Christen & kunst22 mei 2000

„Ciceroniaan zijt ge, geen christen.”

Ca. 390 - Hieronymus droomt dat hij voor de troon van de hemelse Rechter te horen krijgt: „Ciceroniaan zijt ge, geen christen.”

De westerse kerkvaders zijn gevormd door het klassieke denken. Onderwijs is in hun tijd immers niet denkbaar zonder de teksten van Homerus en Vergilius, Cicero en Euripides, Plato en Aristoteles. In zijn ”Belijdenissen” haalt Augustinus herinneringen op aan de boeken uit zijn jeugd. Hij vermeldt hoe hij tranen stortte om de dood van Dido (in Vergilius' ”Aeneis”), hij beschrijft hoe het lezen van Cicero's ”Hortensius” een wending in zijn leven betekende. Na zijn bekering oefent hij weliswaar kritiek op de inhoud van veel heidense teksten, maar zijn opleiding verloochenen kan hij niet. Zijn preken, zijn apologetische geschriften, zijn commentaren – alles is doordrenkt van de klassieke redeneertrant, de retorica.

De kerkvader Hieronymus maakt een vergelijkbare ontwikkeling door. Ook hij is doorkneed in het werk van de klassieken, zelfs zodanig dat hij zich krachtdadig tot de orde geroepen voelt door de droom die hij in zijn 22e brief beschrijft. Voor de troon van de hemelse Rechter gesleurd, wordt Hieronymus gewogen en te licht bevonden: „Ciceroniaan zijt ge, geen christen.” Daarop legt hij de belofte af nooit meer in de profane boeken te zullen lezen, zich integendeel te wijden aan de vertaling van de Bijbel in het Latijn. Toch staat ook zijn latere werk vol met citaten uit klassieke teksten: de taal, de stijl van de klassieken is de enige waarin hij geleerd heeft zich uit te drukken.

Als hem gevraagd wordt waarom hij dergelijke citaten een plaats gunt in zijn werk, wijst hij op Paulus' citaten uit de heidense literatuur. Verder haalt hij Origenes aan, die de klassieke auteurs vergelijkt met de heidense vrouw uit Deuteronomium 21, met wie een Joodse man zou kunnen trouwen als hij haar maar ontdoet van alle seculiere kenmerken. Dan nog is Hieronymus niet erg positief over zo'n huwelijk: zo'n vrouw is een slavin, ze heeft geen waarde in zichzelf, maar ze kan gehuwd worden terwille van het nageslacht.

De houding van de kerkvaders kenmerkt zich door selectie van waardevolle elementen uit de klassieke cultuur. Daarbij wijzen ze erotiek, mythologie en cultisch beladen kunstvormen –schouwspelen, dans, bepaalde muziek– af, maar stimuleren ook de ontwikkeling van een nieuwe, christelijke cultuur. Er ontstaan christelijke teksten, liturgische muziek, een eigen iconografie, bouwkunst en dichtkunst.