, de VN-vluchtelingenorganisatie, heeft gisteren haar bezorgdheid uitgesproken over het lot van de Servische bevolking in Kosovo. Volgens woordvoerder Redmond van de organisatie in Pristina krijgen de Serviërs in de provincie het steeds moeilijker. Ze ontvluchten op steeds grotere schaal hun woonplaatsen.

Het geweld van etnische Albanezen tegen Serviërs in Kosovo houdt aan, zo blijkt. Het onafhankelijke Joegoslavische persbureau Beta meldde gisteren dat een 39-jarige Serviër was vermoord in Vitina, 60 kilometer ten zuidoosten van Pristina. Volgens bronnen bij de Servisch-Orthodoxe Kerk werd de man door drie etnische Albanezen aangevallen terwijl hij in bed lag. Zijn moeder werd in elkaar geslagen. Dit is dan nog maar één incident in de reeks van vele.

Nauwelijks huis uit
De Serviërs die nog in Pristina wonen komen nauwelijks hun huis uit, en als ze het doen proberen ze geen Servisch te spreken, zo meldden Joegoslavische media. Van de meeste Servische woningen zijn de telefoonlijnen en de elektriciteitsleidingen doorgesneden om de bewoners tot vertrekken te bewegen. In Kosovska Mitrovica zouden Serviërs hun doden in de achtertuin begraven, omdat ze niet meer naar de openbare begraafplaats durven. Volgens Human Rights Watch hebben 160.000 van de 200.000 Kosovaarse Serviërs Kosovo verlaten.

Onderprocureur Graham Blewitt van het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag zei gisteren dat het tribunaal „zeer alert is op de mogelijkheid dat het UCK een etnische zuiveringscampagne uitvoert tegen de Serviërs onder het mom van wraakaanvallen.” Zo'n systematische zuivering zou onder de jurisdictie van het Joegoslavië-tribunaal vallen, aldus Blewitt. Blewitt reageerde met zijn uitspraken op het rapport dat Human Rights Watch dinsdag publiceerde. Daarin wordt gesteld dat het geweld tegen Serviërs en zigeuners in Kosovo lijkt op een systematische zuiveringscampagne. Het UCK ontkent iedere betrokkenheid bij de wreedheden tegen Serviërs.

Massagraven
Onderzoekers van het oorlogstribunaal in Den Haag hebben gisteren 72 pas ontdekte graven getoond bij Kosovska Mitrovica in het noorden van Kosovo. Volgens de onderzoekers bevatten de graven de lichamen van tientallen etnische Albanezen, van wie sommigen zijn gemarteld. Tussen de veertig en vijftig lichamen zijn de afgelopen tien dagen onderzocht. De lichamen zijn waarschijnlijk tussen april en juni naar de begraafplaats in Kosovska Mitrovica getransporteerd.

Het hoofd van de VN-missie in Kosovo, Bernard Kouchner, bezocht de graven en noemde de vondst „ongelooflijk.” Het was de eerste keer dat hij met een massamoord werd geconfronteerd. Hij zei dat de graven hem hielpen begrijpen dat er nog zo veel vijandschap bestaat in de provincie.

Kouchner herhaalde ook dat de bescherming van de Serviërs in Kosovo de plicht is van de internationale gemeenschap. „We moeten beter ons best doen om hen te beschermen”, zei hij. „De hele wereld denkt dat de oorlog in Kosovo voorbij is, maar dat is niet waar. De gezinnen lijden, het nieuwe bestuur is nog niet opgebouwd. Zoiets duurt altijd lang, maar we boeken vooruitgang.”