Voorpagina 26 juli 1999

Veertien Serviërs gedood

KFOR onder
zware druk na
moordpartij

Van onze buitenlandredactie
PRISTINA/BELGRADO – De NAVO-vredesmacht KFOR in Kosovo staat onder zware druk van Joegoslavië om de daders te vinden van een slachtpartij onder Serviërs, vrijdag. Veertien boeren werden vermoord aangetroffen bij het dorp Gracko. Het was het bloedigste incident sinds de komst van KFOR.

De Joegoslavische president Milosevic eiste zaterdag dat het Joegoslavische leger en de Servische politie terug mogen naar Kosovo om op de veiligheid van de bevolking toe te zien. Ook vroeg Belgrado om een spoedzitting van de VN-Veiligheidsraad over de kwestie. Volgens het staatspersbureau Tanjug wil Joegoslavië dat de raad „concrete en energieke maatregelen” neemt om de niet-Albanezen in Kosovo te beschermen. Anarchie bedreigt de provincie, aldus Tanjug.

Het persbureau becijferde gisteren dat sinds de komst van de internationale vredestroepen in Kosovo 45 Serviërs zijn gedood. Een veel groter aantal is gewond geraakt. Het persbureau publiceerde een lange lijst van gewelddadige acties tegen Serviërs. Er werden gevallen van brandstichting, verkrachting, mishandeling, intimidatie en moord genoemd.

Rusland stelde in een reactie de NAVO medeverantwoordelijk voor de escalatie. Het bondgenootschap koketteert met Albanese extremisten en separatisten, zei minister van Buitenlandse Zaken Ivanov.

Maatregelen
De internationale autoriteiten in Kosovo beloofden maatregelen te nemen. KFOR zegt de daders te zullen vervolgen tot zij voor het gerecht zijn gebracht. Een grootscheeps onderzoek is in volle gang. Het hoofd van de VN-missie in Kosovo, de Fransman Kouchner, zei gisteren met verdubbelde kracht te zullen werken aan een veilig Kosovo. De slachting noemde hij onmenselijk en zinloos.

Het Joegoslavië-tribunaal stelt een onderzoek in naar de moorden. Hoofdaanklaagster Arbour wil „degenen die de geweldspiraal willen bestendigen” hiermee afschrikken. De leider van het Kosova Bevrijdingsleger UCK, Thaci, ontkende betrokkenheid van zijn organisatie bij de moorden. Het UCK beloofde hulp bij de zoektocht naar de daders. Thaci riep de Serviërs ertoe op in Kosovo te blijven en „niet bang te zijn voor de Albanezen.” Hij zei „met volle verantwoordelijkheid” te kunnen zeggen dat de moorden niet door het UCK zijn gepleegd. Het is echter niet uit te sluiten, zei hij, dat de schuldigen afvallige leden zijn geweest die opereren onder de dekmantel van het UCK. Dergelijke mensen doen de etnisch Albanese zaak alleen maar schade, aldus de UCK-voorman.

Escorte
De veertien vermoorde boeren waren vrijdag naar hun velden bij Gracko in Midden-Kosovo gegaan om de oogst binnen te halen. Een Britse patrouille hoorde vrijdagavond schoten en alarmeerde een interventie-eenheid. Deze kwam echter te laat. De boeren hadden een KFOR-escorte gevraagd om te kunnen oogsten, maar afgesproken was dat die zaterdag zou komen, zei KFOR-commandant Jackson.

De meeste terreurdaden in Kosovo worden nu gepleegd door etnische Albanezen, die het hebben voorzien op Servische Kosovaren en andere minderheden, zoals Roma (zigeuners). Veel Roma vluchten naar kampen in Macedonië, die tijdens de Kosovo-oorlog werden ingericht om Albanezen op te vangen.

Gevreesd moet worden dat de moordpartij een nieuwe exodus van Serviërs uit Kosovo op gang zal brengen. Sinds de komst van KFOR zijn naar schatting 100.000 Serviërs gevlucht; het aantal achtergeblevenen bedraagt minder dan 50.000.

Zie ook:

Tienduizenden Serviërs betogen tegen Milosevic

Nederlandse gemeenten helpen bij opbouw Kosovo