Christen & kunst22 mei 2000

Thoene, Mak en
Moerkerken doen het goed

Door W. B. Kranendonk
Voor uitgevers binnen de gereformeerde gezindte lijkt de groei er nog niet uit te zijn. Jongere generaties lezen meer boeken dan ouderen. Dat geldt ook voor het maken van en het luisteren naar muziek. Daarentegen komen mensen boven de veertig jaar gemiddeld iets vaker in een museum dan jongeren. Hoger opgeleiden stellen zich opener op ten opzichte van de cultuur dan lager opgeleiden. Zij bezoeken vaker toneelvoorstellingen en uitvoeringen van klassieke muziekwerken. Het taboe op bioscoopbezoek is bij jongeren beneden de twintig doorbroken.

Bijna eenderde van de abonnees van het Reformatorisch Dagblad leest meer dan 25 boeken per jaar. Van dezelfde groep leest 35 procent jaarlijks hooguit tien boeken en 3 procent zegt nooit een boek ter hand te nemen. Dat blijkt uit een schriftelijke enquête die is gehouden onder 1200 lezers van deze krant; 632 van hen stuurden het vragenformulier ingevuld terug. Daarnaast hebben 108 scholieren tussen de 15 en 18 jaar van enkele reformatorische scholen een beperkte vragenlijst ingevuld.

De leeshonger verschilt nogal per leeftijd. De boekenwurmen zitten vooral in de jongere leeftijdsgroepen. In de categorie 21 tot 30 jaar leest 40 procent meer dan 25 boeken per jaar en 38 procent van de dertigers doet dat ook. De mensen van 60 jaar en ouder die jaarlijks minstens 25 boeken doorwerken, zijn duidelijk een minderheid. Slechts 20 procent redt dat. Opvallend is dat het percentage mensen dat geen boek leest in de leeftijd tussen 61 en 70 jaar het hoogst is, 7 procent. Enerzijds zal dit te verklaren zijn door afnemend gezichtsvermogen of andere gebreken bij ouderen. Anderzijds zal de noodzaak van studie en de behoefte om bij te blijven jongeren stimuleren om eerder een boek te pakken.

Drijfveer
Dat het volgen van een studie een belangrijke drijfveer is om te lezen, blijkt ook uit het onderzoek onder scholieren. Van hen zegt 72 procent meer dan 25 boeken per jaar te lezen. Daarbij moet worden bedacht dat hier vooral leerlingen van havo, vwo en mbo onder zitten. Bij de lbo-leerlingen ligt het percentage beduidend lager; slechts 6 procent leest meer dan 25 boeken per jaar. De getallen liggen heel anders als middelbare scholieren wordt gevraagd of lezen hun hobby is. Daar reageert 28 procent van hen positief op.

De volwassen lezers is gevraagd welke van de boeken die zij in het achterliggende jaar hebben gelezen, zij zich het best herinneren. ”De Kronieken van Sion” van Thoene staan bovenaan. Daarna komen achtereenvolgens de levensbeschrijving van ds. W. C. Lamain, de ”Eeuw van mijn vader” van Geert Mak, de bundel ”Jozef leeft nog” van ds. A. Moerkerken, ”De Rugzak” van Joke Verweerd en ”Het wonderlijkste wonder” van J. M. Vermeulen. Overigens moet men hierbij wel bedenken dat meer dan de helft van de geënquêteerden (62 procent) een titel noemde die slechts door een of twee anderen ook werd gekozen. Met andere woorden: de populariteit van voornoemde schrijvers heeft haar grenzen.

Als gevraagd wordt naar de categorie boeken die men leest, blijken meditatieve boeken zoals prekenbundels en vooral dagboeken populair (53 procent), gevolgd door praktisch-pastorale boeken (51 procent). Bij geen enkele andere categorie boeken komt het gemiddelde boven de grens van 50 procent uit. De interesse voor meditatieve werken neemt toe naarmate mensen ouder worden. Van de middelbare scholieren zegt 23 procent een dagboek te gebruiken. Bij de lezers tussen 21 en 30 jaar ligt het percentage geïnteresseerden in meditaties en preken op 38. In de leeftijdscategorie 61 tot 70 jaar is dat opgelopen tot 58 procent.

Gelet op het opleidingsniveau is het opmerkelijk dat het gebruik van meditatieve werken bij alle categorieën rond de 50 procent of hoger ligt, met uitzondering van de vwo'ers. Van hen zegt slechts 33 procent dit soort boeken te lezen. Toch kan daaruit niet worden afgeleid dat 'bollebozen' minder behoefte hebben aan bezinnende kost. Bij mensen die na het vwo een wetenschappelijke studie afrondden, ligt het gebruik van meditatieve lectuur namelijk weer op 61 procent. Bovendien blijken vwo'ers zelf bijvoorbeeld wel geïnteresseerd in praktisch-pastorale lectuur; 67 procent van hen leest die.

Biografieën van personen uit de kerkgeschiedenis vinden meer aftrek bij mannen (37 procent) dan bij vrouwen (23 procent). Kijkt men naar de leeftijdsgroepen, dan blijkt dat in bijna elke leeftijdsgroep van de volwassenen de meerderheid in deze verhalen uit de –kleine– kerkgeschiedenis is geïnteresseerd. Alleen bij de zeventig-plussers vinden deze levensgeschiedenissen minder aftrek (42 procent).

Overeem en Schippers
Als het om romans en literatuur gaat, vinden bij de RD-lezers de (streek)romans van schrijvers als Schippers, Overeem, Veenhof, Oosterbroek-Dutchun nog steeds de meeste aftrek (47 procent). Amerikaanse auteurs als Thoene, Peretti, Rivers, Cavenaugh doen het ook behoorlijk goed (35 procent). Echt literaire werken vinden bij 20 procent van de lezers aftrek.

Voor de streekromans blijkt de belangstelling bij de groep lezers onder de vijftig jaar iets groter te zijn (49 procent) dan bij de vijftig-plussers (41 procent). De boeken van Amerikaanse schrijvers trekken vooral aandacht bij de twintigers (49 procent) en dertigers (43 procent). Bij de veertig-plussers daalt die belangstelling tot gemiddeld 25 procent.

Naarmate de leeftijd vordert, neemt ook duidelijk de belangstelling voor literatuur af. Dat 76 procent van de middelbare scholieren zegt literatuur te lezen, zal niemand verbazen. Het jonge volk zal wel moeten, wil het slagen voor hun examen Nederlands en de moderne vreemde talen. Toch lijkt het erop dat veel leerlingen niet van harte de schone letteren bestuderen. Na de middelbare-schoolleeftijd zakt de interesse voor literatuur overduidelijk. Van de 21- tot 30-jarigen leest nog 25 procent literatuur. Een forse daling vergeleken bij de eerder genoemde 76 procent. Na het passeren van de 30 jaar neemt de belangstelling voor letterkunde gestaag af. Bij de zestig-plussers is dit gedaald tot 11 procent. Daarbij moet wel worden bedacht dat van deze leeftijdsgroep een belangrijk deel op de middelbare school geen kennis heeft gemaakt met literaire schrijvers. Eenvoudig omdat zij in hun jeugd –meestal– niet de kans kregen een middelbare schoolopleiding te volgen.

Opleiding blijkt zeker van invloed te zijn bij de interesse voor literatuur. Vooral vwo'ers zijn in literaire werken geïnteresseerd (50 procent), gevolgd door hbo'ers (37 procent) en havo'ers (26 procent). Bij de andere opleidingsniveaus is er duidelijk minder belangstelling; in alle gevallen ligt die onder de 20 procent. Bij lbo'ers heeft iets minder dan 7 procent enige interesse in literatuur.

Amerikanen
Als het gaat om streekromans ligt dat precies omgekeerd. Vooral mensen met een lbo-opleiding lezen die (60 procent). Dit soort boeken vindt ook aftrek in allerlei andere opleidingscategorieën, steeds ruim boven de 50 procent. Alleen bij hbo'ers en mensen met een wetenschappelijke opleiding is de belangstelling behoorlijk minder, respectievelijk 27 en 11 procent.

Voor Amerikaanse schrijvers hebben lbo'ers duidelijk minder belangstelling (24 procent). Deze auteurs doen het beter bij mensen met een vwo-opleiding (44 procent) of een hbo-studie (43 procent). Kennelijk vinden schrijvers als Peretti en Rivers toch meer aansluiting bij hoger opgeleiden. In dit verband is wel opvallend dat vooral lbo'ers de boeken van het echtpaar Thoene noemen als hen wordt gevraagd welke titel zij zich het best herinneren van de boeken die zij het achterliggende jaar hebben gelezen. Namen van andere Amerikaanse auteurs noemen lbo'ers niet. Gedichten doen het bij ouderen beter dan bij jongeren. Zo zegt 32 procent van de mensen tussen 51 en 60 jaar dat ze gedichten lezen, tegen 15 procent bij mensen onder de 40 jaar. Vrouwen hebben ook iets meer met poëzie (27 procent) dan mannen (10 procent).

Bouquetreeks
Voor boekjes uit de Bouquetreeks bestaat bij volwassenen nauwelijks belangstelling, krap 1 procent, terwijl deze bij middelbare scholieren nog altijd goed zijn voor 18 procent. De belangstelling voor thrillers ligt in bijna alle leeftijdscategorieën rond de 10 procent, zij het dat deze interesse na de 60 jaar duidelijk afneemt. Daarentegen hebben mensen in de leeftijd tussen de 21 en 30 jaar meer interesse voor boeken vol spanning: 21 procent. Daarbij is niet helemaal duidelijk of zij echte misdaadromans kiezen of met deze keuze voor thrillers willen aangeven geïnteresseerd te zijn in spanningsvolle boeken van christelijk georiënteerde schrijvers uit de Angelsaksische wereld. Op dit punt is er ook een duidelijk verschil tussen mannen (15 procent) en vrouwen (7 procent). De gedachte dat vooral lager opgeleiden voor het genre van de thrillers kiezen, is misplaatst. Bij lbo'ers en mavo'ers ligt het percentage rond de 7 procent, terwijl dit bij mbo'ers en hbo'ers 17 procent is.

Strips zijn vooral in trek bij jongeren. Van de middelbare scholieren zegt 63 procent geregeld plaatjes met praatjes te bekijken en te lezen. Bij de volgende generatie, die van 21 tot 30 jaar is dat al gedaald tot 11 procent. Overigens doen andere jeugdboeken het bij jongeren ook nog goed; 71 procent van de ondervraagde scholieren zegt minimaal tien jeugdboeken per jaar te lezen.

Zelf de pen ter hand nemen om gedichten of verhalen te schrijven, doet slechts 7 procent van de lezers. Een belangrijk deel van deze schrijfproducten bereikt echter niet het grote publiek, want slechts eenderde wordt gepubliceerd in bladen, bundels of boeken.

Klassieke muziek

Binnen de gereformeerde gezindte is naast boeken ook muziek populair. Van de volwassenen zegt 11 procent nooit een cd-speler of radio aan te zetten om naar muziek te luisteren. Ruim 47 procent doet dat dagelijks en nog eens zo'n 23 procent 6 tot 15 keer per maand. Bij jongeren ligt het percentage dat nooit luistert op 4. Geestelijke muziek, zoals kerk- en koorzang, scoort zowel bij volwassenen (86 procent) als bij jongeren (78 procent) hoog. Klassieke muziek doet het bij twintig-plussers beter dan bij jongeren, de percentages liggen respectievelijk op 54 procent en 33 procent. Als men naar opleidingsniveau kijkt, dan haalt de klassieke muziek alleen in de groep lbo'ers de 50 procent niet.

Gospelmuziek weet bij gemiddeld 19 procent van de volwassenen het gehoor te trekken. Daarbij moet worden aangetekend dat jongere generaties meer belangstelling voor dit genre hebben dan ouderen. Zo luistert een kwart van de lezers tussen 21 en 30 naar gospel, terwijl eentiende van de zestig-plussers dit doet. Bij scholieren ligt het percentage op 41. Opmerkelijk is dat de interesse bij volwassenen met een lbo-opleiding op 13 procent ligt, bij mavo'ers en havo'ers op 18 procent en bij vwo'ers op 45 procent.

Echte popmuziek vindt onder de RD-lezers die hebben gereageerd nauwelijks aftrek; krap 2 procent zegt hiernaar te luisteren. Bij de geënquêteerde scholieren ligt dit percentage op 17 procent.

Concertmuziek

Het grootste deel van de ondervraagde groep trekt slechts sporadisch de schoenen aan om naar muziek te luisteren. Ruim 36 procent gaat nooit naar een concert of uitvoering en nog eens 46 procent doet dat hooguit drie keer per jaar. Slechts 3 procent bezoekt jaarlijks meer dan tien concerten.

De belangstelling van de concertbezoekers gaat vooral uit naar uitvoeringen van christelijke koren ( 59 procent) en van organisten (38 procent). De belangstelling voor uitvoeringen van klassieke muziek in kerk- of concertzaal ligt op 15 procent. Dit soort uitvoeringen weet vooral bij hoger opgeleiden interesse te trekken, zoals vwo (22 procent), hbo 23 procent) en universitair opgeleiden (36 procent).

De gereformeerde gezindte luistert niet alleen naar muziek, veelvuldig bespelen mensen uit die gezindte zelf een instrument. Zo'n 44 procent doet dat en 16 procent is lid van een koor. Het percentage muzikanten ligt in de leeftijdscategorie 21 tot 40 jaar op 58, terwijl dat in de categorie 41 tot 70 jaar op 37 staat. Het aantal muziekmakers binnen de gereformeerde gezindte lijkt dus toe te nemen.

Die conclusie is zeker te verdedigen als we zien dat jongeren die een instrument bespelen, procentueel gezien vaker muziekles kregen dan oudere muzikanten. Zo heeft bijvoorbeeld van de muziekmakers in de leeftijdsgroep 21 tot 30 jaar 80 procent lessen gevolgd, terwijl de groep 41 tot 70 zo'n 66 procent een muziekleraar heeft gehad.

Als het gaat om de populariteit van muziekinstrumenten, staat het orgel nog steeds bovenaan, respectievelijk gevolgd door blokfluit, piano, dwarsfluit en gitaar. Van de instrumentalisten heeft 71 procent les gehad en 19 procent heeft bij een muzikale uitvoering anderen van z'n gaven laten meegenieten.

Boetseren

Heel anders dan bij muziek is de belangstelling voor beeldende kunst. Zo'n 9 procent van de ondervraagde volwassenen schildert, boetseert of beeldhouwt. Mensen met een lbo- of mavo-opleiding doen dat nauwelijks, respectievelijk 3 en 6 procent. Daarentegen blijken wetenschappelijk gevormden hier meer aan te doen (18 procent). Van de beoefenaars van de beeldende kunsten heeft 55 procent wel eens les gehad om de kneepjes van het vak onder de knie te krijgen. Toneel wordt er binnen de gereformeerde gezindte door 16 procent wel eens beoefend. Het gaat daarbij vooral om stukjes die mensen bij bruiloften en familiefeesten opvoeren. Echt meedoen aan het instuderen en opvoeren van grote toneelstukken doet bijna niemand, minder dan 1 procent. „Alleen in mijn opleiding heb ik hieraan mee moeten doen”, schreef iemand op het vragenformulier. Het bezoeken van een toneelvoorstelling in een schouwburg doet slechts een kleine minderheid; 4 procent van de ondervraagden stapt een tot drie keer per jaar de toneelzaal binnen. Uitgesplitst naar opleiding geldt ook hier dat hoger opgeleiden dit vaker doen dan lager opgeleiden. Zo zegt 8 procent van de hbo'ers enkele malen per jaar naar de schouwburg te gaan en van de wetenschappelijk opgeleiden 12 procent.

Bioscoopbezoek

Anders ligt het bij het bezoek aan een bioscoop. Van de volwassenen gaat 7 procent jaarlijks een tot drie keer naar de film. Daarbij is er duidelijk verschil tussen oudere en jongere generaties. Van de zestig-plussers gaat 4 procent hooguit drie keer per jaar de filmzaal binnen; bij de geënquêteerden tussen de 21 en 30 jaar ligt dit percentage op 13. Vergeleken met de scholieren is dit percentage laag: van de reformatorische scholieren blijkt 66 procent minstens een keer per jaar naar de bioscoop te gaan. Favoriete films zijn de Titanic, Prince of Egypt, Kruimeltje, maar ook films met een gewelddadiger of schunniger inhoud bekijken jongeren. Hier is duidelijk een breuk met hetgeen tot nu toe binnen de gereformeerde gezindte gangbaar is. Dat is zeker zo omdat deze uitkomst overeenkomt met het onderzoek dat het RD in 1998 onder middelbare scholieren liet uitvoeren en dat is gepubliceerd in de bundel ”De eeuw in het hart”. Toen gaf 44 procent van de ondervraagde leerlingen aan dat zij de bezwaren van de reformatorische kring tegen bioscoopbezoek deelden. Nu blijkt die groep nog kleiner te zijn geworden.

Musea
Genieten van de kunstschatten die in musea te zien zijn, doet maar een klein deel. Van de ondervraagden zegt 48 procent nooit een museum binnen te gaan; 42 procent doet dat een tot drie keer per jaar en slechts 10 procent doet het vaker. De mensen die hooguit drie keer per jaar naar een museum gaan, zijn vooral geïnteresseerd in streek- of kerkgeschiedenis –achtereenvolgens 34 en 39 procent– en minder in kunstwerken. Schilderijententoonstellingen weten nog zo'n 25 procent van de ondervraagden te interesseren, maar moderne kunst slechts 3 procent. Bij de onderzochte groep blijken mensen boven de veertig en hoger opgeleiden in het algemeen iets vaker naar tentoonstellingen te gaan dan mensen met een lagere opleiding.

Samenvattend: belangstelling voor cultuur in de meest brede zin van het woord is binnen de gereformeerde gezindte aanwezig. Boeken en muziek hebben brede interesse. Voor kunst bestaat vooral belangstelling bij de hoger opgeleiden. Daarin verschilt de reformatorische kring niet van de samenleving als geheel. Ook daar is een kleinere groep die geboeid is door werken van klassieke en moderne kunstenaars. Van een grotere openheid ten opzichte van de cultuur binnen het geheel van de gereformeerde gezindte is geen sprake, afgezien van het bioscoopbezoek bij jongeren.