Het negende uur - fragment p. 19-35 

19 

I.  En dezen zullen heengaan 

Een zwart driedelig pak, een wit overhemd, een stropdas met de kleur van zuurstofrijk bloed en zwarte sokken: de dode lag keurig gekleed op de divan en staarde met melkglazen ogen naar het stucplafond van de theekoepel.  Zijn glimmend zwarte schoenen stonden onder het voeteneind. 
   'Hebt u geprobeerd zijn ogen te sluiten?' vroeg de rechercheur aan de jonge vrouw, die schuw in de deuropening was blijven staan. 
   'Ja.  Maar dat ging niet.' 
   'Wie hebt u het eerst gebeld, de dokter of de politie?' 
   'De dokter.' 
   'Vreemd dat hij er nog niet is.' 
   'Hij was bezig met een bevalling.' 
   Donkerblond haar had de dode en een doodgroen gezicht dat ondanks de openhangende mond hoogmoedig leek.  Misschien werd die suggestie gewekt doordat het hoofd wat achterover op het kussen lag, dat was verborgen onder een gehaakte witte sprei.  Misschien kwam het ook wel door de roofvogelneus, die uitdagend omhoog stak. 
   'Waarom heeft u behalve de dokter ook de politie gebeld?' De vrouw leunde nu tegen de stijl van de buitendeur.  'Omdat ik alles zo vreemd, zo... verdacht vind.' 
   'Wanneer heeft u hem voor het laatst gezien?' 
   'Eergisteravond.' 
   'Waar was dat?' 
   'In een eethuis.  In Amsterdam.' 
   'Schoor hij zich iedere dag?' 
   'Zolang ik hem ken wel, ja.  Waarom vraagt u dat?' 
   De dode zag eruit alsof hij in zijn slaap was gestoord.  De linkerhand lag met kromgetrokken vingers op zijn borst, ter hoogte van het  

20 
hart.  Dat moest al vrij lang hebben stilgestaan, want de hand voelde stram en koud en op de vaalgroene kaken was baardhaar blijven groeien.  Er was niets dat op geweld wees.  De politieman hurkte bij een elektrische wekker naast de divan op de vloer.  Het alarm was afgesteld op vier uur. 
   'Een sfeervolle optrek is dit,' zei hij en ging weer staan. 
   'Hij huurde twee kamers in het huis, maar hier werkte hij altijd.  Hier kon hij oefenen zonder iemand tot last te zijn.' 
   In het lentelicht dat door de ramen van de zeshoekige theekoepel naar binnen viel, stond behalve de divan een piano met daarnaast een muziekstandaard, een hoge tafel vol partituren, boeken en bladen, een ouderwetse keukenkast met een cd-speler plus plaatjes en een secretaire met een omlaaggeslagen klep waarop ook papieren lagen.  De witte wanden, de grenen vloer en de vrolijke zon daarop pasten bij deze zaterdagochtend voor Pasen.  Aan de kant waar de tuindeuren openstonden, nodigden drie versleten clubfauteuils uit om van het uitzicht te genieten. 
   'Heeft u hem goed gekend?' 
   'Ik was zijn beste vriendin.' 
   'Hoe oud was hij?' 
   'Midden dertig.  Ik weet het niet precies.' 
   De rechercheur deed de handen in zijn broekzakken en keek naar buiten.  Daar was een decor van uitbottende struiken, nog bladloze bomen en jong gras met her en der een zwerm krokussen.  Een pad leidde naar een sierlijke brug over de uitloper van een vijver, waarboven een treurwilg met ijlgroen haar in het water hing.  Het werd allemaal overgoten door een weelde aan vogelgefluit.  Hij draaide zich om en keek naar het lijk.  'Stonden de tuindeuren open, toen u hier binnenkwam?' 
   'Ja.  En de andere deur was niet op slot.' 
   'Was hij een musicus?' 
   'Hij zong,' antwoordde de vrouw die nog steeds tegen de deurstijl stond geleund.  'Misschien hebt u van Edward Schneider gehoord.' 
De rechercheur schudde nee en liep naar de tafel.  Naast een beduimelde  

21 
uitgave van Breitkopf & Härtel met Beethovens Sämtliche Lieder lag een partituur die was opengeslagen op de pagin's 144 en 145.  Op de linkerbladzijde zag hij een over veel noten uitgesponnen tekst 'bleibet in Jesu Armen' en vier stemmen die 'Wo?' moesten zingen.  Op bladzijde 145 stond naast een nummer 71 het vet gedrukte woord 'Evangelist'.  Onder de eerste notenbalk had deze de volgende tekst: 'Und von der sechste Stunde an ward eine Finsternis über das ganze Land, bis zu der neunten Stunde.  Und um die neunte Stunde schrie Jesus laut, und sprach -' 
   Boven de tweede balk was 'Jesus' te lezen en 'Adagio' en eronder de tekst: 'Eli, Eli, lama, lama asabthani?' Daarna ging de Evangelist weer verder met 'Das ist: Mein Gott, mein Gott, warum hast du mich verlassen?' 
   Behoedzaam, met de toppen van duim en wijsvinger, sloeg de rechercheur het voorste deel van het boek om.  Op de lichtgroene kaft stond, in een wat donkerder groene omlijsting, als een zwarte rots de naam BACH en daarna Matthäus-Passion, BWV 244, Klavierauszug (Soldan), Edition Peters Nr. 4503. 
   Hij legde het boek weer open.  'Ik neem aan dat hij hier dezer dagen mee bezig was.  Het is er tenslotte de tijd voor.' 
   'Of hij ermee bezig was?  Dat mag je wel zeggen.' De vrouw met het lange zwarte haar had ironie in haar stem gelegd.  'U bent blijkbaar niet zo geïnteresseerd in muziek.' Ze liep nu het vertrek binnen en wees op twee uitgescheurde krantepagina's, die aan het andere eind van de tafel naast een stapel bladen lagen. 
   Hij bekeek ze.  De eerste had afgelopen maandag als datum en bood een lang verhaal onder de kop 'Matteüs onder Agincourt een weldadige verrassing' en een ensemblefoto met het bijschrift 'Hannah Tillyard een nieuwe Arleen Auger, Edward Schneider fabelachtig in Christuspartij'. 
   De tweede pagina was van vrijdag, dat was gisteren, en werd voor bijna de helft ingenomen door een interview en een foto van de man die nu dood op de divan lag.  Van onder zijn zware wenkbrauwen had hij de fotograaf  

22 
wat ironisch aangekeken, met malicieuze vouwtjes aan weerskanten van zijn mond. Zijn halflange haar was met een scheiding in het midden zorgvuldig gecoiffeerd en viel in een golf over zijn linkeroor.  De kop boven het verhaal was 'Edward Schneider: "Christus of Colas de tovenaar, dat maakt niks uit"'.   
   'Mag ik die pagina's meenemen?' 
   'Gaat uw gang.' 
   'Was hij ziek, of ziekelijk?' 
   'Niet dat ik weet.' 
   'Gebruikte hij drugs?' 
   'Dat kan ik me niet voorstellen.' 
   'Heeft u de laatste tijd iets aan hem gemerkt?  Was hij gedeprimeerd, of gespannen?' 
   'Integendeel.  Hij was erg gelukkig met zijn succes afgelopen zondag.  Tot dan toe had hij alleen maar in de provincie gezongen, ook de Passies van Bach.  Zondag zong hij de Matteüs voor het eerst in het Concertgebouw en dat nog wel onder Agincourt.  En hoewel hij de Christusrol voor hem eigenlijk maar wat mager vond, had hij woensdag een eerste gesprek met een platenmaatschappij.  We hadden allemaal het gevoel dat hij eindelijk op het punt stond door te breken.  Dat hebben we donderdagavond met een uitvoerige maaltijd bij de Griek gevierd.' De vrouw beet op haar onderlip.  'En nu is het allemaal afgelopen.' 
   De rechercheur keek haar aan.  'Wat denkt u dat er is gebeurd?' 
   'Ik denk dat hij is vermoord.  Daarom heb ik de politie gebeld.' 
   'Zullen we teruggaan naar het huis?  Dan kunnen we daar verder praten.' 
   'Ik zou dat liever in de tuin doen.' 
   De politieman knikte.  Ze keken samen naar de dode, die leek toegedekt door een bijna zichtbare nacht en hoorbare stilte. 
   'Dag Edward, ik houd van je,' zei de vrouw wat theatraal en draaide zich om. 

Buiten kwamen de tranen.  Zwijgend liep de rechercheur naast de 
huilende vrouw.  Ze droeg een felrood getailleerd mantelpakje 

23 
á la jaren vijftig en zwarte nylons; een paar keer zwikte een hooggehakte schoen over een hobbel in het tuinpad.  Tussen de bomen verschenen de geelgrijze steen en de witte vierkantjes in de ramen van een achttiende-eeuws landhuis.  Er klonk het geluid van een auto die op grind stopte en van een autodeur die werd dichtgeslagen. 
   'Dat zal de dokter zijn,' zei de rechercheur.  'Misschien wilt u zich eerst wat opfrissen voordat we verder praten.' 
   'En ik moet een paar mensen bellen.' 
   Hij wees op een tuinbank.  'Ik zal daar op u wachten.' Hij liep langs het water waarop het kleine slot leek te drijven en ving de bezoeker op, die inderdaad de dokter bleek.  In weinig woorden vertelde hij hem wat er was gebeurd en besloot met: 'Voorlopig is er geen aanleiding ons erg druk te maken, geloof ik.  Bent u zijn huisarts?' 
   'Ja, een jaar of vier.' 
   'Dus zo lang woonde hij hier in 's-Graveland?' 
   'Ik dacht het wel.' 
   'Had hij medische problemen?' 
   'Nee.  Hij is maar een paar keer bij me geweest.  Hij was overdreven bang voor verkoudheden, maar dat is voor een zanger wel te begrijpen.' 
   'Geen last van depressies of zo?' 
   'Hij heeft me wel eens gezegd dat hij bij een psychiater kwam, maar hij is niet door mij doorverwezen.  De achtergronden daarvan ken ik dus niet.  Denkt u aan suicide?' 
   'Dat is altijd een mogelijkheid.  Zijn vriendin, die hem vanochtend heeft gevonden, meent dat hij is vermoord.  Maar daarover moet ik nog verder met haar praten.  Er is op het eerste gezicht niets dat op geweld lijkt.' 
   'Ik ga maar eens kijken.' 
   'U hoeft alleen maar het pad af te lopen.  Hij ligt in de theekoepel.' 
   De rechercheur haalde de opgevouwen krantepagina's uit zijn jaszak en ging op de bank zitten, die achter en opzij was omgeven 

24 
door het roze van bloeiende ribes en het zoemen van hommels.  In de verte luidde een klok twaalf keer.  Hij sloeg de eerste pagina, uit het Volksblad van maandag, open en begon in de behaaglijke zonnewarmte te lezen. 

Matteüs onder Agincourt een weldadige verrassing 

Door onze redacteur Melchior Franssen 
Voor het Concertgebouw was het al bijna een traditie geworden: jaren achtereen werd daar op Palmzondag onder Stanislaus Agincourt afwisselend Bachs Johannes- of Matteüspassie uitgevoerd.  Voor degenen die deze reeks mochten volgen was zij een intrigerend avontuur.  Ze begon met een voor die tijd shockerend 'authentieke' aanpak, die onder meer werd gekarakteriseerd door het strikt doorvoeren van de dubbelkorigheld in de Matteüs, het gebruik van relatief kleine koren en orkesten (wat een doorzichtige klank bevorderde), het introduceren van jongens- in plaats van vrouwensolisten en een aanzienlijk hoger tempo dan voorheen gebruikelijk was. 
   In de loop van de tijd moet deze benadering voor Agincourt te dun en te weinig expressief zijn geweest, want jaar na jaar veranderde hij er iets aan.  Hij werd weer 'traditioneler' en daarmee ook dieper en dramatischer.  Zo maakten de jongensstemmen met hun glasachtige geluid andermaal plaats voor vrouwen, die niet alleen fysiek meer uitdrukkingsmogelijkheden hebben, maar die als volwassenen ook veel beter begrijpen wat ze zingen.  De beste rechtvaardiging voor die beslissing was Arleen Auger, over wie ik destijds schreef dat haar aria 'Aus Liebe' rechtstreeks uit het elysium leek te komen.  Dat iemand die zo hemels kon zingen zo vroegtijdig moest overlijden, is iets dat nog altijd moeilijk valt te aanvaarden. 
   Na een al te lange onderbreking hadden we de Oostenrijkse dirigent met de Matteüs gisteravond weer terug aan de Van Baerlestraat met leden van het Koninklijk Concertgebouworkest, het Nederlands Kamerkoor en het jongenskoor van de 

25 
St. Bavo.  Het resultaat was een weldadige openbaring, want zo heeft deze passiemuziek nog nooit geklonken.  Agincourt blijkt eindelijk de kostbare balans te hebben gevonden waarnaar hij zo lang op zoek is geweest.  Dat is het evenwicht tussen helderheid en expressie, tussen spirituele vervoering en aardse pijn, tussen mystiek en dramatiek.  Hier nam het publiek, net als het koor in een Grieks treurspel, deel aan iets dat je bijna een muzikaal sacrament mocht noemen.  Het voelde zich betrokken bij de zaak van leven en dood en wachtte na afloop dan ook erg lang met het applaus.  Bach moet een dergelijke betrokkenheid hebben nagestreefd, maar die verwacht je niet meer in het zo geseculariseerde Nederland. 
   Dat er iets bijzonders ging gebeuren werd al meteen duidelijk bij het openingskoor 'Kommt, ihr Töchter', dat overwegend klinkt als een logge stoommachine die op gang moet komen, maar dat je hier meteen meedroeg op de dynamische puls die het hele werk doordringt. 

Boven de krantepagina kwam een hommel dansen, die de politieman met een zwaai van zijn arm verjoeg.  Daarna zochten zijn ogen in de vier kolommen naar de naam van de dode. 

Misschien was de bas-bariton Edward Schneider in de Christuspartij nog wel een grotere verrassing dan Hannah Tillyard.  Hij verving de zieke Felix van Mill en het zou me verbazen als Schneider zich niet gaat scharen in de lange rij zangers die door in te vallen 'de grote sprong voorwaarts' hebben gemaakt.  In de lagere regionen klinkt hij als een volwaardige basse noble, maar hij gaat vandaar naadloos over op een klank met baritonkarakter. 
   In de veeleisende Christusrol kon hij laten horen wat hij in huis heeft: een moeiteloze techniek en een steeds diep resonerende toonkleur, die desondanks een fabelachtige reeks nuances mogelijk maakt.  De manier waarop hij het 'Eli, Eli' zong ging door je ziel.  Tijdens de generale repetitie ontstond er 

26 
rond deze passage onenigheid tussen Schneider en de dirigent, maar die was gisteravond kennelijk uit de lucht.  Anders was dit resultaat nooit bereikt. 

Weer kwam een hommel langs en ditmaal verstoorde ze de gedachten van de rechercheur.  Hij stond op en wandelde weer naar de theekoepel, het barokke minipaleisje in oker en grijs dat voorlopig diende als mausoleum voor Edward Schneider.  Hij klopte tegen de openstaande buitendeur en zag de gebogen rug van de arts boven de divan met de gehaakte sprei.  'Ik kom nog even rondkijken,' zei hij. 
   De dokter mompelde wat terug terwijl hij in de open mond van de dode met een spatel bezig was. 
   Het was pagina 145 van de Matteüs-partituur die de rechercheur opnieuw wilde zien.  'Und urn die neunte Stunde schrie Jesus laut, und sprach: Eli, Eli, lama, lama asabthani?' 
   'Kan ik u storen?' vroeg hij de dokter. 
   'Jawel, ik ben bijna klaar.' 
   'Ik lees hier in de tekst van de Matteüspassie over het negende uur waarop Jezus overleed.  Misschien weet u meer over dit soort dingen dan ik.  Hoe laat is het negende uur?' 
   De dokter rechtte zijn rug en draaide zich om.  'Drie uur's middags.  Er wordt van uitgegaan dat Jezus om drie uur 's middags is gestorven.  Wist u dat niet?' 
   'Wanneer denkt u dat de man hier is doodgegaan?' 
   'Dat zou best gistermiddag kunnen zijn geweest.  Vraag me niet om het precieze tijdstip.' 
   'Maar het kan dus zijn dat hij gisteren, op Goede Vrijdag, rond drie uur is overleden?' 
   'Dat is zeer wel mogelijk, ja.  Maar zekerheid kan ik u niet geven.  Overigens heb ik aan de buitenkant niets gevonden dat op, om het zo maar te zeggen, onregelmatigheden wijst.  Mocht u een onderzoek naar eventuele vergiftiging willen, dan moet er sectie worden gedaan.' 
   'Laten we daar nog maar even mee wachten.'  

27 
   'Dan wacht ik ook met de overlijdensakte.  Kan ik hem laten ophalen?' 
   'Dat is goed.' 
   In de tijd dat de dokter zijn spullen pakte, bladerde de rechercheur de papieren in de secretaire door en nam hij uiteindelijk twee mappen onder zijn arm.  Bij de bank met de ribes en de hommels gaf de arts hem zijn kaartje en zei 'misschien tot ziens'.  De politieman ging zitten en begon aan het interview dat de ochtend van Goede Vrijdag in het Volksblad was verschenen.  Ook dit was een verhaal van Melchior Franssen. 

Vorige week alleen nog maar bekend in Heerlen, Tilburg of Hoogeveen, vandaag een naam in heel muziekminnend Nederland: Edward Schneider, de bas die afgelopen Palmzondag zo onverwacht kon uitblinken in de Christuspartij in Bachs Matteüspassie onder Stanislaus Agincourt.  Alle landelijke dagbladen hadden lovende recensies en hij was al twee keer op de buis.  
   'Ja, onverwacht was het inderdaad', zegt hij lachend.  'Pas op donderdag voor de uitvoering werd me gevraagd of ik kon invallen voor Felix van Mill die, hoe zeg je dat mooi, door de griep was geveld.  Aan de ene kant was dat natuurlijk een verrassing, maar aan de andere kant had ik ook een beetje het gevoel van "nounou, het werd tijd ook'.  Ik was er helemaal klaar voor.  Hoe ze precies bij mij terecht zijn gekomen is me nog niet duidelijk.  Dat moet ik nog eens uitzoeken.'  
   Op deze regenachtige ochtend van Witte Donderdag vertelt de zanger dat hij al heel wat Matteüssen in 'de provincie' achter de rug heeft en dat dit niet altijd even gemakkelijk was.  'In Boerestronkeradeel en Tuitjeswoude heb je natuurlijk toch te maken met inferieure orkesten en koren en ook de solisten zijn doorgaans niet je dat.  Meestal knijp je je tenen bij elkaar en dat is niet bevorderlijk voor je motivatie om er zelf dan tóch nog iets van te maken.  Naarmate je dieper het platteland inzakt, wordt de godvrezende bevlogenheid van al die gereforeerde amateurs groter, maar daalt het muzikale peil evenredig.' 

28 
Schneider woont op de buitenplaats Galenburgh -'nou ja, ik huur er kamers hoor' - in 's-Graveland bij Hilversum.  'Ik was heel blij dat ik hier terecht kon.  De wat chique atmosfeer bevalt me wel en in het park heb ik een paviljoentje tot mijn beschikking waar ik ongestoord kan studeren.  Het is een plek waaraan ik inmiddels erg ben gehecht.'  
   Zijn woonvertrek oogt aanzienlijk minder achttiende-eeuws dan het huis.  Op de gevulde boekenkast na lijkt het eerder op een kantoor: een bureau, verder weinig meubels, stalen archiefkasten en wat moderne kunst die van de uitleen lijkt.  Maar nee.  'Dat is werk van mijn broer die al een paar jaar in Italië woont en daar veel succes heeft.'  
   Edward Schneider werd in 1963 geboren in Haarlem als zoon van een notaris.  Het vermelden van details over zijn jeugd vindt hij niet zo nodig: 'Ik heb het liever over muziek.' Hij studeerde zang aan het Haags conservatorium, volgde lessen bij Maarten Westermann en masterclasses bij Mario Neri en Marjorie Tyler.  'Westermann is lange tijd, zeg maar, mijn coach geweest en van Marjorie Tyler zaliger heb ik enorm veel geleerd.  Zij had onder meer het bijzondere vermogen je precies te vertellen op welke manier je verschillende tinten aan je stem kunt geven.'  
   Op de vraag hoe hij in zijn onderhoud voorziet antwoordt hij opgewekt dat hij 'wat bij elkaar scharrelt' en hoopt dat daaraan nu een eind zal komen.  'Gisteren heb ik een gesprek gehad met iemand van EMI, die zondag toevallig in de zaal zat.  Hij wilde onder andere weten wat mijn repertoire was.  Ik heb hem verteld dat ik vooral liederen heb gezongen - Schubert, Beethoven, Wolf - maar dat ik graag de opera-kant op wil.  Marjorie Tyler heeft gezegd dat ik bij uitstek geschikt ben voor grote rollen als Amonasro, Rigoletto, Hans Sachs of Mefistofeles.  De man was reuze enthousiast en binnenkort hebben we een tweede gesprek.  Ik ben benieuwd.'  

29 
Hoe is bet toch mogelijk dat iemand met een dergelijke stem op zo'n ouderwetse manier - het invallen wegens ziekte van een ander - wordt 'ontdekt'?  
'Ik zou het niet weten.  Er is eerder natuurlijk wel geprobeerd mijn capaciteiten onder de aandacht van de juiste personen te brengen.  Ook heb ik menig concours achter de rug, maar dat leverde nooit een eerste prijs op.  En tweede of derde prijzen tellen niet, zoals je weet.  Een keer heb ik Schuberts Schwanengesang gedaan op een festival in Zuid-Frankrijk.  Daar had ik veel succes mee, maar er was blijkbaar niemand die het oppikte.'  
   Met een gezicht dat net zo zelfverzekerd is als de toon waarop hij spreekt, zegt hij vervolgens het wel 'grappig' te vinden dat hij met Bach bekendheid heeft gekregen.  'De oude Johann Sebastian heeft natuurlijk heel mooie muziek gemaakt, maar voor mij is zo'n passie toch wel wat steriel, wat statisch.  Ik denk dat een verkorte versie, waarbij je de tekst een stuk inkort en de herhalingen van de aria's weglaat, bij een veel groter publiek zou kunnen aanslaan.  Maar als ik dat zeg zul je dat wel heiligschennis vinden, want in je recensie schreef je dat de uitvoering "bijna een sacrament" was.  Ik hoop niet dat je 't me kwalijk neemt, maar ik kijk daar toch anders tegenaan.  Het is eigenlijk een heel rare Nederlandse gewoonte om de Matteüs alleen maar in de periode voor Pasen te zingen.  In een land als Italië wordt het werk gewoon het hele jaar door uitgevoerd, net als ieder ander stuk.  En waarom ook niet?'  
Dan vindt u de Christuspartij vanwege de religieuze lading waarschijnlijk ook geen unieke rol  
   'Nee, absoluut niet.  Het christendom is een tovergeloof en het passieverhaal is een sprookje, een mythe. Je probeert je om muziekdramatische redenen natuurlijk wel in zo'n rol in te leven, maar Christus of Colas de tovenaar, dat maakt wat mij betreft niks uit.  In de Matteüs zing ik als Christus "Eli, Eli, lama, lama asabthani" en in Mozarts Bastien und Bastienne zing ik als Colas "diggi, daggi, schurry, murri".   

30 
Het zijn geen van beide teksten waar ik nou direct iets bijzonders bij kan voelen.'  
Maar van de eerste tekst wordt toch meteen daarna de vertaling -'Mijn God, waarom hebt ge mij verlaten?'- gegeven?  
   'Dat is waar, maar ik heb geen idee wie of wat God is.  Dus kom ik met die vertaling niet veel verder.  Ik zou ook nog een ander antwoord kunnen geven, maar dat vindt misschien niet iedereen even leuk.'  
Bach moet de Matteüs met een diep-religieuze intentie hebben gescheven.  
'Het bekende probleem.  In hoeverre dragen biografische gegevens van een componist bij tot je waardering van zijn muziek?  Zijn de madrigalen van Gesualdo minder fraai omdat hij zijn vrouw heeft vermoord?  Ik vind van niet. Wordt de Winterreise van Schubert er mooier van als je weet dat hij die nog op zijn sterfbed heeft gecorrigeerd?  Als iemand daar "ja" op zegt dan noem ik dat romantische Schwärmerei, die geen fluit met muziek heeft te maken.  Voor mij verliest Wagner niets aan kwaliteit omdat ik weet dat hij Von Bülow met zijn vrouw Cosima belazerde en dat hij Ludwig de Tweede van Beieren een poot heeft uitgedraaid.  Dat laatste was trouwens nog gerechtvaardigd ook, want het bracht hem verder met zijn kunst.  
   Zo vind ik het dus ook irrelevant je af te vragen wat Bach met zijn muziek voor religieuze bedoelingen heeft gehad.  Ik ga af op de tekst van het mythologische verhaal - dat natuurlijk best dramatisch is - en op de noten, vooral op de noten.  Verder niks.  Nou ja, ik heb wel eens een boekje over het leven van Bach gelezen.  Hij had nou niet direct een opwindend of inspirerend bestaan.'  
Iemand als Stanislaus Agincourt denkt blijkbaar heel anders over deze kwestie.  Er wordt verteld dat u afgelopen zaterdag tijdens de generale repetitie ruzie met hem hebt gehad.  
'Ach, dat was een incidentje.  Om mijn stem te sparen zong ik op halve kracht en bij het "Eli, Eli" schoot ik per ongeluk heel raar uit. Daarna deed ik  

31 
van de weeromstuit even 'tralala'.  Dat vond Agincourt waarschijnlijk niet gepast, omdat er publiek bij was.'  
Ik heb het anders gehoord.  Nadat u stem was uitgeschoten zou u 'Eli, Eli, lama asabthani' hebben gezongen op de melodie van het feestliedje 'Ja ja ja, wij willen willen willen.' Toen zou Agincourt 'Silentium!' hebben geroepen en: 'Herr Schneider, Sie sollen sich schämen!'  
   'Het was een van die dingen die tijdens een repetitie zo vaak voorkomen.  We hebben er achteraf nog even over gepraat en toen was het over.  Zoals je zelf maandag schreef, heeft de uitvoering er absoluut niet onder geleden.'  
Wat zoudt u op korte termijn het liefst gaan doen?  
   'Natuurlijk hoop ik dat het met EMI wat wordt en dat er daardoor aanbiedingen komen.  Ik zou heel graag rollen als Mefistofeles in Faust of Hagen in Wagners Ring willen zingen.  De serieuze opera heeft mijn voorkeur en ik denk dat ik daar ook het meest geschikt voor ben.'  
 

32

II. Inventio 
 
Hij nam een volgend vel papier met lege notenbalken.  In dat raamwerk verschenen in hoog tempo de voortekens, de noten en hun verbindingsstrepen.  De trefzekere manier waarop hij die verbindingen schreef, was het resultaat van decennia lange, bijna dagelijkse ervaring in het noteren van muziek.  De lijntjes leken met hun gracieuze overgangen van dik naar dun eigenlijk niet zo zeer geschreven, maar gepenseeld als Chinese karakters.  Onbedoeld hadden ze iets van wilgeblaadjes, van maansikkels, wimpels in de wind of golvend water. 
   Altijd waren de gedachten van de componist ver voor op zijn hand met de ganzeveer.  Steeds bleef het trage lichaam achter bij de Geest van zijn geest, die als een hoorn van overvloed de motieven, melodieën, harmonieën en ritmen uitstortte waarmee hij zijn contrapuntische klanktempels construeerde. 
   De ovale stippen die nu onder zijn dansende pen verschenen, waren bewust bedoeld als beeld, zowel voor het oog als voor het oor.  Een reeks tweeëndertigste noten in de bas schoot in een diagonaal van links boven naar rechts onder, ter illustratie van de tekst 'der Vorhang im Tempel zerriss in zwei Stück, von oben an, bis unten aus'.  Hij schreef bij het licht van zeven kaarsen; de noten in zwarte inkt en de evangelietekst in rood, waarmee hij zijn eerbied voor het bijbelwoord wilde tonen. 
   Bij uitzondering was het stil in huis.  Het enige geluid kwam van de regen, die boven hem op het dak ruiste.  Het raam van zijn werkkamer op de derde verdieping omlijstte weemoed wekkende stromen water in de schemering.  Vanochtend nog had de zon geschenen door de ramen van de Thomaskerk, waar hij met de gemeente de intocht van Jezus in Jeruzalem had gevierd: 'Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en rijdend op een ezelin!' Vandaag, Palmzondag, was zijn Heer door de wereld feestelijk

33 
verwelkomd en met palmtakken toegezwaaid.  Over enkele dagen, op Goede Vrijdag, zou diezelfde wereld hem beschimpen en afslachten als uitschot. 
   De pijp die hij tijdens het werken in zijn mond had gehad, was uitgegaan en hij legde haar neer.  In gedachten was hij nu aanwezig op een stoffige heuvel, even buiten dezelfde stad waar de triomftocht was gehouden.  Hij had de met gal vermengde azijn geroken, het bebloede witte kleed op de grond zien vallen en de hamerslagen gehoord waardoor de handen van zijn Verlosser waren vernield.  Het waren de kostbare handen, mediteerde hij, waarmee Jezus blinden, lammen en bezetenen had aangeraakt en genezen; de troostende handen die de zondige Maria Magdalena hadden vergeven; de gezegende handen waarmee hij tijdens het Laatste Avondmaal het brood bij het paaslam had gebroken 'Nehmet, esset, das ist mein Lelb' - en de beker met wijn had vastgehouden -'Trinket alle daraus, das ist mein Blut'- waarna hij zijn volgelingen had aangespoord zulks tot zijn gedachtenis te blijven doen.  Het waren de handen die hij had gevouwen in de Hof van Olijven toen hij, door al zijn leerlingen verlaten, in doodsangst bad verschoond te mogen blijven van het lijden dat hem te wachten stond.  Het waren de handen die door Judas met valse warmte waren vastgepakt op het moment van diens verraad; de handen die waren samengebonden toen hij moest verschijnen voor de hogepriester, die uitriep dat hij wegens godslastering de doodstraf verdiende.  Het waren de handen die veeleer hij, en niet de landvoogd Pontius Pilatus, in onschuld had kunnen wassen. 
   De componist dacht met deernis en ontsteltenis aan het dode lichaam van de levende God aan het kruis, dat afstak tegen de pestzwarte leegte van de hemel.  Dat kruis was het lichtende oog van rust geweest in een storm waarin de wereld wankelde, rotsen barstten en halfvergane lijken opstonden uit hun graven, om rond te dolen als slaapwandelaars die door een vonk van de Geest waren geraakt. 
   'Toen daverde en beefde de aarde en de grondvesten der bergen sidderden en dreunden, omdat Hij in toorn was ontbrand.  Rook

34 
steeg op uit Zijn neus, verterend vuur kwam uit Zijn mond, waardoor kolen in brand raakten.  En Hij boog de hemel en daalde neer; donkerheid was onder Zijn voeten.' Deze tekst uit psalm 18 viel de componist te binnen en daarna - zo goed kende hij de Schrift - fragmenten uit de psalmen 68 en 104, waarin eveneens aardschokken worden genoemd.  Hij doopte zijn pen in de zwarte inkt en gaf de begeleiding van de volgende woorden in zijn Passie, 'de aarde beefde', 18 tweeëndertigste noten mee.  De woorden 'en de graven openden zich' kregen 68 noten en de 'vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt' 104 noten.  De drie psalmen waarnaar hij verwees, wist hij, spraken bovendien over God die de mensen verlost van het kwaad, over God die voor zijn volk uittrekt en over de heerlijkheid van God en diens schepping. 

Johann Sebastian Bach wilde dat zijn Matteüspassie doordesemd was van zijn geloof in deze God en om dat te bereiken, hanteerde hij alle middelen die hij kon bedenken.  Van alle mogelijkheden maakte hij gebruik om het lijdensverhaal tegenwoordig te maken: van hoge en lage passages of noten; van melodie, ritme, harmonie, instrumentatie, stemkeus en dynamiek; van toonsoorten, stijlen, vormprincipes, contrastwerking, verbreding, verkorting, omkering en kreeftgang; van zichtbare en hoorbare afbeeldingen; van een symbolische architectuur en van een gedetailleerde getalssymboliek.  Elk van deze elementen voorzag hij van vele, soms tientallen, verwijzingen naar het passieverhaal, want hij wilde dat zijn toehoorders het als aanwezige werkelijkheid zouden herbeleven. 
   Als de apostelen tijdens het Avondmaal met de vraag 'Herr, bin ichs?' van Jezus te weten willen komen wie hem verraden zal, laat hij die vraag elf keer klinken.  De twaalfde apostel - Judas - zegt niets, want hij weet het antwoord al. 
   De aria 'So ist mein Jesus nun gefangen' onthoudt hij het fundament van de basso continuo omdat Christus, de basis van alle bestaan, aan de wereld is ontnomen. 
   De geseling van Jezus beeldt hij af door middel van meedogenloos

35
ritmische striemen van de strijkers en huiveringwekkende akkoorden, waarboven een alt de noodkreet 'Erbarm es Gott!' slaakt. 
   Als de spotters onder het kruis Christus ervan beschuldigen 'Ich bin Gottes Sohn' te hebben gezegd, dan geeft hij die woorden dezelfde noten mee als het 'O Lamm Gottes' uit het openingskoraal, maar dan omgekeerd en in kreeftgang. 
   Christus' aanroep 'Eli, Eli, lama asabthani' laat hij zingen boven gebroken drieklanken in omgekeerde ligging.  De eerste drieklank is in majeur; deze trias perfectum, de volmaakte drieklank, gebruikt hij als symbool voor de goddelijke Drieëenheid van Vader, Zoon en Geest.  De tweede drieklank is verminderd en daarmee onvolmaakt.  Is het omdat de Vader voor de Zoon onbereikbaar schijnt?  Is het omdat de Zoon op het punt staat de Geest te geven? 
   Symbolische getallen verwerkte Bach niet alleen in akkoorden, maar ook in aantallen noten, maten en delen van een werk en in de teksten.  Dat laatste kon hij, omdat hij de letters van het alfabet elk een getal had gegeven, van 1 voor de A tot en met 24 voor de z. De I en de J hadden allebei 9 gekregen en de U en de V beide 20, vandaar dat het totaal niet op 26 uitkwam.  Volgens dit systeem kon hij bijvoorbeeld de naam 'Bach' omzetten in de getallen 2138, waarvan de optelsom 14 oplevert.  Met veertien noten of maten toonde hij zijn bijzondere betrokkenheid bij een fragment of plaatste hij zijn signatuur. 

Voor zijn avondgebed sloeg hij psalm 68 op.  'God staat op, Zijn vijanden worden verstrooid, Zijn haters vluchten voor Zijn aangezicht.  Gelijk rook wordt verdreven, verdrijft Gij hen; gelijk was smelt voor het vuur, zo ver gaan de goddelozen voor Gods aangezicht.' 
   In psalm 104 las hij: 'Loof de Heer, mijn ziel!  Heer, mijn God, Gij zijt zeer groot.  Gij zijt bekleed met majesteit en luister.  Hij hult zich in het licht als een mantel, Hij spant de hemel uit als een tentkleed, Hij zoldert zijn opperzalen in de wateren, Hij maakt de wolken tot zijn wagen, Hij wandelt op de vleugelen van de wind.'