C. S. LEWIS, 1898-19989 november 1998

Secretaris Hooper: Lewis plaatste de mens in de beklaagdenbank

De wijsheid toegankelijk gemaakt

Door dr. B. J. Spruyt
Wie zich in leven en werk van C. S. Lewis verdiept, krijgt vroeg of laat met Walter Hooper te maken. Hooper (1931) was Lewis' particulier secretaris tijdens de laatste zomer van diens leven. Na Lewis' overlijden in november 1963 trad hij in dienst van de erven Lewis en nam hij de uitgave en heruitgave van Lewis' werken ter hand. Tientallen boeken heeft hij inmiddels uitgegeven. Hij schreef bovendien, samen met Roger Lancelyn Green, een biografie over Lewis, nam het initiatief tot de C. S. Lewis-collectie in de Bodleian Library van de universiteit van Oxford en publiceerde onlangs een vuistdik handboek waarin vrijwel alles over Lewis is terug te vinden. „Er is in mijn leven niemand geweest van wie ik zoveel heb gehouden als van Lewis”. Hooper woont in Oxford, samen met Urban VIII, „de meest charmante kat ter wereld”.

Walter Hooper leerde het werk van C. S. Lewis kennen toen hij Engelse taal- en letterkunde studeerde aan de universiteit van North Carolina in Chapel Hill. „Ik las daar de nieuwe vertaling van de nieuwtestamentische brieven door J. B. Philips. Dit boek, “Letters to Young Churches”, bevat een inleiding van Lewis, waarin hij alle mogelijke bezwaren tegen moderne bijbelvertalingen weerspreekt. Door de glasheldere en pakkende stijl was ik van dit stuk diep onder de indruk”, vertelt Hooper. „Ik wilde dan ook zo veel mogelijk gaan lezen van die auteur die mij tot dan volledig onbekend was geweest”.

Hooper werd in die tijd opgeroepen voor het leger in verband met de oorlog in Korea (1953). In zijn plunjebaal zat Lewis' boek over “Wonderen”. In het kamp waar Hooper zijn basisopleiding volgde (hij werd overigens niet naar Korea gezonden, verliet zelfs de staat North Carolina niet), liet hij zich andere titels toesturen: Lewis' geschiedenis van de Engelse literatuur in de zestiende eeuw, zijn studie over de Arthur-gedichten van Charles Williams, de “Brieven uit de hel” en het kinderboek “Het betoverde land achter de kleerkast”. „Al die boeken lieten verschillende kanten van Lewis zien. Maar vanaf het begin was mij duidelijk dat één en dezelfde persoon ze had geschreven. Aan alle boeken lag eenzelfde verbeeldingskracht ten grondslag”.

In november 1954 schreef Hooper zijn eerste brief aan Lewis. Tot zijn „vreugde en verbazing” kreeg hij direct een brief terug. „Het was een spannende tijd, want er verschenen toen geregeld nieuwe boeken van Lewis”. De predikant van de kazerne waar Hooper lag, was de beroemde fundamentalist Bob Jones jr. „Dat Lewis graag bier dronk en veel rookte, was bekend en voor een man als Jones waren dat eigenschappen die onverenigbaar waren met de liefde tot God. Maar toen ik hem eens ontmoette, zei hij: Maar toch geloof ik dat Lewis een christen is”.

Badkamer
Na zijn militaire opleiding was Hooper als docent Engels verbonden aan de universiteit van Kentucky in Lexington. Hij vatte het plan op een dissertatie over Lewis te schrijven. Toen hij dat voornemen aan Lewis in een brief onthulde, nodigde hij hem uit eens in Oxford langs te komen. Hooper ging maar al te graag. Op maandag 13 juni 1963 zou hij in diens huis in de Oxfordse buitenwijk Headington zijn grote held voor het eerst ontmoeten. Omdat Hooper bang was dat hij het huis niet zou kunnen vinden, besloot hij het de vrijdag ervoor al te gaan zoeken. Hij kon het inderdaad niet vinden en vroeg de weg aan een voorbijganger. Die verwees hem naar Lewis' huishoudster Molly Miller, die in de buurt woonde. Zij bracht hem naar Lewis' woning en moedigde hem aan om aan te bellen, nu hij toch al in de buurt was.

Lewis was die dag thuis. Hooper zag in ieder geval een man met zijn rug naar het raam zitten. „Achteraf begreep ik dat hij eerder die dag van zijn laatste college in Cambridge naar huis was teruggekeerd”.

„Ik belde nog aan ook en dacht meteen: Wat stom! Het is vast een grote fout van een boerenjongen uit het zuiden van de Verenigde Staten zo maar onaangekondigd bij een beroemd hoogleraar uit Oxford aan te bellen. Ik had er heel wat voor overgehad als de grond zich onder mij geopend had”.

Lewis deed open en ontving Hooper allerhartelijkst. Hij zette grote potten thee en ze voerden een geanimeerd gesprek. „Hij had een warme stem en sprak met een voor mij merkwaardig Engels accent”. Het ijs brak definitief toen Hooper door al die thee naar de wc moest. Als Amerikaan vroeg hij Lewis niet of hij van de „lavatory”, maar van de „bathroom” gebruik mocht maken. „Maar natuurlijk”, zei Lewis en hij bracht hem naar de badkamer (zonder wc), haalde badhanddoeken en vroeg Hooper of hij zo genoeg had voor zijn bad. Hooper werd wanhopig en zei ten slotte maar gewoon dat hij naar de wc moest. Lewis barstte in lachen uit en bulderde: „Dat zal je die Amerikaanse eufemismen afleren!”

Doornen
Na het drie uur durende gesprek bracht Lewis Hooper naar de bushalte. Omdat de bus nog wel even op zich zou laten wachten, gingen ze samen een pub binnen voor een glas bier. „De gesprekken waren fantastisch. Zoiets had ik nog nooit in mijn leven meegemaakt. Ik hield direct van hem. Ik heb nooit in mijn leven zoveel van iemand gehouden als van Lewis.

Maar in die pub kwam ik er ook achter dat er doornen in het leven van Lewis waren. Toen hij het bier betaalde, vroeg de vrouw achter de bar of hij meteen ook de fles whiskey wilde betalen die zijn broer Warnie de avond daarvoor ter plaatse had opgedronken. Die broer woonde bij Lewis in. Ze waren zeer aan elkaar gehecht, maar Warnie was een onverbeterlijke alcoholist. Die vrouw bracht Lewis enorm in verlegenheid door deze openstaande rekening in mijn bijzijn ter sprake te brengen. „Had u geen later moment kunnen afwachten?” fluisterde Lewis”.

In die zomer van 1963 kwam Hooper twee à drie keer per week bij Lewis aan huis. Lewis vroeg hem zijn baan aan de universiteit van Kentucky op te zeggen en zijn particulier secretaris te worden. „Hij was vermoeid en ziek en had duidelijk de hulp nodig van een jonge man die niet te groot was om zich in die rol te schikken”.

Hooper ging bij Lewis inwonen, maar moest in september terug naar de Verenigde Staten om nog één semester les te geven en zijn zaken te regelen. Terwijl Hooper in Kentucky was, overleed Lewis, op 22 november 1963, de dag waarop ook de Amerikaanse president Kennedy door een aanslag om het leven kwam. Toch keerde Hooper naar Oxford terug, daartoe gestimuleerd door verschillende vrienden van Lewis. Warnie Lewis was een te groot vraagteken geworden om hem de zorg voor Lewis' literaire nalatenschap toe te vertrouwen. In paniek had hij het huis verlaten en hij bleek bovendien de tuinman, Fred Paxford, de opdracht te hebben gegeven alle nagelaten papieren te verbranden.

„Die tuinman was daar al drie dagen mee bezig, toen hij cahiers met aantekeningen van Lewis vond. „Denkt u niet dat meneer Hooper die graag zou willen hebben?” vroeg hij Warnie. „Hij mag ze hebben als hij ze vandaag nog komt ophalen”, antwoordde hij. Ik ben er toen direct naartoe gegaan en heb twee koffers vol met nagelaten papieren van de vlammen weten te redden. Er is in die weken na Lewis' dood ongetwijfeld veel verloren gegaan, maar wát zullen we nooit weten”.

Tegen de stroom in
Toen Hooper begon met de uitgave van Lewis' werken, was het „een moeilijke tijd wat het theologisch klimaat betreft. John A. T. Robinson glorieerde met zijn vrijzinnige boek “Honest to God”. Daarna brak de periode aan waarin de God-is-dood-theologie in de mode was. Zouden er nog wel uitgevers geïnteresseerd zijn in de uitgave van de traditionele en orthodoxe geschriften van Lewis? vroeg ik me af. Dat wordt tegen de stroom in zwemmen, zo dacht ik. Lewis zelf was, om andere redenen, ook al niet optimistisch geweest over de verkoop van zijn boeken. Hij wist dat de verkoop van boeken van een bepaald auteur kort na diens overlijden vrij abrupt stopt. En hij was bang dat zijn boeken daarom geen royalty's voor zijn broer Warnie zouden opleveren”.

Die sombere verwachtingen zijn meer dan gelogenstraft. Van Lewis' boeken zijn er volgens voorzichtige schattingen zeker 20 miljoen verkocht. „Maar het kunnen er ook 50 miljoen zijn”. En de boeken zijn in tientallen talen vertaald, tot in het Japans, Chinees, Tsjechisch, Hongaars, Fins en Hawaïaans aan toe. Toen Lewis' uitgever Geoffrey Bles in 1954 overging in handen van Collins (nu HarperCollins), maakte Hooper een goede afspraak. Voor ieder nieuw boek dat Hooper zou aanleveren, zou Collins twee oude titels opnieuw uitgeven. Nadat Hooper (die ook theologie studeerde) van 1965 tot 1967 aan Wadham College en van 1967 tot 1971 aan Jesus College verbonden was geweest, als (anglicaans) “chaplain”, kreeg hij in 1971 een „net salaris” van de erven Lewis uitgekeerd, zodat hij zich sindsdien voltijds met de uitgave van Lewis' boeken heeft kunnen bezighouden. Momenteel is Hooper bezig met een nieuwe uitgave van de brieven van Lewis, die drie delen moet gaan omvatten.

Als Hooper wordt gevraagd een typering van de mens C. S. Lewis te geven, volgt er een uitgebreide maar nooit ongeloofwaardige lofzang op zijn idool. Hij prijst de innerlijke rust en opgewektheid waarmee Lewis, ondanks al zijn zorgen, door het leven ging. Hij memoreert zijn gevatheid en scherpte in discussies. „Hij daagde je altijd uit om eens goed na te denken over de dingen waarover je sprak en waarvan je dacht dat je ze zeker wist of geloofde. Hij gaf het nooit op voordat alles duidelijk was. Ik heb hem nooit horen zeggen: „Nou ja, zoiets moet het ongeveer zijn”. Daarmee nam hij geen genoegen”.

In het leven van Lewis bestond geen scheiding tussen het christelijke en het alledaagse. „Zijn werk was degelijk en diepzinnig, als van een geleerde uit Oxford. Maar tegelijk was zijn stijl zo helder en toegankelijk, dat iedereen hem kon volgen. Hij heeft de wijsheid –de wijsheid van het christelijk geloof– toegankelijk gemaakt. Voor de BBC-radio sprak hij over de opstanding, geen gemakkelijk onderwerp. Maar dankzij die toespraak begrepen burgers van over de hele wereld voor het eerst wat de opstanding eigenlijk inhield. Die combinatie van diepzinnigheid en toegankelijkheid beschouw ik als het hart van zijn werk”.

Profetisch
Dat dat werk zo ongekend populair is geworden, dwars tegen de tijdgeest in, schrijft Hooper vooral toe aan Lewis' profetische blik. „Hij besefte het gevaar dat onze cultuur zou gaan bedreigen. Hij zag dat vooruit en tekende protest aan tegen de geest van hedonisme en relativisme die de Europese samenleving volledig in haar greep zou krijgen”.

Om dat te verduidelijken, verwijst Hooper naar Lewis' eerste optreden voor de radio, meer dan vijftig jaar geleden. Hij mocht zelf weten waarover hij zou spreken en koos voor een toespraak over de 'natuurwet', het stelsel van absolute en objectieve waarden en normen dat aan ons leven voorafgaat en waaraan geen mens zich kan onttrekken. „Vroeger was God de rechter en de mens de beschuldigde. In de moderne cultuur is het precies andersom: God zit in de beklaagdenbank en de mens op de rechterstoel. Christenen ondernemen hooguit pogingen om God vrij te praten. Lewis draaide het om. Hij toonde aan dat de natuurwet over ons allen gaat en ons schuldig stelt. Wij zijn zondaren. Op die diagnose volgde een uiteenzetting van het christelijk geloof, dat de natuurwet vooronderstelt”.

Van het blijvende belang van Lewis' boodschap is Hooper dan ook overtuigd. Om dat belang nog eens te onderstrepen verwijst hij naar het laatste artikel dat Lewis heeft geschreven. Het heeft als titel: “Wij hebben geen recht op geluk”, „en ik zou het alle moderne Amerikanen wel willen laten lezen. Lewis tekent daarin protest aan tegen de cultuur van het hedonisme, waarbij iedereen slechts uit is op de vervulling van zijn eigen genoegens, op (seksueel) genot jaagt en bereid is het geluk van anderen en de verantwoordelijkheid voor anderen vanuit een misplaatst zelfmedelijden op te offeren. Men kiest voor zichzelf en grijpt zijn kansen, omdat men van mening is dat men een moreel recht op genot heeft”.