Buitenland 2 juli 1999

Djukanovic wil relatie herdefiniëren

„Milosevic stuurt extra
troepen naar Montenegro”

Van onze buitenlandredactie
WASHINGTON – De Joegoslavische president, Slobodan Milosevic, heeft troepenversterkingen naar de deelrepubliek Montenegro gestuurd. Dit zei NAVO-opperbevelhebber Wesley Clark vandaag tegenover journalisten in het Pentagon, het Amerikaanse ministerie van Defensie.

De president van Montenegro, Milo Djukanovic, is een tegenstander van Milosevic en op de hand van het Westen. Al weken wordt gevreesd dat Belgrado in Montenegro zou kunnen ingrijpen. „Montenegro blijft een zeer gevoelig gebied”, aldus Clark.

Djukanovic zei woensdag dat meer dan 50 procent van de bevolking van Montenegro de relatie met Servië wil herdefiniëren. „We hebben ons nooit bij Joegoslavië aangesloten om door een andere federale staat gefolterd te worden”, zei de president. In Montenegro is volgens Djukanovic geen welvaart te bereiken omdat de federale Joegoslavische autoriteiten dat beletten. De prowesterse regering van Montenegro ligt al lange tijd overhoop met de leiders van Servië. Montenegro en Servië vormen samen Joegoslavië.

„Het federale bestuur moet ontbonden worden. We moeten overeenstemming met Servië bereiken over gezamenlijke ministeries als Defensie, Buitenlandse Zaken en Financiën, hoewel Montenegro het niet erg zou vinden om een deel van Financiën zelf te doen”, verklaarde Djukanovic. „We hebben geen federale staat meer. Het parlement en de regering bestaan niet. Alleen Milosevic regeert nog over Montenegro voorzover wij dat toelaten.”

De president zei ook dat geen van de twee republieken de staat van oorlog mag uitroepen of troepen inzetten zonder toestemming van de ander. Iedere republiek zou het bevel moeten hebben over troepen op zijn eigen grondgebied en de federale staat zou de verantwoordelijkheid moeten dragen voor algemene defensiekwesties.

Montenegro zal medewerking verlenen aan het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag, aldus Djukanovic. „We zullen alle aangeklaagden overdragen die in Montenegro worden opgepakt. Milosevic heeft het akkoord van Dayton ondertekend, dat voorzag in samenwerking met het tribunaal”, zei hij.

Russische kritiek
Milosevic is intussen op zoek naar nieuwe bondgenoten tegen de groeiende oppositie. Het staatshoofd gaat zijn regering omvormen en wil dat alle in het parlement vertegenwoordigde partijen in een nieuw kabinet zitting nemen. Daarmee wordt „de eenheid van het volk versterkt”, zo deelde een woordvoerder van Milosevic' Socialistische Partij van Servië (SPS) gisteren mee.

Volgens de Belgradose krant Vecernje Novosti zoekt Milosevic vooral steun bij de ultranationalistische partij SRS van vice-premier Seselj. Seselj bood onlangs zijn ontslag aan uit protest tegen de aanwezigheid van de internationale vredesmacht KFOR in Kosovo. Maar Milosevic weigerde dat te aanvaarden. Ook zouden politici van de Socialistische Volkspartij van Montenegro, een belangrijke steunpilaar van het belaagde staatshoofd, op het pluche zitting nemen.

Ondertussen groeit de kritiek op Milosevic. Voor de tweede keer in korte tijd lag hij onder vuur van Rusland, zijn belangrijkste bondgenoot tijdens de NAVO-acties. De Russische premier, Stepasjin, noemde Milosevic „medeschuldig aan de gebeurtenissen in Joegoslavië.” Tegelijk verwierp de regeringsleider echter de westerse eis dat Milosevic eerst moet vertrekken voor Joegoslavië hulp kan krijgen. Woensdag bekritiseerde de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Ivanov, indirect de moord op en verdrijving van de Kosovo-Albanezen tijdens de NAVO-luchtacties.

Voor het eerst sinds het einde van de NAVO-luchtacties drie weken geleden werd er weer betoogd in Belgrado, ditmaal tégen Milosevic. Honderden bejaarden eisten uitbetaling van hun maandenlang niet uitgekeerde pensioenen. Ook riepen zij: „Ontwaak Servië! Weg met Slobo!”

Gisteren begon de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR met de georganiseerde repatriëring naar Kosovo van vluchtelingen uit Albanië. Ongeveer 1600 etnische Albanezen werden in een KFOR-escorte naar de provincie teruggebracht. De UNHCR schat dat zich nog 170.000 Kosovo-Albanezen in Albanië bevinden, voor het merendeel bejaarden en mensen zonder geld of transportmiddelen.

Volgens KFOR wordt de situatie in Kosovo, waar etnische Albanezen massaal huizen en bezittingen van gevluchte Serviërs plunderden, iets rustiger. Toch werd in Lipljan, ten zuiden van de provinciehoofdstad Pristina, een bejaard Servisch paar aangevallen. Ook arresteerden KFOR-militairen vijf leden van het Kosova Bevrijdingsleger (UCK) die jerrycans met benzine bij zich droegen. Zij hebben zich mogelijk schuldig gemaakt aan brandstichting.